nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het in verband met aanstellingen
van wethouders van buiten de raad en gedeputeerden van buiten provinciale
staten, wenselijk is de gemeenteraad en provinciale staten de bevoegdheid
te geven om de ontheffingstermijn van een jaar van het vereiste van ingezetenschap
telkens met maximaal een jaar te verlengen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Gemeentewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 36a, tweede lid, komt te luiden:
2. De raad kan voor de duur van een jaar ontheffing verlenen van
het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere gevallen,
telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.
ARTIKEL II
De Provinciewet wordt als volgt gewijzigd:
Artikel 35b, tweede lid, komt te luiden:
2. Provinciale staten kunnen voor de duur van een jaar ontheffing
verlenen van het vereiste van ingezetenschap. De ontheffing kan in bijzondere
gevallen, telkens met een periode van maximaal een jaar, worden verlengd.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte
van het Staatsblad waarin zij wordt geplaatst.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,