nr. 4
NADER RAPPORT1
Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het
zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard
bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State)
Hieronder is opgenomen het nader rapport d.d. 29 maart 2006, aangeboden
aan de Koningin door de minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening
en Milieubeheer.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 30 december
2005, nr. 05.004910, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermeld voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 27 januari 2006, nr. W08.05.0592/V, bied ik U hierbij
aan.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal.
Naar aanleiding van het advies van de Raad van State merk ik het volgende
op.
1. De door de Raad in overweging gegeven redactionele kanttekeningen
onder gedachtestreepje 1, 2 en 4 zijn overgenomen. Aan de redactionele kanttekening
van de Raad onder gedachtestreepje 3 is gevolg gegeven. Het thans nog geldende
artikel 1a, zevende lid, van de Wet bevordering eigenwoningbezit (Wet bew)
is daarbij – inclusief terminologische wijziging – uit pragmatische
redenen overgeheveld naar het voorgestelde artikel 3, vierde lid, van die
wet. Voorts is dienaangaande het overgangsrecht, zoals verwoord in het voorgestelde
artikel II, onderdelen b en c, van het wetsvoorstel, aangepast. De memorie
van toelichting bij het wetsvoorstel is in die zin aangevuld.
2. Voorts zijn het voorstel van wet en de memorie van toelichting
op de volgende punten aangepast:
– Op 1 januari 2006 is de Wet van 22 december 2005 tot
wijziging van de Algemene Ouderdomswet, de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening
jonggehandicapten, de Wet financiering sociale verzekeringen en de Wet op
de huurtoeslag en enige andere wetten in verband met het toekennen van tegemoetkomingen
aan personen die een uitkering ontvangen op grond van de Algemene Ouderdomswet
of de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten en enkele aanpassingen
in de berekening van de uitkeringen (Stb. 2005, 713) in werking getreden.
Als gevolg hiervan wordt aan ouderenhuishoudens een tegemoetkoming als bedoeld
in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet toegekend. Om te voorkomen dat
deze huishoudens door een toename van het maximale rekeninkomen een eigenwoningbijdrage
als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de Wet bew mislopen, is in artikel
8, eerste lid, onderdelen c en d, van die wet bepaald dat de aldaar genoemde
maximale inkomensgrenzen worden vermeerderd met voormelde tegemoetkoming.
Door deze exercitie is er in het begrippenkader een terminologische onduidelijkheid
opgetreden. Niet duidelijk is immers welke bedragen door de Minister van Volkshuisvesting,
Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer worden aangepast en op welke wijze dit
gebeurt. Het voorgestelde artikel 8 van de Wet bew en de voorgestelde wijzigingen
in artikel 41 van die wet zorgen ervoor dat deze duidelijkheid wordt verkregen.
Zo worden in het voorgestelde artikel 8, eerste lid, van de Wet bew de zogenoemde
norminkomens opgenomen. Deze norminkomens worden jaarlijks op grond van (de
voorgestelde wijziging in) artikel 41, eerste lid, van de Wet bew aangepast
(het voorgestelde artikel 8, vierde lid, van de Wet bew). In het voorgestelde
artikel 8, tweede lid, van de Wet bew wordt bepaald dat de norminkomens van
de ouderenhuishoudens (het voorgestelde artikel 8, eerste lid, onderdelen
c en d, van de Wet bew) worden vermeerderd met (twee maal) het bedrag van
de tegemoetkoming, bedoeld in artikel 33b van de Algemene Ouderdomswet. De
Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid past jaarlijks voormelde tegemoetkoming
aan. De norminkomens, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen a en b
(maximaal toegestaan inkomen bij eenen tweepersoonshuishoudens) en de som
van de bedragen, bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, van de Wet
bew (maximaal toegestaan inkomen bij een- en tweepersoonsouderenhuishoudens,
inclusief tegemoetkomingen), wordt naar boven afgerond op een veelvoud van € 25
(het voorgestelde artikel 41, vijfde lid, onderdeel b, van de Wet bew).
Een eigenwoningbijdrage als bedoeld in artikel 42, eerste lid, van de
Wet bew wordt vervolgens niet toegekend als het rekeninkomen uitkomt boven
de norminkomens, bedoeld in het voorgestelde artikel 8, eerste lid, onderdelen
a of b, van de Wet bew, of boven de som van de bedragen, genoemd in het voorgestelde
artikel 8, eerste lid, onderdelen c en d (norminkomens bij ouderenhuishoudens),
en bedoeld in het tweede lid van dat artikel (tegemoetkomingen) (het voorgestelde
artikel 8, derde lid, van de Wet bew). De memorie van toelichting is dienovereenkomstig
aangepast.
– Zoals gezegd, wordt aan ouderenhuishoudens vanaf het kalenderjaar
2006 een structurele tegemoetkoming als bedoeld in artikel 33b van de Algemene
Ouderdomswet toegekend. In het kalenderjaar 2005 werd reeds een aanvang genomen
met het verstrekken van een tegemoetkoming. Die tegemoetkoming was echter
gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies. De achterliggende gedachte bij deze
tegemoetkoming is dezelfde, alleen is deze dus gebaseerd op een andere wet.
Het voorgestelde artikel III van het wetsvoorstel voorziet hierin. De memorie
van toelichting is in deze zin aangevuld.
– Voorts is de inwerkingtredingsbepaling aangepast voor het geval
de beoogde inwerkingtredingsdatum (1 juli 2006) onverhoopt niet gehaald
zou worden. De memorie van toelichting is hiermee in overeenstemming gebracht.
– Tot slot is de memorie van toelichting nog op enkele punten redactioneel
gewijzigd.
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker