nr. 13
BRIEF STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 juni 2009
Mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Defensie
reageer ik hierbij op het verzoek van 15 april jl. van de vaste Commissie
voor Verkeer en Waterstaat om informatie te verstrekken inzake de ervaring
tot op heden met de uitvoering van het Draaiboek Piraterij.
Hoewel het aantal bijstandsaanvragen door de escalatie van piraterij in
het zeegebied bij Somalië en de Golf van Aden alle verwachtingen overtreft,
zijn de ervaringen met het draaiboek als afwegingskader voor bijstandsaanvragen
positief. Het in het draaiboek opgenomen «stroomschema» blijkt
een efficiënte procedure om tot een gedegen afweging te komen of een
aanvraag kwalificeert. Na ontvangst van een bijstandaanvraag bij het Kustwachtcentrum
volgt onmiddellijk beoordeling door de ministeries van Buitenlandse Zaken,
Defensie en Verkeer en Waterstaat. De reders ontvangen normaliter binnen 24–48
uur na ontvangst een antwoord op de bijstandsaanvraag.
Of, na het doorlopen van het draaiboek en het goedkeuren van een aanvraag,
werkelijk bijstand kan worden geboden hangt mede af van de beschikbare capaciteiten
van Nederland en bondgenoten in het gebied waar de aanvraag betrekking op
heeft.
In de regio Somalië en de Golf van Aden is een bijzondere situatie
ontstaan door de ontplooiing van de maritieme EU Operatie Atalanta en de mogelijkheid
om aanvragen voor bijstand rechtstreeks bij de EU in te dienen via het Maritime Security Centre (Horn of Africa) (MSCHOA), gevestigd
in Northwood. Dit betekent dat er aanleiding is de procedure voor het indienen
van bijstandsaanvragen door Nederlandse reders met betrekking tot deze regio
aan te passen.
Reders die zich op basis van het draaiboek kwalificeren voor bijstand,
worden door het Kustwachtcentrum reeds gewezen op de mogelijkheid om bijstand
aan te vragen via het MSCHOA. De coördinatie door de EU zorgt
ervoor dat zoveel mogelijk schepen kunnen worden beschermd met gebruikmaking
van alle beschikbare capaciteit in de regio. De gegevens die het MSCHOA van
reders vraagt zijn voor een groot deel vergelijkbaar met hetgeen wordt gevraagd
in het «Formulier Bijstandsaanvraag» dat de Nederlandse overheid
hanteert. Dit betekent dat reders met schepen in het Nederlandse register,
die bijstand aanvragen voor de regio Somalië/Golf van Aden, nu zowel
bij de Nederlandse overheid, als bij MSCHOA een bijstandsaanvraag moeten indienen.
Teneinde dubbele aanvragen en dus onnodige administratieve lasten te voorkomen,
wordt momenteel met de redersorganisaties de mogelijkheid besproken dat rederijen
van hun bij MSCHOA ingediende aanvragen een kopie zenden aan het Kustwachtcentrum.
Het Kustwachtcentrum geleidt deze aanvragen dan conform de draaiboek procedure
door aan de betrokken ministeries. Invulling van een Nederlandse bijstandsaanvraag
zou dan overbodig worden. De ministeries houden echter op deze wijze toch
inzicht in de aanvragen (aard en aantal) en kunnen desgewenst in speciale
omstandigheden interveniëren ten behoeve van de aanvrager.
Mochten de reders instemmen met de voorgestelde werkwijze dan zal het
formulier in het kader van het «Draaiboek behandeling bijstandsaanvragen»
in ieder geval wel van toepassing blijven voor de wateren die niet in het
werkingsgebied van de operatie Atalanta zijn gelegen.
Inzake de tijdens het rondetafelgesprek door de reders geuite wens voor
het realiseren van één loket in Nederland waar reders met hun
bijstandsaanvragen voor piraterij terechtkunnen, wijs ik er op dat in de context
van het draaiboek het Kustwachtcentrum al fungeert als centraal aanspreekpunt
(één loket functie) voor de reders. Het Kustwachtcentrum is
echter onvoldoende geëquipeerd om alle reders individueel van advies
te dienen op het gebied van operationele zaken. Ik ben graag bereid met de
reders in overleg te treden, bijvoorbeeld in het Nationale Piraterij Platform
van overheid en bedrijfsleven, over de wijze waarop advisering en kennisuitwisseling
beter kunnen worden vormgegeven.
Overigens is er al veel informatie en advies voor reders beschikbaar.
Organisaties als de Internationale Maritieme Organisatie (IMO) en internationale
koepels van het maritieme bedrijfsleven, hebben actuele overzichten van maatregelen (best practices) opgesteld die reders kunnen gebruiken
om hun schepen en bemanningen zo goed mogelijk te beveiligen en de kans op
een aanval te verkleinen. Ook het MSCHOA is actief bij het opstellen en verspreiden
van best practices en het geven van gerichte adviezen
aan de reders.
Wat betreft de wens van de reders om betere Nederlandse coördinatie
te bewerkstelligen, eventueel uit te voeren door bijvoorbeeld een Nederlandse
koopvaardijkapitein, te bekostigen door de Nederlandse overheid, ga ik ervan
uit dat wordt gedoeld op coördinatie tussen Nederland en het MSCHOA hoofdkwartier
in Northwood over bijstandsaanvragen. Een liaison van de Nederlandse rederijen
bij het MSCHOA in Northwood wordt, zoals aangegeven door de minister van Defensie
tijdens het spoeddebat over piraterij op 13 mei jl, niet noodzakelijk
geacht. Alle aanvragen bij MSCHOA worden op zorgvuldige wijze in behandeling
genomen en in het geval de reder hierover vragen heeft kan via de website
van MSCHOA rechtstreeks contact worden opgenomen.
Uiteraard ben ik bereid nader met de reders van gedachten te wisselen
over optimalisering van de coördinatie en communicatie met het MSCHOA.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa