30 521
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek in verband met herschikking van de bevoegdheidsverdeling tussen rechtbank en kantonrechter, alsmede van artikel 12 van dat Boek en van artikel 268 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 31 mei 2006

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inhoudsopgave blz.

Algemeen 1

Artikelen 3

– Artikel VI 3

ALGEMEEN

Met belangstelling hebben de leden van de CDA-fractie kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Zij erkennen het nut van de doelstelling van deze wetswijziging om te komen tot een heldere verdeling tussen de bevoegdheden van de rechtbank en de kantonrechter.

Deze leden hebben nog enkele vragen.

In de memorie van toelichting wordt toegelicht waarom zaken die betrekking hebben op curatele, handlichting en bewind in geval van afwezigheid en vermissing alsmede bewind en mentorschap van meerderjarigen voortaan onder de bevoegdheid van de kantonrechter worden gebracht, aangezien deze zaken hebben betrekking op het vermogen.

Kan de regering aangeven of in de afweging tot bevoegdheidsverdeling ook is stilgestaan bij de mogelijkheid dat bewind of mentorschap is ingesteld vanwege de kwetsbaarheid van de onder bewind gestelde en waarbij de bewindvoerder/mentor juist is aangewezen vanwege de familierechtelijke betrekking en de bewindvoering of het mentorschap een uiting is van de bestendiging van de zorgrelatie tussen deze personen. De leden van de CDA-fractie denken dan met name aan jong volwassenen met een verstandelijke beperking waarbij één der ouders als bewindvoerder/mentor wordt aangesteld. De aard van een dergelijk bewindvoerder- of mentorschap is meer te vergelijken met voortgezet gezag dan met bewindvoering met betrekking tot het vermogen.

Kan de regering een nadere beschouwing wijden aan deze vormen van bewindvoering en mentorschap en haar keuze voor kantonrechter of rechtbank als bevoegde autoriteit in deze gevallen nader motiveren.

De leden van de CDA-fractie willen bij deze wetswijziging voorts een vraag van geheel andere orde stellen. In gevallen van leerplichtontduiking is op dit moment de kantonrechter bevoegd. Is overwogen in deze zaken de rechtbank bevoegd te verklaren nu in de praktijk spijbelgedrag/leerplichtontduiking vaak samenvallen met ander ongewenst gedrag van de leerplichtige waarvoor hij/zij met de familiekamer van de rechtbank te maken krijgt.

Kan het een voordeel zijn om diverse zaken met betrekking tot een minderjarige door dezelfde afdeling van de rechtbank, bij voorkeur dezelfde rechter, te laten beoordelen zodat een zo compleet mogelijk beeld ontstaat, zo vragen deze leden.

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij kunnen zich vinden in het uitgangspunt van de voorgestelde herschikking en in de wijze van uitwerking daarvan.

Zij willen graag van de regering vernemen of de voorgestelde herschikking voor de justitiabele nog veranderingen zal meebrengen. Zal de justitiabele zich bijvoorbeeld als gevolg van de herschikking naar een andere locatie moeten begeven dan thans? Deze leden hebben verder nog enige vragen over de gevolgen van het «overbrengen» van zaken van de kantonrechter naar de rechtbank in verband met de verplichte procesvertegenwoordiging. Zij zouden graag vernemen of, en zo ja in hoeverre, het ontbreken van de verplichting tot procesvertegenwoordiging naar de huidige stand van het recht tot problemen leidt of juist als voordeel wordt beschouwd. Verder zijn deze leden benieuwd naar de – financiële – gevolgen voor justitiabelen die niet in aanmerking komen voor een toevoeging. Ten slotte vragen zij of de regering heeft overwogen om voor deze categorie van zaken een uitzondering op de verplichte procesvertegenwoordiging in te voeren.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de wetwijziging die voorziet in een herschikking van de bevoegdheid tussen rechtbank en kantonrechter in zaken betreffende het personen- en familierecht. Zij ondersteunen een duidelijker en evenwichtiger competentieverdeling in zaken van personen- en familierecht tussen de rechtbank en de kantonrechter.

Het wetsvoorstel heeft tot gevolg dat de verdeling van competentie tussen rechtbank en kantonrechter meer samenhang vertoont en daarmee voor meer duidelijkheid zorgt. De leden van de VVD-fractie zijn te spreken over de duidelijkere rolverdeling waarbij de rechtbank competent zal zijn voor zaken die meer betrekking hebben op personen, en de kantonrechter de zaken die betrekking hebben op het vermogen voor zijn rekening zal nemen.

De regering geeft aan dat de voorgestelde competentieverdeling een lichte stijging van (ongeveer 650) toevoegingen van gesubsidieerde rechtsbijstand tot gevolg zal hebben, en dat de gevolgen voor de administratieve lasten voor de burger in zijn algemeenheid neutraal zullen zijn. De mogelijke gevolgen voor de feitelijke verschuiving van werklast worden echter niet genoemd. De leden van de VVD-fractie vragen de regering daarom of zij meer inzicht kan verschaffen in de gevolgen die dit zal hebben voor de feitelijke toename of afname van het aantal zaken voor zowel rechtbank als kantonrechter. Daarbij is het voorts van belang of de regering op dit vlak problemen voorziet, en zo ja, hoe zij deze denkt aan te pakken.

Daarnaast zouden deze leden graag van de regering meer duidelijkheid krijgen over de zaken betreffende vorderingen die een beloop van € 5000 overstijgen. Het betreft die zaken die duidelijk betrekking hebben op het vermogen, maar toch (artikel 93 Rv) binnen de bevoegdheid van de rechtbank zullen (blijven) vallen. Kan de regering meer duidelijkheid geven over deze zaken die duidelijk betrekking hebben op het vermogen en met name omtrent de, meest wenselijke, bevoegde rechter? Acht de regering het wenselijk deze grens van zaken met een beloop van€ 5000 te verhogen wanneer de nieuwe competentieverdeling zal resulteren in een toename van het aantal zaken voor de rechtbank?

ARTIKELEN

Artikel VI

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regering in het kader van de onmiddellijke werking van artikel 1:12 vierde lid, BW aangeeft dat vermeden dient te worden dat terstond vele dossiers naar de griffies van andere rechtbanken (inclusief nevenlocaties van sectoren kanton) zouden moeten verhuizen. Hierdoor zou immers een minder evenwichtige verdeling van werklast ontstaan. Daarom wordt een overgangsbepaling ingesteld, waartoe door het Landelijk Overleg van Kantonsectorvoorzitters (LOK) in haar aanbevelingen van 26 april 2004 is geadviseerd. Zaken die reeds aanhangig zijn bij de kantonrechter worden door deze verder behandeld. Andersom worden zaken die reeds aanhangig zijn bij de rechtbank, door de rechtbank verder behandeld.

Gelet op het bovenstaande vragen de leden van de VVD-fractie of de regering kan toelichten hoe omgegaan dient te worden met zaken van personen voor wie bijvoorbeeld een mentorschap van kracht was voor de inwerkingtreding van deze wet. Gelet op de overgangsbepaling zal dit mentorschap verder worden behandeld door de rechtbank. Wat nu, als het geval zich voordoet dat deze persoon na het inwerking treden van deze wet onder curatele wordt gesteld? Het betreft dan immers de bevoegdheid van de kantonrechter, waarmee de werkzaamheden nog verdeeld blijven. Graag zouden de aan het woord zijnde leden op dit punt meer toelichting krijgen.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Dittrich (D66), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA), Özütok (GL), Vacature (algemeen), Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Lambrechts (D66), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Vacature (algemeen), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA), Halsema (GL), Timmer (PvdA), Vergeer (SP).

Naar boven