30 526
Regels met betrekking tot een bijdrage in de politiekosten bij publieksevenementen (Wet bijdrage politiekosten bij publieksevenementen)

nr. 7
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

’s-Gravenhage, 11 juni 2008

Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik hierbij het bij koninklijke boodschap van 13 april 2006 ingediende voorstel van wet houdende regels met betrekking tot een bijdrage in de politiekosten bij publieksevenementen (Wet bijdrage politiekosten bij publieksevenementen) (30 526) in.

Het creëren van de wettelijke bevoegdheid om politiekosten bij publieksevenementen (deels) door te berekenen aan de organisatoren, had ten doel de organisatoren van dit soort evenementen te stimuleren om zodanige veiligheidsmaatregelen te treffen, dat daardoor de politie-inzet omlaag zou kunnen. Na indiening van voornoemd wetsvoorstel, dat alleen van toepassing zou zijn op wedstrijden in het betaald voetbal, is uit de jaarverslagen van het Centraal informatiepunt voetbalvandalisme gebleken dat de politie-inzet is gedaald. Daar komt bij dat op 20 mei 2008 het wetsvoorstel maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast (31 467) bij de Tweede Kamer is ingediend, welk wetsvoorstel de burgemeester en de officier van justitie extra bevoegdheden geeft om voetbalvandalisme en andere vormen van ernstige overlast aan te pakken. Deze autoriteiten kunnen een aanwijzing geven aan voetbalvandalen die kan inhouden dat een hooligan zich tijdelijk niet in een gebied – bijvoorbeeld rondom het stadion – mag bevinden, niet in contact mag komen met andere hooligans, of zich tijdens de wedstrijd elders moet melden. De geschetste daling van de politie-inzet én de nieuwe bevoegdheden maken het wetsvoorstel dat moet leiden tot doorberekening van politiekosten bij voetbalwedstrijden, naar mijn mening overbodig.

Ik ga ervan uit hiermee tevens te hebben voldaan aan het verzoek van de Vaste Commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, gedaan bij brief van 29 april jl. (uw kenmerk; 08-BZK-B-35), om deze commissie nader te informeren over mijn voornemen tot intrekking van dit wetsvoorstel.

De minister voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

G. ter Horst

Naar boven