30 526
Regels met betrekking tot een bijdrage in de politiekosten bij publieksevenementen (Wet bijdrage politiekosten bij publieksevenementen)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 25 april 2007

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen.

Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave 
   
1.Inleiding1
2.Totstandkoming van het wetsvoorstel5
3.De gronden en uitgangspunten van het wetsvoorstel5
4.De hoofdelementen van het wetsvoorstel7
5.Buitenland12
6.Cijfers12
7.Administratieve, bestuurs- en financiële lasten13

1. ALGEMEEN

1. Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel.

Alvorens over te gaan tot de inhoud van het voorliggende wetsvoorstel hechten de leden van de CDA-fractie eraan te vermelden dat zij ten principale met de regering van mening zijn dat het niet onredelijk is om een bijdrage in de kosten te vragen bij publieksevenementen waarbij een onevenredige inzet van politie noodzakelijk is gebleken en waarvan een of enkele private partijen een specifiek aan hen toerekenbaar profijt hebben, om op deze wijze een zekere evenwichtigheid aan te brengen tussen de lusten en de lasten. Deze principiële standpuntbepaling staat voor de aan het woord zijnde leden los van de eventuele waardering over de wijze waarop aan dit principe vorm wordt gegeven in het voorliggende wetsvoorstel.

Bij deze leden leeft nog wel een aantal vragen waarover zij graag met de regering van gedachten zouden willen wisselen. De leden van de CDA-fractie onderschrijven met de regering dat de handhaving van de openbare orde een kerntaak van de overheid is en het geweldsmonopolie in Nederland, behoudens de defensiemachten, berust bij de politie en daarom de beslissingsbevoegdheid over de inzet van politie te allen tijde in handen blijft van het bevoegde gezag.

Daarmee zijn de aan het woord zijnde leden nog niet van mening dat de kosten voor de uitvoering van deze kerntaak, de handhaving van de openbare orde, onder alle omstandigheden ook geheel uit de publieke middelen betaald dienen te worden. De eerder genoemde leden realiseren zich dat met het onderliggende wetvoorstel een principiële keuze wordt gemaakt om de inzet van politie voor de handhaving van de openbare orde door te belasten aan organisatoren van evenementen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van het wetsvoorstel dat het mogelijk moet maken om een deel van de politiekosten bij een publieksevenement te verhalen op de organisatoren van dat evenement. Deze leden delen de zorgen van de regering over het beslag dat grote publieksevenementen leggen op de inzet van politie. Wel hebben zij grote twijfels, ook van principiële aard, bij het gekozen instrument van betaling voor de politie-inzet. Daarom zouden deze leden naar aanleiding van het voorliggende wetsvoorstel graag een aantal vragen beantwoord zien.

Zoals al eerder gezegd hebben de leden van de PvdA-fractie grote twijfels over het instrument om organisatoren van voetbalwedstrijden mee te laten betalen voor de inzet van politie. Deze twijfel is in de eerste plaats principieel: hoewel het gaat om een commercieel geëxploiteerde sport is er ook een groot maatschappelijk belang omdat veel mensen van de wedstrijden genieten. Daarom zouden de leden van de PvdA-fractie graag een uitgebreidere afweging zien tussen dit financiële instrument en alternatieve instrumenten. In het buitenland maakt het betalen voor politie-inzet bij voetbalwedstrijden vaak onderdeel uit van een voetbalwet die de politie ook specifieke mogelijkheden biedt om vandalisme en dus politie-inzet te voorkomen. Nederland kent naar de mening van deze leden nog een lacune in instrumentarium om voetbalvandalisme bij de bron aan te pakken Daarom denken de leden van de PvdA-fractie actief na over een Voetbalwet. Hoe staat de regering tegenover dit soort alternatieven die de noodzaak van politie-inzet ook kunnen verlagen?

Een andere manier om de politie-inzet te verminderen is het bevorderen van goede ervaringen. Hoe gebeurt dit nu en zijn daar nog mogelijkheden voor verbetering?

Met enige verwondering hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van dit wetsvoorstel.

De voorgestelde bijdrage in de politiekosten lijkt vooralsnog enkel betrekking te hebben op betaalde voetbalwedstrijden. Waarom heeft de regering niet besloten tot een specifieke Voetbalwet?

De regering beklemtoont dat met dit wetsvoorstel niet de verantwoordelijkheid voor orde en veiligheid, maar slechts de financiering verandert. Waarom is zij het niet met deze leden eens dat verantwoordelijkheid en financiering niet los van elkaar kunnen worden gezien?

De leden van de VVD-fractie hebben met gemengde gevoelens kennisgenomen van dit wetsvoorstel.

Ook deze leden onderkennen de problematiek rondom de inzet van politie bij publieksevenementen; bij een onevenredige grote noodzakelijke politie-inzet raakt de verhouding algemene en private baten versus publieke en private lasten uit balans.

Zij hebben echter nog een aantal kritische opmerkingen en vragen ten aanzien van de wenselijkheid van het wetsvoorstel, de voorgestane wijziging en de daaraan ten grondslag liggende overwegingen en argumenten.

De leden van de VVD-fractie onderkennen dat bij sommige commerciële publieksevenementen de noodzakelijke inzet van politie onevenredig is ten opzichte van vergelijkbare andere publieksevenementen, terwijl een of enkele private partijen daarvan een specifiek aan hen toerekenbaar profijt hebben. Deze (onevenredige) kosten van de inzet worden vervolgens op de algemene middelen afgewend, waarbij bovendien de benodigde en ingezette ambtenaar van politie niet nog elders kan worden ingezet. Zij zouden graag vernemen wanneer nu gesproken dient te worden van een onevenredige inzet en wat wordt verstaan onder evenredige inzet.

Gelet op de lange ontstaansgeschiedenis van dit wetsvoorstel vragen de leden van de VVD-fractie de mening van de regering over de door het vorige kabinet gemaakte afweging. Onderschrijft zij de gemaakte afweging met als conclusie dat de kosten voor de uitvoering van de kerntaak, handhaving van de openbare orde, onder alle omstandigheden ook geheel uit de algemene middelen dienen te worden betaald?

Zij vernemen ook graag de reactie van de regering op het standpunt van de Raad van Hoofdcommissarissen die principieel tegen het doorberekenen van de kosten zijn.

De regering stelt dat er inmiddels al een groot bedrag is geïnvesteerd in veiligheidsmaatregelen door de betaald voetbalorganisaties. De leden van de VVD-fractie vragen inzicht te geven in de aard van investeringen en maatregelen die de organisaties hebben getroffen om specifiek de politie-inzet terug te dringen. Heeft de regering enig inzicht in de oorzaken van de, desondanks, toegenomen politie-inzet?

Tot slot zijn de leden van de VVD-fractie benieuwd naar mogelijk alternatieve wijzen om de klaarblijkelijk grote politie-inzet ten behoeve van het betaald voetbal (beter) te organiseren. Wat is de mening van de regering over een landelijk georganiseerde politie-inzet (dienst) ten behoeve van het betaald voetbal? In hoeverre ziet zij raakvlakken met een organisatiestructuur en sturing van bijvoorbeeld de Spoorwegpolitie? In hoeverre ziet de regering raakvlakken met de organisatiestructuur en sturing van de verkeerspolitie (onder leiding van het KLPD)?

De leden van de PVV-fractie zijn in het algemeen van mening dat de voetbalclubs niet voldoende hebben gedaan aan het beteugelen van hun eigen raddraaiers. Er zijn grote stappen gezet maar in de beleving van deze leden had er veel meer in gezeten. Ditzelfde verwijt kan echter ook de overheid in het algemeen worden gemaakt. Het vervolgen en zwaar straffen van voetbalhooligans is achterwege gebleven. De aangehouden raddraaiers staan na een paar uur weer op straat en zijn de volgende wedstrijd weer aanwezig. Snelrecht en zware straffen bieden een oplossing naar de mening van de leden van de PVV-fractie. Deze zijn tot op heden zeker niet voldoende uitgevoerd.

De leden van de PVV-fractie zijn wel van mening dat voetbalclubs niet zonder een substantiële bijdrage een zware druk op het politieapparaat mogen blijven claimen. Graag zouden zij hierbij echter wel willen bezien of maatwerk kan worden toegepast. Er zijn namelijk grote verschillen tussen de clubs te noemen; ook de regio’s en aantallen clubs in die regio kunnen uiteindelijk van belang zijn voor de mate van politiebijdrage, zoals een stad als Rotterdam met drie betaalde clubs en steden als Den Haag en Amsterdam met maar een club.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel inzake politiekosten bij publieksevenementen.

Het wetsvoorstel beoogt vermindering van de politie-inzet, vermindering van de zware druk op de algemene middelen die door de benodigde politie-inzet bij bepaalde evenementen wordt gelegd en het vergroten van het kostenbewustzijn van organisaties. De leden van de ChristenUnie-fractie zijn van mening dat dit wetsvoorstel daar werkelijk een bijdrage aan zal kunnen leveren. Zij constateren dat de burgemeester verantwoordelijk blijft voor de handhaving van de openbare orde en de inzet van de politie. Daarmee blijft de veiligheidstaak de volledige verantwoordelijkheid van de overheid. Hierdoor is er voor de leden van de ChristenUnie-fractie geen principiële belemmering om de kosten van de onevenredige inzet van politie door te berekenen, nu slechts een heel beperkt deel van de samenleving van die inzet profiteert.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering of zij heeft overwogen bij bepaalde evenementen een heffing op de toegangskaartjes in te voeren. Deelt de regering de mening van deze leden dat een heffing, van bijvoorbeeld een euro, geen belemmering zal vormen voor het bezoeken van het evenement?

Daarnaast constateren deze leden dat de toelichting van dit wetsvoorstel niet ingaat op andere initiatieven om geweld in en om de voetbalstadions te voorkomen. Zij vragen de regering daar wel op in te gaan, in het bijzonder op de verschillende initiatieven voor een Voetbalwet.

Bij veel publieksevenementen wordt gebruik gemaakt van zogenaamde stewards. Zij mogen de bezoekers alleen fouilleren en zijn slechts gastheer. Als rellen uitbreken, ontbreekt iedere bevoegdheid van stewards om in te grijpen. Acht de regering dat wenselijk, zo vragen de leden van de ChristenUnie-fractie. Ziet de regering reden om de bevoegdheden van deze stewards verder uit te breiden, zodat daarmee politie-inzet nog verder kan worden terugdrongen?

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen de regering naar de aard en de omvang van de afspraken die er nu zijn tussen politie, particuliere beveiligers en stewards om de veiligheid van de bezoekers te waarborgen.

Op bladzijde 2 van de memorie van toelichting wordt gesproken over eenheid in het vragen van een landelijke bijdrage in de kosten van de inzet van politie. Om dit te kunnen realiseren, moet er een landelijk tarief worden gesteld voor de diensten van de politie. De regering stelde vorig jaar dat hieraan gewerkt zou worden. De leden van de ChristenUnie vragen of er al een landelijk uurtarief is voor de inzet van politie. Zo ja, wat is de hoogte van de kosten van politie-inzet? Zo nee, waarom niet?

De leden van de SGP-fractie hebben met belangstelling en begrip, maar ook met enige reserve kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij willen benadrukken dat het handhaven van de openbare orde een publieke aangelegenheid is, die daarom in beginsel ook uit publieke middelen zou moeten worden betaald. Tegelijkertijd erkennen zij de redelijkheid en billijkheid om een buitenproportionele inzet van publieke diensten voor een duidelijk herkenbare private partij tenminste gedeeltelijk door te berekenen. Zij willen dat dan ook niet bij voorbaat uitsluiten, maar vragen daarbij wel een voorzichtige en terughoudende opstelling. Het financiële belang mag voor de inzet van de politie bij grootschalige publieksevenementen geen zelfstandige rol gaan spelen.

De leden van de SGP-fractie vragen in welke mate de regering verwacht dat er van het doorberekenen van een deel van de kosten van de inzet van de politie een prikkelwerking zal uitgaan tot het nemen van meer eigen veiligheidsmaatregelen, waardoor in de toekomst een minder omvangrijke inzet van de politie nodig is.

De leden van de SGP-fractie zijn overigens van mening dat de noodzaak van een onevenredige inzet van de politie op zichzelf al reden is om de desbetreffende evenementen zelf ter discussie te stellen. Graag vernemen zij hoe de regering hierover denkt. Verder vragen zij in hoeverre organisatoren van grootschalige publieksevenementen verplicht worden om eigen veiligheidsmaatregelen te treffen. In hoeverre kan aanscherping daarvan de vraag naar inzet van de politie doen afnemen?

Tenslotte vragen de aan het woord zijnde leden in hoeverre het voorliggende wetsvoorstel bij de bestuurlijk betrokkenen, zoals de VNG en de politie, draagvlak heeft.

2. Totstandkoming van het wetsvoorstel

Ten aanzien van de totstandkoming van het wetsvoorstel merken de leden van de VVD-fractie op dat de regering met opzet geen onderscheid maakt tussen inzet van politie binnen en buiten het evenementsgebied (bijvoorbeeld een stadion). Zij vragen of er niet juist een onderscheid gemaakt dient te worden tussen inzet binnen en buiten het evenementengebied. Er zijn namelijk wel duidelijk vast te stellen/af te bakenen «evenementengebieden» in het betaald voetbal: de stadions. Is de regering van oordeel dat binnen, bijvoorbeeld, het stadion de organisatie/club verantwoordelijk is voor de orde en veiligheid? Zo ja, hoe zal hieraan binnen het wetsvoorstel gevolg worden gegeven? Zo nee, waarom niet?

Voorts willen deze leden vernemen aan welke evenementen gedacht dient te worden als de regering spreekt over publieksevenementen die op de openbare weg plaatsvinden en overigens ook gemeentegrensoverschrijdend zijn.

3. De gronden en uitgangspunten van het wetsvoorstel

In de memorie van toelichting refereert de regering aan het «kader voor doorberekening van handhavingkosten» dat is opgesteld in het kader van de operatie marktwerking, deregulering en wetgevingskwaliteit waarvan de minister van Justitie in zijn brief van 19 juli 1996 heeft aangegeven de aanbevelingen over te nemen, aldus de leden van de CDA-fractie. Op basis van eerder genoemd kader komt de regering tot de conclusie dat voorliggend wetsvoorstel niet alleen wenselijk maar ook billijk is. Het kader stelt dat, waar handhaving in beginsel uit de publieke middelen gefinancierd zou moeten worden, er in die gevallen waar sprake is van één of enkele partijen die een specifiek aan hen toerekenbaar profijt hebben van preventieve handhavingactiviteiten een uitzondering gemaakt dient te worden.

Op dit punt zouden de leden van de CDA-fractie van de regering willen vernemen tot welke wetsvoorstellen, anders dan voorliggend wetsvoorstel, het eerder genoemde kader heeft geleid. Voorts zijn de aan het woord zijnde leden geïnteresseerd of de regering bij benadering kan zeggen tot welke besparingen aan overheidszijde deze wetvoorstellen hebben geleid. In het kader «voor doorberekening van handhavingskosten» wordt een onderscheid gemaakt tussen preventieve en repressieve handhaving. De regering geeft in voorliggend wetsvoorstel aan dat haars inziens de inzet van politie bij publieksevenementen moet worden gezien als preventieve handhaving. Kan de regering uiteenzetten waarbij in het geval van inzet van de politie rondom een voetbalwedstrijd de scheidslijn tussen preventieve en repressieve handhaving wordt overschreden?

Het kader «voor doorberekening van handhavingkosten» stelt een aantal uitgangspunten voor de doorberekening van de handhavingkosten, waaronder het uitgangspunt dat, indien mogelijk, de hoogte van de gevraagde vergoeding beïnvloedbaar moet zijn voor diegenen die als kostenveroorzaker worden aangemerkt. Graag zouden de leden van de CDA-fractie van de regering willen vernemen op welke wijze een organisator invloed zou kunnen uitoefenen op de hoogte van de gevraagde vergoeding.

Met betrekking tot de gronden en uitgangspunten van het wetsvoorstel menen de leden van de VVD-fractie dat de regering wel erg snel aan het adagium «wie betaalt, bepaalt» voorbij gaat. Kunnen de organisatoren inderdaad geen eisen stellen als deze extra politie-inzet ook binnen de desbetreffende locatie (private plek) wordt gedaan?

Deze leden vragen ook of het altijd duidelijk is wie organisator is van een bepaald evenement. Hoe dient gehandeld te worden in die situatie dat er sprake is van een samenwerkingsverband en er dus niet één specifieke organisator is aan te wijzen? Wat als de organisator zelf niet het specifieke profijt heeft, bijvoorbeeld als het een stichting betreft die geen winst mag maken? Wat wordt precies verstaan onder profijt en dient er nog een bepaalde mate van profijt genoten te worden of is «enig profijt» van het evenement al voldoende?

Er is naar mening van de leden van de VVD-fractie nog enige onduidelijkheid over het afdragen en later uitkering van de bijdrage van de organisator van het evenement. Onder welke noemer levert de organisator een bijdrage aan de inzet van politie? Is dit ter bescherming van de openbare orde en veiligheid of strafrechtelijke handhaving? Wat betekent de allocatie van de bijdrage in de kosten budgettair voor enerzijds de individuele gemeente in de persoon van burgemeester, die de kosten raamt en eindverantwoordelijk is voor de openbare orde en veiligheid? En anderzijds voor de politieregio die als uitvoerder de inzet levert en deze inzet dus niet ten behoeve van strafrechtelijke handhaving kan inzetten, althans daar niet de kosten voor vergoed ziet?

Kan de regering uitsluitsel geven over het bij te dragen bedrag. Is het zo dat daar, waar een bijdrage in de kosten wordt geleverd, deze kosten ook werkelijk zijn gemaakt en de vergoeding van de organisator van het evenement ter dekking dient van deze feitelijke kosten?

Tot slot wordt er met betrekking tot de gronden en uitgangspunten van het wetsvoorstel en de kans dat lokale autoriteiten na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel mogelijk minder zorgvuldig zullen omgaan met de beschikbare politiecapaciteit omdat de kosten toch worden vergoed, gewezen op de multidisciplinaire en zorgvuldige wijze van voorbereiding van de grotere publieksevenementen. (bladzijde 6). De leden van de VVD-fractie vragen een toelichting op het praktische verloop van de «procedure».

– Hoe lang te voren dient een organisator een vergunning aan te vragen dan wel de gemeente in kennis te stellen (verplichte kennisgeving)?

– Wie treedt dan met wie in overleg over de te verwachten noodzakelijke politie-inzet?

– In hoeverre wordt de organisator in deze afweging betrokken en in kennis gesteld van een mogelijke wijze de bijdrage in de kosten te voorkomen door bijvoorbeeld preventieve maatregelen te treffen (zie bovenstaand)?

– Waar komt de drempel ongeveer te liggen in geval van bijvoorbeeld een voetbalwedstrijd?

– Op welke termijn dient de organisator tenminste (voorafgaande aan het evenement) de beschikking en afweging te hebben ontvangen? Zullen deze zaken nader uitgewerkt worden in de algemene maatregel van bestuur? Op welke termijn kan de Kamer inzicht in deze bepalingen krijgen?

De leden van de SP-fractie stellen vast dat de basis voor dit wetsvoorstel is gelegd door de commissie-Mans. Het toenmalige kabinet Kok deelde het standpunt dat handhaving van de openbare orde uit algemene middelen moet worden bekostigd. Welke ontwikkelingen hebben sindsdien plaatsgevonden waardoor het huidige kabinet een andere afweging maakt?

4. De hoofdelementen van het wetsvoorstel

De leden van de CDA-fractie merken op dat de regering in de memorie van toelichting stelt dat er is gekozen om bij algemene maatregel van bestuur de publieksevenementen aan te wijzen waarvoor een bijdrage in de politiekosten is verschuldigd. Daarnaast is er sprake van een gebonden beslissing door de burgemeester en vaste bedragen voor het vaststellen van de hoogte van de bijdrage. Indien een evenement is aangewezen volgt «automatisch» dat de organisator moet meebetalen en om «shopgedrag» te voorkomen is in de ogen van de regering landelijke eenheid bij het vragen van een bijdrage van belang. Hiermee neemt de regering via het systeem van gebonden besluiten bewust afstand van het algemene uitgangspunt dat gemeentelijke bestuursorganen zoveel mogelijk autonomie wordt gelaten. Voorts stelt de regering dat er niet wordt onderhandeld over inzet en prijs. Kan de regering meedelen op welke wijze maatwerk mogelijk blijft en welke beleidsvrijheid de burgemeester heeft bij het bepalen van de inzet en daarmee de eventueel door te berekenen kosten?

In het nader rapport stelt de regering dat in onderhavig wetsvoorstel met opzet geen onderscheid is gemaakt naar de inzet van politie binnen en buiten het evenementengebied. Bij de aan het woord zijnde leden leeft op dit punt de vraag, hoe rechtsongelijkheid wordt voorkomen als in de ene gemeente alleen de inzet in het stadion wordt doorbelast. terwijl in de andere gemeente ook de beveiliging van het station wordt doorbelast. De leden van de CDA-fractie zouden van de regering willen vernemen of zij op dit moment van mening is dat alleen de kosten binnen het stadion, de inzet buiten het stadion of de kosten in zijn geheel voor doorbelasting in aanmerking komen.

Is de regering voornemens om de algemene maatregel van bestuur en de ministeriële regeling welke naast dit wetsvoorstel tot stand worden gebracht ter kennisneming aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden? Zo ja, op welk moment in het wetgevingstraject? Zo nee, waarom niet? Wordt bij de totstandkoming van eerder genoemde AMvB en de ministeriële regeling aansluiting gezocht bij de voorstellen gedaan door de werkgroep «doorberekening van politiekosten», onder voorzitterschap van de heer Mans, in het rapport «Geld speelt geen rol» en kan de regering motiveren op welke punten zij van deze adviezen is afgeweken?

Terecht stelt de regering dat het van belang is om te objectiveren of de inzet van politie het algemene belang van een evenement te boven gaat. In de ogen van de leden van CDA-fractie slaagt zij er in de memorie van toelichting echter onvoldoende in om op dit punt duidelijkheid te verschaffen. Zij beperkt zich tot algemeenheden, zoals de vergelijking met andere categorieën van publieksevenementen, waarbij naast de omvang van de inzet van de politie ook het bezoekersaantal, de duur en de frequentie van het evenement een rol spelen. Op basis van deze criteria komt de regering tot de conclusie dat vooralsnog alleen bij het betaald voetbal voldaan wordt aan de criteria. In de nota naar aanleiding van dit verslag zouden de leden van de CDA-fractie graag een vergelijking tussen een voetbalwedstrijd en een «andere categorie» opgenomen zien, waarbij op basis van de omvang van de inzet van politie ook het bezoekersaantal, de duur en de frequentie van het evenement, aangetoond wordt dat het gerechtvaardigd is om in geval van een voetbalwedstrijd te spreken van de inzet van politie die het algemene belang van een evenement te boven gaat.

Op dit moment is de regering niet voornemens om mede gelet op de vaak lagere frequentie van grootschalige dance-festivals of popconcerten van deze organisatoren een bijdrage te verlangen. Er zijn in Nederland echter organisaties actief die meer grootschalige concerten per week organiseren. Het argument frequentie verdient daarom in de ogen van de leden van de CDA-fractie uitleg.

De regering vraagt in de memorie van toelichting aandacht voor de verhouding van het onderhavige wetvoorstel tot de vierde tranche van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Kan de regering aan de leden van de aan het woord zijnde fractie antwoorden of deze aandacht nog steeds gerechtvaardigd is of dat de in de memorie van toelichting aangegeven spanning tussen inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel en de vierde tranche van de Awb inmiddels tot het verleden behoort?

(N.B. De vierde tranche is inmiddels aangemeld voor plenaire behandeling.)

De regering stelt dat zij bij de vaststelling van een concrete bijdrage een bij AMvB te bepalen inzet van politie buiten beschouwing laat, waarbij in feite een soort drempel wordt ingebouwd die met zich meebrengt dat pas boven een bepaalde inzet van politie de helft van de kosten wordt doorberekend. De leden van de CDA-fractie zouden van de regering willen vernemen waarom de drempel bij AMvB wordt vastgesteld en niet in de ministeriële regeling waardoor het mogelijk is om sneller te reageren op ontwikkelingen. Op basis van welke parameters komt de bepaling van de drempel tot stand en is het denkbaar dat voor verschillende steden verschillende drempels gaan gelden? Hoe staat de regering tegenover het idee om bijvoorbeeld de volgende formule per club te hanteren (gepleegde politie-inzet uit het jaar 2006) – X% is drempel. Op deze wijze is het mogelijk om clubs te belonen als de gepleegde politie-inzet is afgenomen?

De leden van de PvdA-fractie zijn van mening dat de werking van de wet voor een groot deel bepaald wordt door de invulling van de algemene maatregel van bestuur (AMvB) die in artikel 2 van deze wet wordt genoemd. In deze AMvB wordt immers geregeld welke evenementen onder de werking van deze wet zullen vallen. Daarom menen deze leden dat de Kamer een rol zou moeten hebben in het tot stand komen van deze AMvB. Hoe ziet de regering dit en hoe zou zij hiervoor willen zorgen?

De wet laat burgemeesters geen ruimte om te bepalen of een evenement onder de werking ervan zou moeten vallen; de opsomming in de AMvB is limitatief. Dit is bepaald om te voorkomen dat evenementen in de ene gemeente anders behandeld worden dan in de andere. Tegelijkertijd wordt geconcludeerd dat de vraag of de organisatoren van een evenement moeten betalen per geval beoordeeld dient te worden. De leden van de PvdA-fractie betwijfelen of het, met een veelheid van evenementen die voor betaling van politie-inzet in aanmerking komt, mogelijk is om een limitatieve lijst op te stellen die recht doet aan de individuele afweging. Ziet de regering ook knelpunten bij het opstellen van een sluitende limitatieve lijst en draagt hier een discretionaire bevoegdheid van de burgemeester mogelijk bij aan een oplossing?

De totstandkoming van de wet vindt zijn oorsprong in de hoge inzet van politie die nodig is voor voetbalwedstrijden. De regering geeft ook aan dat het voorlopig de bedoeling is om alleen voetbalwedstrijden aan te willen wijzen als evenementen waarbij de organisator voor de politie-inzet moet betalen. Deze leden vinden die keuze binnen de kaders van dit wetsvoorstel logisch. Tegelijkertijd blijft er voor andere evenementen echter onzekerheid over de kosten die zij in de toekomst misschien moeten gaan betalen. Zij vinden die onzekerheid onwenselijk en vragen de regering hier meer duidelijkheid over te bieden aan de organisatoren van publieksevenementen. Onder welke omstandigheden worden ook andere publieksevenementen verplicht tot een bijdrage?

De leden van de PvdA-fractie zouden graag meer inzicht krijgen in de manier waarop de kosten voor de politie-inzet toegedeeld gaan worden aan de organisatoren van evenementen. Hoe wordt de inzet van politie afgebakend in plaats en tijd, wordt alleen de inzet van politie direct rond en tijdens het evenement in de berekening meegenomen of wordt er meer inzet aan een evenement toegerekend? Hoe wordt de politie-inzet aan een evenement toegerekend terwijl er in dezelfde gemeente op dezelfde dag meer evenementen plaatsvinden met betaalde politie-inzet? In zo’n geval kunnen de kosten oplopen omdat de evenementen invloed op elkaar hebben en dus de totale benodigde hoeveelheid politie toeneemt.

De leden van de PvdA-fractie zien graag een uitgewerkt idee van de beoogde opbrengst van deze regeling en een overzicht welke politieregio’s er het meest van zouden profiteren.

Doel van dit wetsvoorstel is het opheffen van de onevenwichtigheid tussen publieke lasten en private baten, aldus de leden van de SP-fractie. Is de regering het met deze leden eens dat inzet van politie een aangelegenheid is van openbare orde en niet van financiële balans? Deze leden ontvangen graag een toelichting waarom beide zaken los van elkaar kunnen worden beschouwd.

Dit wetsvoorstel wordt verder uitgewerkt in een algemene maatregel van bestuur en een ministeriële regeling, waarin onder meer de categorieën politieambtenaren en de vaststelling van de bijdragen worden opgenomen. Waarom heeft de regering er niet voor gekozen om deze zaken in deze wet op te nemen?

Deelt de regering de opvatting van deze leden dat de criteria die bepalen of politie-inzet het algemeen belang te boven gaat, waaronder vergelijking van bezoekersaantallen, duur en frequentie van het evenement, nogal subjectief zijn? Waarom is op basis van deze criteria op voorhand slechts gekozen voor betaald voetbalwedstrijden?

Op basis van welke gegevens verwacht de regering dat betaald voetbalorganisaties door dit wetsvoorstel gestimuleerd zullen worden om zélf meer veiligheidsmaatregelen te treffen? Waarom ziet zij met deze leden niet het gevaar dat een financiële bijdrage ook kan worden opgevat als een afkoop van verantwoordelijkheden?

Op basis van welke gegevens verwacht de regering dat de financiële bijdrage van betaald voetbalorganisaties de handhaving van orde en veiligheid door de politie elders mogelijk zal maken?

Wat de afzonderlijke hoofdelementen van het wetsvoorstel betreft hebben de leden van de VVD-fractie een aantal vragen om meer duidelijkheid te krijgen over de AMvB en de ministeriële regeling die nog tot stand gebracht zullen worden (zie ook voorgaande vragen aangaande het praktische verloop van de procedure).

Ten aanzien van de lijst waarin limitatief de evenementen of categorieën van evenementen zullen worden aangewezen waarvoor een bijdrage is verschuldigd vragen deze leden of hierin ten minste zullen zijn opgenomen;

– popconcerten

– sportevenementen (marathon /autoraces)

– (meer)jaarlijks terugkerende evenementen als het Carnaval in Rotterdam en Sail Amsterdam.

Dit gelet op het feit dat deze evenementen vaak enorme politiecapaciteit vergen in verband met het regelen van het verkeer. Bovendien wekt de regering in de memorie van toelichting (bladzijde 7) de indruk dat tot op heden slechts het betaald voetbal in aanmerking komt om opgenomen te worden in de limitatieve lijst aangezien het op dit moment voldoet aan de genoemde criteria (zoals ervaringsgegevens).

Ten aanzien van de procedure wijzen deze leden op de reeds in bovenstaande gestelde vragen. Kan de regering de aan het woord zijnde leden opheldering verschaffen over die situaties waarin de uiteindelijke gemaakte kosten lager uitvallen (ten gevolge van een lagere inzet); wordt de bijdrage in die gevallen altijd volledig met de feitelijke besparing verminderd?

Wat de hoofdelementen «de bijdrage in de politiekosten» en «de rechtsbescherming» betreffen, stelt de regering dat het wetsvoorstel niet automatisch met zich meebrengt dat organisatoren standaard een vaste hoge rekening gepresenteerd zullen krijgen. «Zij hebben zelf invloed op de omvang van de inzet van politie; deze is namelijk mede afhankelijk van de maatregelen die de organisator zelf neemt om openbare ordeverstoringen te voorkomen.» De leden van de VVD-fractie hebben met betrekking tot deze overweging een tweetal vragen. Allereerst op welke wijze organisatoren in kennis worden gesteld van de preventieve maatregelen die naar mening van de burgemeester van dien aard zijn dat de omvang van de politie-inzet hierdoor wordt bijgesteld. Wordt er bij de aanvraag van de vergunning of de kennisgeving allereerst een advies gegeven over mogelijke preventieve maatregelen? Wordt dit, daar waar dat van toepassing is, in de beschikking expliciet aangegeven / bijgevoegd? Daarbij is dus wederom de vraag van belang hoe ver van te voren de organisator hiermee bekend is geworden om nog tijdig die maatregelen te kunnen treffen die een bijdrage in de kosten kunnen voorkomen.

De leden van de PVV-fractie lezen in de memorie van toelichting (MvT) geen duidelijke argumentatie om deze wet toe te passen op alle (commerciële) publieksevenementen. Wat is daarvan de reden? Waarom niet alleen voor voetbalwedstrijden? Ook zien deze leden in de MvT geen duidelijke scheiding in beleid tussen enerzijds het stadion , of het afgebakende terrein waar het evenement gehouden wordt en de openbare ruimte daarbuiten anderzijds. Is het niet zo dat, indien een evenement wordt georganiseerd in een stadion of een ander afgebakend terrein, de organisator met als leidraad de eisen van de gemeente, de mate van beveiliging zelf kan organiseren?

Indien blijkt dat de organisator de politie nodig heeft binnen het afgebakende terrein of in het stadion, dient volgens deze leden te worden overwogen dat hij hiervoor volledig, dus 100%, moet betalen. Dat kan namelijk betekenen dat hij kennelijk geen evenement kan organiseren, zonder de hulp van de politie, terwijl hij ook zou kunnen investeren in het inhuren van beveiliging. Hoe denkt de regering hierover?

De leden van de PVV-fractie kunnen vooralsnog geen redenen in de MvT vinden waarin het doorberekenen van politie-inzet op welke wijze dan ook bij evenementen buiten het stadion of een ander afgebakend terrein wordt gerechtvaardigd. Kan de regering alsnog deze reden aangeven?

Dit laatste ligt wat betreft de leden van de PVV-fractie anders bij voetbal. Voetbal heeft zo’n grote aantrekkingskracht op raddraaiers dat clubs gedwongen moeten worden daar strengere maatregelen te nemen. Maar daar ligt ook een zware taak voor de overheid. In lijn met de vorige stelling vragen de leden van de PVV-fractie ook waarom politie-inzet binnen stadions niet volledig doorberekend zou moeten worden. Clubs dienen binnen het stadion hun eigen beveiliging op orde te hebben. Stewards en beveiligingsbedrijven zijn voor hen mogelijkheden. Indien dit niet voldoende blijkt, dient de club inzet van de politie te betalen, ook bij eventuele rellen, die niet had kunnen worden voorzien.

Wat betreft de gehele regeling hebben deze leden nog een groot aantal vragen. Van belang is natuurlijk hoe hoog het uurbedrag van de doorberekende politieman wordt en hoe dit wordt berekend. In welke schaal of schalen wordt dat uurbedrag berekend? Een ander belangrijk punt is de omschrijving van de «onevenredige inzet van politie». De leden van de PVV-fractie zouden bij deze bewoordingen denken dat dan gekeken wordt naar de inzet van vorige jaren en dat daar een gemiddelde van zou worden genomen. Alles wat daarboven ingezet moet worden, is een onevenredige inzet. De uitleg van de inzet die het algemeen belang van het evenement te boven gaat, vinden zij veel te vaag. De leden van de PVV-fractie zijn dan bang dat een club als ADO Den Haag in gevaar komt. Dat kan toch ook niet de bedoeling zijn.

Het voortbestaan van de betaalde voetbalcompetitie is in het belang van iedere voetbalclub. De diverse clubs hebben echter alle een verschillende begroting waarvan de bedragen ver uit elkaar lopen. Waarom worden de clubs niet gedwongen een bepaald percentage van hun begroting af te staan voor een potje, waaruit de gehele politie-inzet voor het betaalde voetbal betaald kan worden? Dit zorgt ervoor dat ieder in gelijke mate bijdraagt en dat clubs als ADO en Utrecht niet voor hun voortbestaan hoeven te vrezen.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat er gebeurt als de kostenberekening achteraf te laag geschat blijkt te zijn. De kosten kunnen in verband met rechtszekerheid niet bij de organisator worden verhaald. Zou dit niet er tevens toe kunnen leiden dat de politie-inzet hoog wordt geschat, omdat later het teveel betaalde kan worden terugbetaald? Daarnaast vragen zij aandacht voor de reële kans dat organisatoren de van te voren bepaalde kosten voor politie-inzet zullen doorberekenen in het toegangskaartje. Hoe kan worden voorkomen dat het bedrag dat de organisatie later terugkrijgt, niet bij de bezoekers terecht komt?

De bedoeling van het wetsvoorstel is om doorberekening van kosten van de politie-inzet alleen mogelijk te maken onder zeer specifieke omstandigheden en onder strikte voorwaarden. Die nadere doelgroepbepaling en criteria worden bij algemene maatregel van bestuur geregeld. De regering antwoordt op het advies van de Raad van State dat de regeling algemeen gesteld is omdat het gaat om alle commerciële evenementen waarbij onevenredige inzet van de politie noodzakelijk is gebleken. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen de regering hoe dit zich verhoudt tot de rechtszekerheid van organisatoren van evenementen. Tevens constateren zij dat voor voetbalwedstrijden de politie-inzet van te voren redelijk is te schatten; voor popconcerten geldt dat in mindere mate. Op welke manier wordt voorkomen dat door een niet juiste schatting vooraf bij andere evenementen dan voetbalwedstrijden, de kosten van de politie-inzet achteraf alsnog volledig bij de samenleving als geheel terechtkomen?

De leden van de SGP-fractie achten het van groot belang dat private partijen die een bijdrage leveren voor de inzet van politie geen enkele zeggenschap krijgen over publieke diensten. Zij constateren dan ook met instemming dat alleen de burgemeester kan beslissen over de inzet van de politie. Zij gaan er ook vanuit dat private partijen geen rechten kunnen laten gelden op de inzet van politie op een bepaald moment. Het bevoegd gezag zal steeds in volledige onafhankelijkheid moeten kunnen afwegen of de inzet van de politie bij grootschalige publieksevenementen verantwoord is. De aan het woord zijnde leden krijgen graag de bevestiging dat de inzet van de politie bij grootschalige publieksevenementen niet ten koste zal gaan van de noodzakelijke inzet van de politie op andere terreinen.

Hoe beoordeelt de regering het risico dat door introductie van de voorgestelde mogelijkheid van doorberekening de relatie en samenwerking tussen de politie en de betrokken particuliere instellingen zal verslechteren, wat in negatieve zin invloed op de veiligheid zou kunnen hebben?

Het wetsvoorstel heeft alleen betrekking op de vooraf geschatte kosten. De leden van de SGP-fractie vragen dit nader te omschrijven. Het dient voor de betrokken partijen zo helder mogelijk te zijn om welke kosten het gaat. Zodoende kan veel «gedoe» achteraf worden voorkomen.

De leden van de SGP-fractie vragen ook een verheldering en concretisering van de begrippen «commercieel belang», «onevenredige inzet» en «algemeen belang». Zij achten maximale duidelijkheid over de invulling van de begrippen essentieel. Ook vragen zij de Kamer te betrekken bij de vaststelling van de algemene maatregel van bestuur die bepaalt welke elementen onder de werking van het voorliggende wetsvoorstel zullen vallen. In dat verband vragen zij waarom de frequentie van evenementen relevant is bij het al of niet van toepassing verklaring van de voorgestelde regeling.

5. Buitenland

In de memorie van toelichting refereert de regering aan het rapport-Mans waarin een aantal landen genoemd wordt waar sprake zou zijn van doorberekening van politiekosten. De leden van de CDA-fractie zouden van de regering, op basis van zo recent mogelijke gegevens, willen vernemen welke maatregelen er analoog aan het onderhavige wetsvoorstel sinds 1995 in het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk en Duitsland zijn genomen en welke effecten dit heeft gehad op de politie-inzet en de daarbij behorende kosten. In dit kader zouden de aan het woord zijnde leden van de regering willen vernemen of zij een schatting kan maken welk bedrag de clubs betaald zouden hebben als het onderhavige wetsvoorstel in 2006 van kracht zou zijn geweest.

Graag ontvangen de leden van de SP-fractie een meer omvattend overzicht van de ervaringen met soortgelijke maatregelen in andere landen.

6. Cijfers

Uit het jaarverslag 2006 van het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme blijkt dat tijdens het seizoen 2005–2006 in totaal 308 039 politie-uren zijn ingezet: een daling van 9,6% ten opzichte van het seizoen daarvoor. Is deze daling voor de regering een reden om onderhavig wetsvoorstel nogmaals op zijn merites te beoordelen, vragen de leden van de CDA-fractie. Zo nee waarom niet?

Als in het jaarverslag wordt gekeken naar de gemiddelde inzet per club in het seizoen 2005–2006, dan blijken er grote verschillen te bestaan. Het gemiddelde aantal uren per wedstrijd voor ADO bedroeg 1865, Feyenoord 1298, Ajax 1194 en PSV 744. Kan de regering deze verschillen verklaren en op welke wijze wordt in onderhavig wetsvoorstel rekening gehouden met deze verschillen?

Oook de leden van de PvdA-fractie zijn benieuwd naar de visie van de regering op de nieuwste jaarcijfers van het Centraal Informatiepunt Voetbalvandalisme. Eén van de belangrijkste cijfermatige onderbouwingen voor het indienen van dit wetsvoorstel is de stijging in de politie-inzet ondanks inspanningen de noodzaak hiertoe te verminderen. Over het seizoen 2005–2006 is de inzet van politie echter sterk gedaald. Wat zegt dit volgens de regering over de mogelijkheid om door goede samenwerking tot een betere veiligheid in en rond de stadions te komen en hoe groot acht zij de mogelijkheden om hier nog meer resultaat te boeken?

Met betrekking tot de cijfers die de regering presenteert (bladzijde12), vragen de leden van de VVD-fractie welk deel van de totale gemaakte kosten van de inzet van politie bij betaald voetbal wedstrijden (€ 21 mln.) voor doorberekening in aanmerking zou komen. Dus welk deel is die noodzakelijke onevenredige extra inzet (niet zijnde recherche kosten), wat zijn hiervan de kosten en hoe groot is die «helft» die de organisatoren zouden moeten dragen?

7. Administratieve, bestuurs- en financiële lasten

Is de regering nog steeds van mening dat de administratieve lasten voor de bedrijven niet meer dan € 20 000 per jaar zullen bedragen, vragen de leden van de CDA-fractie. Zo nee, welk bedrag ligt op dit moment in de rede? Welke kosten zijn gemoeid aan de zijde van de overheid en mogen deze analoog aan artikel 229 van de Gemeentewet in rekening worden gebracht bij de belanghebbende?

De regering stelt dat vanuit de middelen die als gevolg van het onderhavige wetvoorstel ten goede komen aan een regiokorps, op andere plaatsen en momenten extra inzet gepleegd kan worden die door het ontbreken van deze wet niet mogelijk zou blijken. Mede daarom is ervoor gekozen om de gelden aan de korpsen toe te laten vallen en niet aan de gemeente. Recent heeft de Tweede Kamer haar goedkeuring gegeven aan een wijziging van de Politiewet 1993 betreffende de taken en bevoegdheden van de Koninklijke Marechaussee (Kamerstuk 30 557). Als de Koninklijke Marechaussee betrokken is bij een evenement zoals bedoeld in dit wetsvoorstel, op welke wijze worden haar kosten doorberekend en aan wie worden de vergoedingen zoals bedoeld in eerdergenoemd wetsvoorstel uitgekeerd?

De procedure om te komen tot een uiteindelijke betaling voor politie-inzet omvat twee beschikkingen die beide open staan voor bezwaar en beroep. Hoewel de leden van de PvdA-fractie begrijpen dat hierdoor een systeem gekozen is waardoor de zeggenschap over de politie-inzet volledig bij het openbaar gezag is blijven liggen en tegelijk waarborgen zijn geschapen voor de organisator van het evenement, hebben ze hun twijfels bij de robuustheid en de administratieve lasten van het gekozen systeem. De administratieve lasten van de wet worden gering geacht, maar Actal zegt zeker het eerste jaar het risico te zien van hoge kosten voor beroepsprocedures. Kan de regering een goede raming geven van de kosten die in de aanloop van het systeem gemaakt zullen worden aan administratieve lasten voor de overheid en voor de organisatoren van evenementen? Hoe worden gemeenten voor deze kosten gecompenseerd? Brengt de wet extra lasten met zich mee voor de politie, ten aanzien van verantwoording voor de inzet? Betekent de zorgvuldigheid die bij een beschikking in acht moet worden genomen niet dat ook na het eerste jaar sprake zal zijn van toegenomen administratieve lasten?

Waarom deelt de regering niet de vrees van de KNVB dat dit wetsvoorstel zal leiden tot een veel forsere toename van de administratieve lasten, vragen de leden van de SP-fractie.

Kan de regering de leden van de VVD-fractie toelichten wat, met het oog op de te verwachten administratieve, bestuurs- en financiële lasten, wordt verstaan onder de «eerste periode na inwerkingtreding»? Hoe lang

verwacht zij een uitschieter in aantal procedures en wat zijn de te verwachten normale aantal procedures naar aanleiding van beschikkingen inzake bijdrage politiekosten?

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

De griffier van de commissie,

De Gier


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Wolfsen (PvdA), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), Atsma (CDA), Van Gent (GL), Vermeij (PvdA), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Weekers (VVD), Zijlstra (VVD), Van Gerven (SP), Van der Veen (PvdA), Çörüz (CDA), Ten Broeke (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Bouchibti (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven