30 514
Wijziging van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens in verband met de aanpassing aan de eisen die gelden voor basisregistraties

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te wijzigen in verband met de aanpassing aan de eisen die gelden voor basisregistraties;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I

De Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt na de omschrijving van «persoonslijst» een onderdeel ingevoegd, luidende:

– authentiek gegeven: een in de basisadministratie opgenomen gegeven dat bij wettelijk voorschrift als authentiek wordt aangemerkt;

B

Na artikel 3 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3a

Bij algemene maatregel van bestuur wordt bepaald welke van de algemene gegevens, bedoeld in artikel 34, eerste en tweede lid, worden aangemerkt als authentieke gegevens.

Artikel 3b

1. De afnemer die bij de vervulling van zijn taak informatie over een ingeschrevene nodig heeft die in de vorm van een authentiek gegeven beschikbaar is in de basisadministratie, gebruikt voor die informatie dat gegeven.

2. Het eerste lid is niet van toepassing indien:

a. bij het gegeven een aantekening als bedoeld in artikel 54 is geplaatst;

b. de afnemer ten aanzien van het gegeven een mededeling als bedoeld in artikel 62 doet;

c. bij wettelijk voorschrift anders is bepaald;

d. een goede vervulling van de taak van de afnemer door de onverkorte toepassing van het eerste lid wordt belet.

Artikel 3c

Een ingeschrevene aan wie door een afnemer een gegeven wordt gevraagd, waarop artikel 3b, eerste lid, van toepassing is, behoeft dat gegeven niet mede te delen, behoudens voor zover het gegeven noodzakelijk wordt geacht voor een deugdelijke vaststelling van de identiteit van betrokkene.

C

Artikel 62 komt te luiden:

Artikel 62

1. Een afnemer die gerede twijfel heeft over de juistheid van een authentiek gegeven dat hij verstrekt heeft gekregen uit de basisadministratie, doet hiervan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders.

2. Onze Minister wijst de buitengemeentelijke afnemers aan die tevens mededeling doen in verband met andere dan authentieke gegevens die aan hen verstrekt zijn.

3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden de gevallen waarin en de wijze waarop de mededeling wordt gedaan, alsmede de kennisgeving van het college van burgemeester en wethouders aan de afnemer naar aanleiding van een mededeling, geregeld.

4. Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels stellen omtrent het doen van mededeling door en de kennisgeving aan binnengemeentelijke afnemers en kan de binnengemeentelijke afnemers aanwijzen die tevens mededeling doen in verband met andere dan authentieke gegevens die aan hen verstrekt zijn.

5. Voorzover een mededeling als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op een gegeven dat bij of krachtens een andere wet is overgenomen uit een andere registratie, zendt het college van burgemeester en wethouders die mededeling door aan de verantwoordelijke voor de verwerking van dat gegeven in die andere registratie.

D

Aan artikel 96, eerste lid, wordt de volgende zin toegevoegd: Bij of krachtens deze verordening wordt in ieder geval voorzien in de verstrekking van gegevens uit de basisadministratie aan binnengemeentelijke afnemers, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van hun taak.

E

Artikel 107 vervalt.

F

Na artikel 146a wordt een nieuw artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 146b

1. De verplichtingen, bedoeld in de artikelen 3b en 62, eerste lid, zijn tot 1 januari 2010 alleen van toepassing op bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen afnemers of categorieën van afnemers.

2. Het recht van de ingeschrevene, bedoeld in artikel 3c, is tot 1 januari 2010 alleen van toepassing jegens bij of krachtens algemene maatregel van bestuur aangewezen afnemers of categorieën van afnemers.

3. De verplichting, bedoeld in artikel 96, eerste lid, tweede volzin, is van toepassing vanaf 1 januari 2010.

ARTIKEL II

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

Naar boven