nr. 35
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 september 2009
Zoals toegezegd tijdens het Algemeen Overleg over dwang en drang op 8 april
2009 (kamerstuk 30 492, nr.33) informeer ik u hierbij over de wijze waarop
uitvoering gegeven zal worden aan de motie Joldersma (TK vergaderjaar 2006–2007,
30 492, nr. 23). In de motie wordt de regering verzocht te bevorderen
dat in elke ggz-instelling een familievertrouwenspersoon (fvp) beschikbaar
is.
Bij brief van 9 februari 2009 (TK vergaderjaar 2008–2009, 30 492,
nr. 32) heb ik u meegedeeld dat nader onderzoek moest worden uitgevoerd naar
de kosten en de wijze van introductie van de fvp omdat het onderzoek van Zorgconsult
Nederland hierover onvoldoende informatie gaf. Om deze vragen te beantwoorden
werd een kwartiermaker aangesteld (Wedman Advies). Inmiddels is het onderzoek
van de kwartiermaker afgerond. In bijgaand rapport «Op weg naar onafhankelijkheid»
treft u de resultaten aan van het onderzoek naar de toekomstige organisatie
en positionering van de fvpers in Nederland.1
Het rapport beschrijft twee varianten voor een mogelijke organisatieopzet.
In de eerste variant wordt uitgegaan van een landelijk bureau en vier regionale
kantoren; Dit is de regiovariant met de fvpers gelocaliseerd in regio’s.
Variant twee beschrijft een situatie uitgaande van de huidige vestigingsplaatsen
van de fvpers met een landelijk bureau; Dit is de instellingsvariant met de
fvpers gelocaliseerd in de instelling.
Mijn keuze gaat uit naar de instellingsvariant omdat ik zoveel mogelijk
aansluiting wil zoeken bij de organisatie en financiering van een vergelijkbare
organisatie, te weten de Stichting Patiëntenvertrouwenspersonen (PVP),
waarbij de pvpers in de instelling zijn gelocaliseerd en in dienst zijn van
een stichting die pvpdienstverlening aanbiedt. Tevens wil ik zoveel mogelijk
aansluiten bij de wijze waarop klachtenfunctionarissen en cliëntenvertrouwenspersonen
elders in de zorg gelocaliseerd zijn, namelijk eveneens in de instelling.
Die localisering in de instelling is praktisch en heeft het voordeel dat de
fvp goed bereikbaar is, nauw betrokken is bij de cultuur en het
personeel van de instelling en sneller zijn of haar weg daarin vinden.
Alvorens in alle ggz-instellingen fvp-dienstverlening mogelijk te maken
dient ten behoeve van de financiering van fvpers een aparte Stichting van
fvpers te worden opgericht. Het rapport «Op weg naar onafhankelijkheid»
biedt daarvoor handreikingen. Net als bij de Stichting PVP zijn de fvpers
zelf verantwoordelijk voor het oprichten van de Stichting FVP en het tijdpad
dat daarbij gevolgd wordt.
De fvpers zullen in dienst treden van de Stichting FVP en de financiering
van deze Stichting zal plaatsvinden op basis van een subsidie van het ministerie
van VWS, analoog aan de werkwijze bij de Stichting Patiëntenvertrouwenspersonen.
Naar aanleiding van deze bevindingen van de kwartiermaker zal ik binnen
de begroting van VWS zoeken naar financiële dekking. De kosten voor de
instellingsvariant bedragen in het eerste jaar volgens de kwartiermaker ruim
1 miljoen euro. Gelet op de financieel economische omstandigheden en verwachtingen
kan ik daar op dit moment nog geen uitspraak over doen. Dit heeft tot gevolg
dat eerst tot introductie van de fvpdienstverlening kan worden overgegaan
op het moment dat daarvoor de benodigde financiële middelen beschikbaar
komen.
Ik vertrouw erop u met deze brief voldoende te hebben geïnformeerd
en aan de toezegging te hebben voldaan.
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
A. Klink