nr. 18
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 mei 2006
Tijdens de plenaire behandeling op 24 mei 2006 van het wetsvoorstel
Wijziging van de Wet werk en bijstand in verband met het openstellen van het
recht op langdurigheidstoeslag in de situatie waarin enige inkomsten zijn
ontvangen (Kamerstukken II, 2005/06, 30 484) is door het lid mevrouw
Noorman-den Uyl om ambtelijk ondersteuning gevraagd met betrekking tot de
door haar ingediende en door mij ontraden amendementen genummerd Kamerstukken
II, 2005/06, 30 484, nummer 11 en Kamerstukken II, 2005/06, 30 484,
nummer 12.
Deze ambtelijke ondersteuning is aan haar verleend en mevrouw Noorman-den
Uyl heeft de betreffende amendementen gewijzigd (waarbij ook de nummers van
de amendementen zijn gewijzigd). Omdat de stemmingen over het wetsvoorstel
reeds op 30 mei 2006 plaatsvinden, ontbreekt de tijd voor mondelinge
behandeling van de gewijzigde amendementen. Daarom doe ik u hierbij, mede
op verzoek van mevrouw Noorman-den Uyl, mijn reactie op de gewijzigde amendementen
toekomen.
Kamerstukken II, 2005/06, 30 484, nummer 16 (gewijzigd
amendement nr. 11)
Met dit amendement beoogt mevrouw Noorman-den Uyl dat de langdurigheidstoeslag
een wettelijk recht blijft en geen discretionaire bevoegdheid is van de gemeenten.
Mijn bezwaar tegen de eerdere versie van dit amendement dat alleen belanghebbenden
die gedurende een korte periode geringe inkomsten hebben gehad voor de langdurigheidstoeslag
in aanmerking komen, is met de wijziging weggenomen.
Dat laat onverlet dat ik het amendement overbodig vind omdat de regering,
zoals is aangegeven in de memorie van toelichting (Kamerstukken II, 2005/06,
30 484, nr. 3, p. 2, eerste zin van de tweede alinea), hetzelfde beoogt als mevrouw Noorman-den Uyl en de bestaande tekst van de betreffende
bepaling in het wetsvoorstel hier in voorziet.
Kamerstukken II, 2005/06, 30 484, nummer 17 (gewijzigd
amendement nr. 12)
Met dit amendement beoogt mevrouw Noorman-den Uyl dat een bepaalde groep
gedeeltelijk arbeidsongeschikten recht krijgt op een langdurigheidstoeslag
als zij volledig arbeidsongeschikt worden. Het betreft hier WAO-, WAZ-, en
Wajonggerechtigden met een arbeidsongeschiktheidspercentage van minder dan
45% die op grond van die uitkering tegen arbeidsongeschiktheid verzekerd
zijn. Deze personen komen bij toegenomen arbeidsongeschiktheid als gevolg
van een andere oorzaak dan die waarop het bestaande arbeidsongeschiktheidspercentage
berust niet in aanmerking voor een WAO-, WAZ- of Wajonguitkering naar een
hoger arbeidsongeschiktheidspercentage. In de praktijk kan er dan medisch
gezien toch sprake zijn van «geen duurzaam benutbare mogelijkheden».
Ik ben het met mevrouw Noorman-den Uyl eens dat deze groep aanspraak kan
maken op de langdurigheidstoeslag. Ik heb aangegeven dat gemeenten in deze
situatie naar de geest van de wet kunnen handelen.
Ook ben ik het met mevrouw Noorman-den Uyl eens dat het in een dergelijke
situatie de voorkeur verdient om het recht in de letter van de wet vast te
leggen. De afbakening van de doelgroep, die in de praktijk weerbarstiger zal
zijn dan op papier, vereist een zorgvuldig met de uitvoerders afgestemde wetswijziging
om onbedoelde uitbreiding van de doelgroep en competentiekwesties tussen UWV
en gemeenten te voorkomen.
Mijn bezwaar tegen het onderhavige amendement is dat er geen afstemming
met de uitvoerders heeft plaatsgevonden en dat het daardoor de vorengenoemde
risico’s met zich meebrengt. Om die reden moet ik het amendement ontraden.
Volledigheidshalve merk ik op dat uit vorenstaande opsomming (WAO, WAZ,
Wajong) volgt dat in het kader van de WIA gedeeltelijk arbeidsongeschikten
die volledig arbeidsongeschikt worden wel voor een volledige arbeidsongeschiktheidsuitkering
in aanmerking komen.
Ik ben bereid om in overleg met VNG, gemeenten en UWV te bezien op welke
wijze het beste invulling kan worden gegeven aan de belangen van de onderhavige
doelgroep en uw Kamer daarover te informeren in het kader van de toezeggingen
die ik tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel heb gedaan ten
aanzien van de positie van gedeeltelijk arbeidsongeschikten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. A. L. van Hoof