Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 maart 2011
Tijdens het Verslag Algemeen Overleg dwang en drang in de GGZ van 24 maart jl. (Handelingen II, 2010/11, nr. 65) is met uw
Kamer en de Minister van VWS gesproken over de motie van de leden Bouwmeester, Wolbert (beiden PvdA) en Voortman (GL) over
het instellen van een meldpunt bij de IGZ. Dit meldpunt zou voor ouders en familie van cliënten met ernstig meervoudige problematiek,
die worden onderworpen aan drang en dwangmaatregelen of voor wie geen plaats is in een instelling, het loket moeten zijn om
verbetering van de kwaliteit van zorg af te dwingen. De Kamer is een schriftelijke reactie op deze motie toegezegd, waar ik
middels deze brief invulling aan geef.
In de motie is correct gesteld, dat in het Regeerakkoord een mogelijkheid wordt aangekondigd om bij ernstige klachten over
persoonlijke verzorging en persoonlijke bejegening direct bij de IGZ te kunnen klagen. In de Beginselenwet zorginstellingen
wordt de uitwerking van het Regeerakkoord en het Gedoogakkoord wat betreft dit onderdeel geregeld. U heeft de houtskoolschets
hiertoe inmiddels ontvangen en daarover ga ik graag met u in gesprek. In mijn optiek geeft de Beginselenwet straks – naast
het indienen van ernstige klachten bij de IGZ – nog meer mogelijkheden aan de cliënt of zijn vertegenwoordiger om verbetering
van de kwaliteit van zorg af te dwingen. Doordat de wet concreet gaat regelen over welke onderwerpen een zorgverlener en cliënt
afspraken met elkaar maken in het zorgplan, waarbij de regie van de cliënt het uitgangspunt is, kan de cliënt veel makkelijker
de zorgaanbieder aanspreken op het naleven van die afspraken. Ik ben voornemens in het bovengenoemde wetsvoorstel een bepaling
op te nemen die er voor zorgt dat de cliënt bij de IGZ terecht kan als er geen zorgplan tot stand komt of als er inbreuk op
het zorgplan wordt gepleegd die de fysieke of psychische gezondheid van de cliënt schaadt of kan schaden.
Als er dwangmaatregelen worden toegepast waarover geen afspraken binnen het zorgplan zijn gemaakt, dan treedt de specifieke
wetgeving in werking. In de huidige wet Bopz1 en in de nieuwe wetten Verplichte GGZ en Zorg en Dwang wordt het klachtrecht van patiënten in de langdurige en kortdurende
GGZ versterkt. Op basis van deze wetten kunnen klachten sneller dan nu het geval is worden opgepakt en is het voor de patiënt
mogelijk om in beroep bij de Rechtbank te gaan als zij het niet eens met de wijze waarop de opgelegde dwang of drangtoepassingen
ten uitvoer wordt gelegd. Juist omdat het gaat om ingrijpende maatregelen voor een cliënt, is ervoor gekozen om in aanvulling
op de reguliere klachtenregeling een snellere behandeling en toetsing door de rechter open te stellen.
Daarnaast bestaat er altijd de mogelijkheid om bij het algemene IGZ-loket als privépersoon een melding te doen over calamiteiten,
structurele tekortkomingen in de kwaliteit van zorg en seksueel misbruik. Bij dit IGZ-loket kunnen patiënten, maar ook hun
familie of naasten terecht. Daarbij is er in elke GGZ-instelling een patiëntvertrouwenspersoon aanwezig. Patiënten kunnen
hier terecht met vragen over onder andere behandeling en ontvangen zorg.
Ik onderscheid situaties waarbij cliënten of hun familieleden een klacht hebben over de kwaliteit van de verleende zorg van
situaties waarin het voor een patiënt niet mogelijk is om een plaats in een instelling te krijgen. In dat geval zijn het zorgkantoor
(AWBZ) of de zorgverzekeraar (Zvw) primair aan zet. Zij hebben immers een zorgplicht jegens hun verzekerden en dienen die
zorgplicht ook waar te maken voor cliënten met ernstig meervoudige problematiek.
De motie ligt in lijn met de voornemens ten aanzien van de Beginselenwet zorginstellingen. Deze wet zal ik naar verwachting
in het najaar bij uw Kamer indienen.
Ik geef u daarom in overweging deze motie aan te houden tot de indiening van de Beginselenwet zorginstellingen.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. L. L. E. Veldhuijzen van Zanten-Hyllner