30 478
Wijziging van de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet op de beroepen in het onderwijs onder meer in verband met het aanbrengen van enkele verbeteringen in de regels over de bekwaamheid van onderwijspersoneel zoals deze komen te luiden door de Wet op de beroepen in het onderwijs (aanpassing regels bekwaamheidseisen onderwijspersoneel)

nr. 11
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 mei 2006

Hierbij stel ik u op de hoogte van mijn opvatting over het op het bovengenoemde wetsvoorstel ingediende amendement inzake de benoembaarheid voor het vak zintuiglijke en lichamelijke oefening in het derde tot en met achtste schooljaar van het primair onderwijs en in groepen bestemd voor leerlingen vanaf 7 jaar in het speciaal onderwijs.

Ik heb geen bezwaar tegen het amendement en laat daarom het oordeel aan uw Kamer.

In de toelichting op het amendement wordt aandacht besteed aan evaluatie van het voorschrift.

In artikel XIX van de Wet op de beroepen in het onderwijs is bepaald dat de werking van die wet wordt geëvalueerd. Ik zeg u graag toe daarbij ook specifiek aandacht te besteden aan de werking van het voorschrift zoals gewijzigd indien het amendement wordt aangenomen.

Dit temeer omdat de voorschriften op dit punt in WPO en WEC, zoals die luiden voor inwerkingtreding van onderhavig wetsvoorstel, zijn opgenomen met het oog op borging van kwaliteit en veiligheid.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven