30 475
Regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten)

nr. 32
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juni 2007

Afgelopen woensdag heeft het debat over het wetsvoorstel «Informatie-uitwisseling ondergrondse netten» met uw Kamer plaatsgevonden. Naar aanleiding daarvan is een aantal amendementen gewijzigd. Met het oog op de stemming geef ik u bijgaand een reactie op de gewijzigde amendementen.

• Amendement nr. 25 (oud nr. 13) vergde een technische aanpassing zodat bij aanname van het amendement er sprake zou zijn van de juiste verwijzingen. Technisch klopt het amendement nu. Dit neemt niet weg dat het inhoudelijk nog steeds ongewenst is.

Ik handhaaf dan ook mijn oordeel en ontraad dit amendement.

• Amendement nr. 26 (oud nr. 11 herdruk) is meeondertekend door de heer Aptroot. Amendement nr. 27 (oud nr. 15) is meeondertekend door mevrouw Gesthuizen. Zoals ik tijdens het debat al heb aangegeven zorgt amendement nr. 26 voor een probleem voor wat betreft de handhaafbaarheid. De kosten die met de grote toezichtinspanning zijn gemoeid zijn voor bedrijfsleven en overheid naar verwachting disproportioneel.

Daarom handhaaf ik mijn oordeel en ontraad ik dit amendement. Amendement nr. 27 kent dit nadeel niet. Het oordeel daarover laat ik daarom aan de Kamer.

• Ten aanzien van amendement nr. 28 (oud nr. 21) kan ik u zeggen dat het herziene amendement in voldoende mate tegemoet komt aan de door mij tijdens het debat geuite zorg. Daarmee kan ik het oordeel hierover aan de Kamer laten.

• Ten aanzien van amendement nr. 29 (oud nr. 23) kan ik het volgende zeggen:

– Ten aanzien van onderdeel I: artikel 8 van het wetsvoorstel voorziet in een verplichte melding van het voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden (max. 20 dagen van tevoren). Dit is onderdeel van het zorgvuldig graven als bedoeld in artikel 2 van het wetsvoorstel. Door een melding bij de voorbereiding van graafwerkzaamheden verplicht te stellen wordt het karakter van de oriëntatiemelding van artikel 7 echter wezenlijk veranderd. De oriëntatiemelding is bedoeld om in de planningsfase, dus lang voordat daadwerkelijke graafwerkzaamheden plaatsvinden, informatie uit te kunnen wisselen tussen grondroerders en beheerders. Dit verplicht te stellen vind ik te vergaan. Het brengt bovendien onevenredig hoge administratieve lasten met zich mee.

– Ten aanzien van onderdeel II: de voorgestelde wijziging van artikel 9 heeft geen toegevoegde waarde ten opzichte van het huidige artikel 9 onderdeel a. In de ontvangstbevestiging zullen contactgegevens van de betrokken beheerders namelijk al worden opgenomen.

– Ten aanzien van onderdeel III: indien een oriëntatieverzoek of een graafmelding wordt gedaan, wordt de beheerder hiervan automatisch in kennis gesteld. Hij moet immers informatie terugsturen. Bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld dat hij tevens informatie krijgt over wie de melding heeft gedaan zodat hij indien nodig contact met de melder kan opnemen. Het voorgestelde artikel 11a heeft daarmee geen toegevoegde waarde ten opzichte van wat het wetsvoorstel reeds regelt, maar legt wel een extra administratieve last bij grondroerders.

Om deze redenen vind ik dit amendement onwenselijk en raad dit af.

• Amendement nr. 30 (oud nr. 22) brengt nog steeds elke leveringsonderbreking van gas, water, elektriciteit en telecommunicatie onder de uitzonderingspositie. Zoals ik tijdens de behandeling al heb aangegeven wordt de reguliere meldingsprocedure hiermee eerder uitzondering dan regel.

Dat is de belangrijkste reden waarom ik mijn oordeel over dit amendement handhaaf en het amendement ontraad.

De minister van Economische Zaken

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven