30 517
Evaluatie van hoofdstuk 13 van de Telecommunicatiewet

nr. 13
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 september 2009

Bij brief van 27 mei 2008 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 517 nr. 6) heb ik u de tapstatistieken over de tweede helft van 2007 doen toekomen zoals toegezegd in mijn brief van 13 november 2007 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 30 517, nr. 5). Thans doe ik u de tapstatistieken over het jaar 2008 toekomen zoals deze mij zijn aangereikt door de voorzitter van het College van procureurs-generaal.

De Unit Landelijke Interceptie van het Korps Landelijke Politie Diensten verzorgt de interceptie voor alle politiekorpsen, de Bijzondere Opsporingsdiensten en de Koninklijke Marechaussee en fungeert sinds medio 2007 als enig aanspreekpunt voor interceptie van telecommunicatie ten behoeve van de opsporing.

In het jaar 2008 is op 26 425 telefoonnummers een bevel tot aftappen afgegeven door het Openbaar Ministerie. Hiervan betrof het in 90% een tap op een mobiele telefoon en in 10% een tap op een vaste telefoonaansluiting. In de betreffende periode liepen er dagelijks gemiddeld 1946 taps.

Vorengenoemde brief van 27 mei 2008 inzake de tapstatistieken over de eerste helft van 2007 is aanleiding geweest voor enkele fracties om vragen te stellen. Graag verwijs ik u tevens naar mijn brief van heden waarin ik u mijn reactie doe toekomen op de gestelde vragen (kamerstuk 30 517, nr. 14).

De minister van Justitie,

E. M. H. Hirsch Ballin

Naar boven