30 478
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de beroepen in het onderwijs onder meer in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de regels over de bekwaamheid van onderwijspersoneel zoals deze komen te luiden door de Wet op de beroepen in het onderwijs (aanpassing regels bekwaamheidseisen onderwijspersoneel)

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

1. De onderwerpen van het wetsvoorstel

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt/uitsluitend opmerkingen van redactionele aard bevat (artikel 25a, vierde lid, onderdeel b, van de Wet op de Raad van State).Het wetsvoorstel regelt enkele aanpassingen van de onderwijswetgeving op het gebied van bekwaamheidseisen voor onderwijspersoneel. Het gaat daarbij om de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de beroepen in het onderwijs. Deze aanpassingen moeten worden aangebracht met ingang van inwerkingtreding van de Wet op de beroepen in het onderwijs, die inmiddels (bij het Besluit van 5 december 2005, Stb. 672) is bepaald op 1 augustus 2006.

Met de aanpassingen wordt geregeld:

a. dat de directeur in het primair onderwijs altijd in elk geval over een getuigschrift hoger onderwijs moet beschikken. Bij de Wet op de beroepen in het onderwijs is deze voorwaarde ten onrechte niet in de wettekst terechtgekomen;

b. dat de bekwaamheid voor de onderwijsactiviteit(en) zintuiglijke (oefening) en lichamelijke oefening in het primair onderwijs wordt onderscheiden in een bekwaamheid voor «onderbouw» (eerste en tweede schooljaar/groepen leerlingen tot 7 jaar) en een bekwaamheid voor «bovenbouw» (hogere schooljaren/groepen leerlingen vanaf 7 jaar);

c. dat de bekwaamheidseisen voor vakleerkrachten voor bepaalde nader aan te wijzen vakken op grond van de WEC (evenals dat het geval is bij de WPO) dezelfde zijn als die voor leraren in het voortgezet onderwijs. Bij de tweede nota van wijziging op het wetsvoorstel voor de Wet op de beroepen in het onderwijs is de rechtstreekse koppeling aan de VO-eisen abusievelijk weggevallen uit artikel 3 WEC;

d. dat de artikelen van de Wet op de beroepen in het onderwijs over het onderhouden van de bekwaamheid t.a.v. elke personeelscategorie voor het eerst toepassing vinden vanaf het moment waarop de bekwaamheidseisen voor die categorie in werking treden;

e. een overgangsvoorziening voor het geval bekwaamheidseisen voor het geven van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs pas na 1 augustus 2006 in het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel worden opgenomen;

f. een overgangsvoorziening over de voorwaarden voor het mogen uitvoeren van het geschiktheidsonderzoek bij zij-instroom, omdat de algemene maatregel van bestuur die deze voorwaarden moet regelen, nog in voorbereiding is en misschien niet al op 1 augustus 2006 in werking kan treden;

g. een overgangsvoorziening voor de uitvoeringsvoorschriften bij de zij-instroom, omdat de algemene maatregel van bestuur met deze voorschriften nog in voorbereiding is en misschien niet al op 1 augustus 2006 in werking kan treden;

h. een overgangsvoorziening voor zolang er nog geen bekwaamheidseisen voor leidinggevende werkzaamheden zijn vastgesteld als onderdeel van het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel;

i. een grondslag in de Wet op het voortgezet onderwijs om – onder voorwaarden en beperkingen – buitenlandse getuigschriften van buiten de Europese Unie te kunnen gelijkstellen met bewijzen van bekwaamheid die aantonen dat wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen voor leraren. De Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra bevatten zo’n grondslag al, de voorgestelde grondslag in de Wet op het voortgezet onderwijs is daaraan materieel gelijk;

j. dat de wijzigingen die de Wet op de beroepen in het onderwijs en enkele andere wetten aanbrengen in artikel 3 WEC, beter op elkaar worden afgestemd.

Tevens worden enkele onjuiste verwijzingen gecorrigeerd in het voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de vraagfinanciering voor schoolbegeleiding en de bekostiging van het onderwijs aan zieke leerlingen (Kamerstukken II 2004/05, 29 875, nrs. 1–3). Deze onvolkomenheden zijn ontstaan als gevolg van samenloop met inmiddels tot stand gekomen wetgeving.

2. Uitvoeringsgevolgen en administratieve lasten

Het wetsvoorstel veroorzaakt geen nieuwe uitvoerinsgevolgen of nieuwe administratieve lasten.

3. Financiële gevolgen

Aan het wetsvoorstel zijn geen financiële gevolgen verbonden.

ARTIKELEN

Artikelen I en II

Onderdeel A van beide artikelen regelt dat de bekwaamheid voor de onderwijsactiviteit(en) zintuiglijke (oefening) en lichamelijke oefening in het primair onderwijs onderscheiden blijft in een bekwaamheid voor «onderbouw» (eerste en tweede schooljaar/groepen leerlingen tot 7 jaar) en een bekwaamheid voor «bovenbouw» (hogere schooljaren/ groepen leerlingen vanaf 7 jaar). Wie voldoet aan de bekwaamheidseisen voor groepsleraar in het primair onderwijs maar niet voldoet aan de eisen vanuit het voortgezet onderwijs voor vakleraar, kan toch vakleerkracht zijn voor het derde tot en met achtste schooljaar (basisonderwijs) of voor leerlingen vanaf 7 jaar (speciaal onderwijs), indien hij of zij beschikt over een bij ministeriële regeling aangewezen getuigschrift. Het is de bedoeling, als zo’n getuigschrift aan te wijzen het getuigschrift van de Leergang Bewegingsonderwijs PO. Ook wie nog studeert voor dat getuigschrift, is bevoegd tot het geven van de onderwijsactiviteit(en) zintuiglijke (oefening) en lichamelijke oefening, indien hij/zij voldoet aan de bekwaamheidseisen voor groepsleraar in het primair onderwijs en bovendien onderwijs volgt ter verkrijging van het getuigschrift. De laatstbedoelde bevoegdheid geldt dan voor maximaal twee aaneengesloten schooljaren, gerekend vanaf het moment waarop de betrokkene het onderwijs aan de Leergang voor de eerste maal volgt. Voor alle duidelijkheid: deze afwijkende regels zijn ontleend aan het Bevoegdhedenbesluit WPO/WEC en gelden niet voor het voortgezetspeciaal onderwijs.

Onderdeel B van beide artikelen voegt het voorschrift toe dat de directeur in het primair onderwijs altijd in elk geval over een getuigschrift hoger onderwijs moet beschikken, zoals ook de bedoeling was van de wetgever. Door een abuis is deze voorwaarde bij de Wet op de beroepen in het onderwijs niet in de wettekst terechtgekomen.

In artikel II, onderdeel A, zesde lid, van de Wet op de beroepen in het onderwijs, zoals dit komt te luiden als gevolg van Stb. 2004, 253, wordt verwezen naar de zinsnede «in onderdeel a» in artikel 3, zesde lid (nieuw) van de Wet op de expertisecentra. Deze zinsnede is inmiddels vervallen als gevolg van de Reparatiewet OCW 2005. Hierdoor is de opdracht tot vervanging van «een getuigschrift dat bij of krachtens artikel 171 is aangewezen als bewijs van bekwaamheid» door «een getuigschrift als bedoeld in het eerste lid, onder b.1°» onuitvoerbaar. Onderdeel A, onder 3, van artikel II strekt ertoe dit recht te zetten.

Artikel III

Dit artikel voegt een grondslag toe aan de Wet op het voortgezet onderwijs om – onder voorwaarden en beperkingenbuitenlandse getuigschriften van buiten de Europese Unie te kunnen gelijkstellen met bewijzen van bekwaamheid die aantonen dat wordt voldaan aan de bekwaamheidseisen voor leraren. De Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra bevatten zo’n grondslag zoals gezegd al.

Artikel IV

Deze wijziging houdt verband met het voorgestelde artikel VI, derde lid. Zie de toelichting bij dat artikel.

Artikel V

Wanneer het artikel van de sectorwetten over het onderhouden van bekwaamheid tegelijk met de bekwaamheidseisen voor leraren in werking treedt, geldt het door zijn algemene bewoordingen behalve voor leraren direct óók voor ondersteunend personeel en schooldirectie, ook al zijn hún bekwaamheidseisen dan nog niet in werking getreden. Om dat automatische gevolg te voorkomen, bepaalt het wetsvoorstel dat het onderhoudsartikel ten aanzien van een bepaalde personeelscategorie pas toepassing vindt vanaf het moment waarop de bekwaamheidseisen voor diezelfde categorie in werking treden.

Artikel VI, eerste lid

Op dit moment is nog onduidelijk of de bekwaamheidseisen van het Besluit bekwaamheidsonderwijspersoneel onverkort ook zullen gelden voor het geven van godsdienstonderwijs en levensbeschouwelijk vormingsonderwijs. Overleg daarover met kerkelijke en levensbeschouwelijke organisaties is nog gaande. Omdat de Wet op de beroepen in het onderwijs niets regelt voor het geval die eisen er later komen dan op het moment van inwerkingtreding van die wet en het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel, treft dit wetsvoorstel daarvoor alsnog een voorziening.

Artikel VI, tweede lid

Het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel bevat nog niet de bekwaamheidseisen voor leidinggevende werkzaamheden. Die eisen zijn nog in voorbereiding. Bij nader inzien is het zuiverder om hiervoor expliciet een overgangsvoorziening te treffen dan om te redeneren dat op de leidinggevende functies door het ontbreken van eisen op 1 augustus 2006 kennelijk geen bekwaamheidseisen van toepassing zijn. Ook dit regelt het wetsvoorstel.

Artikel VI, derde lid

De algemene maatregel van bestuur over de voorwaarden voor het mogen uitvoeren van het geschiktheidsonderzoek is nog in voorbereiding. Het wetsvoorstel houdt alsnog rekening met de mogelijkheid dat dit besluit niet tegelijk in werking treedt met het Besluit bekwaamheidseisen onderwijspersoneel (dus: op 1 augustus 2006), waarmee het inhoudelijk is verbonden.

Artikel VI, vierde lid

De algemene maatregel van bestuur met de uitvoeringsvoorschriften voor de zij-instroom is nog in voorbereiding. Het wetsvoorstel houdt alsnog rekening met de mogelijkheid dat dit besluit niet tegelijk in werking treedt met de Wet op de beroepen in het onderwijs, en daarmee met het vervallen van de Interimwet zij-instroom leraren primair en voortgezet onderwijs. In dit artikellid wordt het op deze Interimwet gebaseerde Uitvoeringsbesluit van overeenkomstige toepassing verklaard tot de nieuwe regels in werking treden.

Artikelen VII en VIII

Artikel III, onderdeel A, van het bij de Eerste Kamer aanhangige voorstel van wet houdende wijziging van onder meer de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, en de Wet op het voortgezet onderwijs in verband met de vraagfinanciering voor schoolbegeleiding en de bekostiging van het onderwijs aan zieke leerlingen (Kamerstukken I, 2005/06, 29 875, nr. A) wijzigt het achtste lid van artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs. Het achtste lid is inmiddels vernummerd tot tiende lid (Stb. 2005, 301), waardoor de opdracht tot wijziging van artikel 10g van de Wet op het voortgezet onderwijs onuitvoerbaar is. Artikelen VII en VIII strekken ertoe de wijziging van artikel 10g alsnog te bewerkstelligen.

Artikel I, onderdeel M en artikel II, onderdeel I van het bovengenoemde voorstel van wet wijzigen de inhoudsopgave van respectievelijk de Wet op het primair onderwijs en de Wet op de expertisecentra. Beide inhoudsopgaven zijn inmiddels vervallen op grond van de Reparatiewet OCW 2005. In verband daarmee laat artikel VIII deze bepalingen vervallen.

Deze memorie van toelichting onderteken ik mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven