30 475
Regels over de informatie-uitwisseling betreffende ondergrondse netten (Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten)

nr. 12
TWEEDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 15 maart 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder verlettering van de onderdelen j, k en l tot p, q en r komen de onderdelen i tot en met l te luiden:

i. registratiemelding: de melding van de beheerder, bedoeld in artikel 6, tweede lid, dan wel artikel 42, eerste lid;

j. beheerpolygoon: de weergave door een beheerder van een aaneengesloten gebied, waarbinnen hij een of meer netten beheert;

k. oriëntatieverzoek: het verzoek aan de Dienst om gebiedsinformatie, bedoeld in artikel 7, eerste onderscheidenlijk tweede lid;

l. oriëntatiepolygoon: de weergave door een opdrachtgever, grondroerder of bestuursorgaan van een aangesloten gebied, ten aanzien waarvan deze met het oog op een belang als bedoeld in artikel 7, eerste of tweede lid, om gebiedsinformatie verzoekt;

2. Na onderdeel l worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

m. graafmelding: de melding aan de Dienst van voorgenomen graafwerkzaamheden, bedoeld in artikel 8, eerste lid;

n. graafpolygoon: de weergave door een grondroerder van het gebied, waarbinnen de graaflocatie zich bevindt;

o. graafbericht: het bericht van de Dienst, bedoeld in artikel 9, onder b;.

3. In onderdeel p (nieuw) wordt «in een bepaalde gebiedseenheid met als referentie een uniforme topografische basiskaart» vervangen door: binnen de betrokken oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon.

4. In onderdeel r (nieuw) wordt «over een bepaalde gebiedseenheid» vervangen door: over de betrokken oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon.

B

In artikel 2, derde lid, onderdeel a, wordt «melding als bedoeld in artikel 8» vervangen door: een graafmelding.

C

In artikel 4 wordt «opdrachtgevers en grondroerders anderzijds» vervangen door: opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen anderzijds.

D

In artikel 5, tweede lid, aanhef, wordt na «op verzoek» ingevoegd: via het elektronische informatiesysteem.

E

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

1. Ten behoeve van de informatie-uitwisseling over ondergrondse netten registreert de Dienst de beheerpolygonen.

2. Degene die

a. een net gaat beheren dat niet ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon, of

b. niet langer een net zal beheren dat ligt binnen een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon of deel daarvan,

geeft dit ten minste twintig werkdagen voor aanvang van de wijziging in het beheer van het betreffende net door aan de Dienst, zo nodig onder opgave van de gewijzigde beheerpolygoon.

F

Aan artikel 7 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. Bij het oriëntatieverzoek geeft de opdrachtgever, de grondroerder of het bestuursorgaan een oriëntatiepolygoon op.

G

Artikel 8 komt te luiden:

Artikel 8

1. Een grondroerder meldt het voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden aan de Dienst ten hoogste twintig werkdagen voorafgaande aan de aanvang van die graafwerkzaamheden.

2. Bij de graafmelding geeft de grondroerder een graafpolygoon op.

3. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de graafwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd in grond die in eigendom of beheer is van de grondroerder en hij weet dat sinds de voorafgaande graafmelding de ligging van de netten in deze grond niet is veranderd.

H

Artikel 9 komt te luiden:

Artikel 9

Na ontvangst van een oriëntatieverzoek of graafmelding:

a. verstrekt de Dienst aan degene die het oriëntatieverzoek of de graafmelding heeft gedaan onverwijld een ontvangstbevestiging;

b. bericht de Dienst hierover onverwijld onder vermelding van de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon alle beheerders wier beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt met deze oriëntatiepolygoon onderscheidenlijk graafpolygoon.

I

Artikel 10 wordt als volgt gewijzigd:

1. In de aanhef van het eerste lid wordt «een bericht als bedoeld in artikel 9» vervangen door: een graafbericht.

2. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «in de betreffende gebiedseenheid» vervangen door: binnen de betreffende oriëntatiepolygoon dan wel graafpolygoon.

3. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «zijn getroffen» vervangen door: zullen worden getroffen.

4. In het tweede lid wordt na «daarvan» ingevoegd: onverwijld.

J

De artikelen 11, eerste lid, 43, tweede lid, en 44, tweede lid, worden als volgt gewijzigd:

1. De woorden «verzoek als bedoeld in artikel 7» onderscheidenlijk «verzoek, bedoeld in artikel 7» worden telkens vervangen door: oriëntatieverzoek.

2. De woorden «melding als bedoeld in artikel 8» onderscheidenlijk «melding, bedoeld in artikel 8» worden telkens vervangen door: graafmelding.

K

In de artikelen 11, tweede lid, 12, aanhef, 44, eerste lid, wordt «het verzoek of de melding» vervangen door: het oriëntatieverzoek of de graafmelding.

L

Artikel 11 wordt als volgt gewijzigd:

1. De woorden «maar uiterlijk» worden telkens vervangen door: doch uiterlijk binnen.

2. De woorden «een bericht als bedoeld in artikel 9» worden telkens vervangen door: het graafbericht.

3. In het derde lid wordt «de gebiedsinformatie heeft ontvangen» vervangen door: de ingevolge artikel 10, eerste lid, vereiste informatie heeft ontvangen.

M

Artikel 12 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel a wordt na «liggingsgegevens» ingevoegd: over netten.

2. In onderdeel b wordt voor «aan Onze Minister van Defensie» ingevoegd: onverwijld.

3. In onderdeel b wordt voor «verstrekt aan de grondroerder» ingevoegd: onverwijld.

N

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid wordt «alle beheerders die in de betreffende gebiedseenheid een net beheren» vervangen door: alle beheerders wier beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt met de graafpolygoon en de bij ministeriële regeling te bepalen beheerders.

2. Het vierde lid komt als volgt te luiden:

4. Indien de Dienst niet binnen tien werkdagen na het bericht, bedoeld in het tweede lid, een melding als bedoeld in het derde lid ontvangt:

a. geeft de Dienst de met betrekking tot dat net bekende gegevens door aan de gemeente in welker grondgebied dat net zich bevindt;

b. registreert de Dienst de globale ligging van de met betrekking tot dat net bekende gegevens als polygoon.

O

Artikel 18 komt als volgt te luiden:

Artikel 18

De Dienst bewaart gedurende een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen periode gegevens over de uitvoering van de artikelen 6, tweede lid, 7, 8, eerste en tweede lid, 9, 10, 11, 12, onderdeel b, 14, eerste lid, 15, eerste en tweede lid, 16, 42, eerste lid, 43, vierde lid, en 44, met uitzondering van de gegevens, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdelen a, b en c.

P

Artikel 19 wordt als volgt gewijzigd:

1. Aan het eerste lid wordt onder invoeging van een dubbele punt gevolgd door de aanduiding «a.» na «over» en onder vervanging van de punt door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

b. beheerpolygonen, oriëntatiepolygonen en graafpolygonen.

2. In het tweede lid wordt voor «de in hoofdstuk 4 beschreven procedure» ingevoegd «aan artikel 2, eerste en derde lid, kan worden voldaan dan wel» en wordt voor «de bepalingen van dat hoofdstuk» ingevoegd: dat artikel onderscheidenlijk.

3. Het derde lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. registratiemeldingen, oriëntatieverzoeken en graafmeldingen;

4. Het derde lid, onderdeel d, komt te luiden:

d. de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, en het graafbericht.

5. In het vierde lid, onderdeel a, vervalt «6, tweede lid,».

6. In het vierde lid, onderdeel b, wordt «onderdeel j» vervangen door: onderdeel p.

Q

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het tweede lid vervalt, onder weglating van de dubbele punt, onderdeel a alsmede de aanduiding «b.» voor onderdeel b.

2. In het derde lid wordt «verzoeken als bedoeld in artikel 7 en meldingen als bedoeld in artikel 8» vervangen door: oriëntatieverzoeken en graafmeldingen.

R

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onderdeel A, onder 1, komt te luiden:

1. De onderdelen g tot en met l worden geletterd h tot en met m.

2. Onderdeel B, aanhef, komt te luiden:

In artikel 117 wordt, onder vernummering van het zesde en zevende lid tot zevende en achtste lid, na het vijfde lid een lid ingevoegd, luidende:.

3. In onderdeel B wordt «15, 16 en 17» vervangen door: 15 en 16.

S

Artikel 37, onderdeel B, onder 1, komt te luiden:

1. In het tweede lid wordt «onderdelen a, b, d, e, h, i, j en k» vervangen door «onderdelen a, b, d, e, i, j, k en l» en wordt «onderdelen c, f, i, j en k» vervangen door: onderdelen c, f, g, j, k en l.

T

Artikel 38 komt te luiden:

Artikel 38

Artikel 5.9 van de Telecommunicatiewet vervalt.

U

Artikel 42 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het eerste lid komt te luiden:

1. Binnen drie maanden na inwerkingtreding van artikel 6, eerste lid, geeft een beheerder zijn beheerpolygoon of beheerpolygonen aan de Dienst op.

2. Het derde lid vervalt.

V

In artikel 44 vervalt het eerste lid alsmede de aanduiding «2.» voor het tweede lid.

W

Artikel 47 komt te luiden:

Artikel 47

1. Indien het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 2) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdelen E tot en met I, van die wet in werking treedt voor het tijdstip waarop artikel 23 van deze wet in werking treedt,

a. wordt in artikel 22 van deze wet «toepassen van bestuursdwang» vervangen door: opleggen van een last onder bestuursdwang, en

b. vervallen de artikelen 23, derde en vierde lid, en 24 tot en met 35 van deze wet,

op het tijdstip waarop artikel 23 van deze wet in werking treedt.

2. Indien artikel 23 van deze wet in werking treedt voor het bij koninklijke boodschap van 22 juli 2004 ingediende voorstel van wet houdende aanvulling van de Algemene wet bestuursrecht (Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht) (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 2) tot wet wordt verheven en artikel I, onderdelen E tot en met I, van die wet in werking treedt,

a. wordt in artikel 22 van deze wet «toepassen van bestuursdwang» vervangen door: opleggen van een last onder bestuursdwang, en

b. vervallen de artikelen 23, derde en vierde lid, en 24 tot en met 35 van deze wet,

op het tijdstip waarop artikel I, onderdelen E tot en met I, van de Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht in werking treedt.

TOELICHTING

Algemeen

Deze nota van wijziging strekt hoofdzakelijk tot wijziging van de wijze waarop de locatie waarop een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft, gekoppeld wordt aan de gebieden waarin beheerders netten beheren. In het wetsvoorstel wordt nog uitgegaan van een dergelijke koppeling via objectieve gebiedseenheden (500m bij 500m). Inmiddels is vast komen te staan dat een nieuwe techniek het mogelijk maakt om uitsluitend liggingsgegevens uit te wisselen over de locatie waarop een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft door invoering op de beheerder, verzoeker of melder gesneden polygonen. Beheerders geven hiertoe in beginsel eenmalig globaal aan de Dienst aan waar zij netten beheren («beheerpolygoon»). Degenen die een oriëntatieverzoek of graafmelding doen, geven hierbij aan over welk gebied zij informatie willen ontvangen («oriëntatiepolygoon of graafpolygoon»). De Dienst stelt vervolgens vast met welke beheerpolygoon of beheerpolygonen de oriëntatie- of graafpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt. Alleen die beheerders die binnen de betreffende oriëntatie- of graafpolygoon een net beheren, ontvangen vervolgens van de Dienst een bericht over het oriëntatieverzoek of graafmelding.

Van de gelegenheid is verder gebruik gemaakt om een aantal redactionele verbeteringen aan te brengen en de samenloop met enkele andere wetsvoorstellen te regelen.

Onderdeel A

Met deze wijziging worden in artikel 1 ten eerste definities geïntroduceerd voor de begrippen beheerpolygoon (onderdeel j), oriëntatiepolygoon (onderdeel l) en graafpolygoon (onderdeel n).

Daarnaast worden de begripsbepalingen van liggingsgegevens (onderdeel p) en gebiedsinformatie (onderdeel r) aangepast door te verwijzen naar een oriëntatie- of graafpolygoon, omdat alleen liggingsgegevens en gebiedsinformatie hoeven te worden uitgewisseld over de netten die vallen binnen de betreffende oriëntatie- of graafpolygoon. In de definitie van liggingsgegevens komt de referentie aan een uniforme topografische basiskaart te vervallen, omdat tot het moment van inwerkingtreding van artikel 5, eerste lid, wel liggingsgegevens uitgewisseld zullen worden, maar deze zullen nog niet aan een uniforme kaart gekoppeld zijn.

Ten slotte omvat de voorgestelde wijziging de toevoeging van de begrippen registratiemelding, oriëntatieverzoek, graafmelding en graafbericht. Met deze nieuwe definities wordt geen inhoudelijke verandering beoogt, wel wordt de toegankelijkheid van het wetsvoorstel hiermee vergroot.

Onderdeel B

Met deze wijziging wordt artikel 2, derde lid, onderdeel a, aangepast aan de uit onderdeel A, tweede lid, voortvloeiende nieuwe begripsbepaling van artikel 1, onderdeel m.

Onderdeel C

Deze wijziging betreft een redactionele verbetering, waarbij artikel 4 in overeenstemming wordt gebracht met de artikelen 7 en 8. Ingevolge de artikelen 7 en 8 kunnen opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen de Dienst om gebiedsinformatie verzoeken. Met het elektronische informatiesysteem wordt dan ook informatie uitgewisseld tussen beheerders enerzijds en opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen anderzijds.

Onderdeel D

Met deze wijziging wordt een redactionele verbetering in artikel 5, tweede lid, aangebracht.

Onderdeel E

De wijziging van artikel 6, eerste lid, is tweeledig. Ten eerste wordt de bepaling aangepast aan de voorgestelde nieuwe wijze waarop beheerders aan de Dienst aangeven waar zij netten beheren. Dit wordt niet langer gekoppeld aan gebiedseenheden, zodat de verplichting voor de Dienst om per gebiedseenheid relevante beheerders te registreren, kan komen te vervallen. In plaats daarvan registreert de Dienst de beheerpolygonen. Daarnaast wordt voorgesteld om de registratie van gemeenten die ingevolge artikel 16, vierde lid, informatie hebben ontvangen, in artikel 16, vierde lid, zelf te regelen. Hiervoor wordt verwezen naar onderdeel N van deze nota van wijziging.

Ingevolge de tweede wijziging dienen degenen die een net gaan beheren of niet langer een net zullen beheren binnen (een deel van) een door de Dienst op zijn naam geregistreerde beheerpolygoon, de Dienst van deze wijziging op de hoogte te brengen. Hierbij moeten beheerders de op hun naam geregistreerde belangenpolygonen aanpassen indien hun net bijvoorbeeld wordt uitgebreid of opgeheven. Ook degenen die een net gaan beheren, dat nog niet ingevolge artikel 42, eerste lid, in een beheerpolygoon is weergegeven, dienen op grond van artikel 6, tweede lid, een beheerpolygoon of meerdere beheerpolygonen betreffende dit nieuwe net aan de Dienst op te geven. Ten aanzien van beheerpolygonen worden nadere regels gesteld ingevolge het voorgestelde artikel 19, eerste lid, onderdeel b. Over de registratiemelding kan op grond van artikel 19, derde lid, onderdeel b, uitvoeringsregelgeving worden opgesteld.

Onderdeel F

Op grond van artikel 7, eerste of tweede lid, kan een opdrachtgever, grondroerder of bestuursorgaan de Dienst om gebiedsinformatie verzoeken. Bij het doen van een dergelijk verzoek zal hij ingevolge deze wijziging moeten aangeven over welk gebied hij informatie wenst te ontvangen (de oriëntatiepolygoon). Ten aanzien van oriëntatiepolygonen worden nadere regels gesteld ingevolge artikel 19, eerste lid, onderdeel b. Over het oriëntatieverzoek kan op grond van artikel 19, derde lid, onderdeel b, uitvoeringsregelgeving worden opgesteld.

Onderdeel G

Deze wijziging strekt ten eerste tot een redactionele verbetering van artikel 8 door de indeling in leden. De inhoudelijke aanpassing van artikel 8 ligt in het voorgestelde tweede lid, waarbij een grondroerder een graafpolygoon aan de Dienst dient op te geven bij het doen van een graafmelding. Hiermee geeft hij aan de Dienst het gebied aan, waarbinnen de graaflocatie ligt. Ten aanzien van graafpolygonen worden nadere regels gesteld ingevolge het voorgestelde artikel 19, eerste lid, onderdeel b. Over de graafmelding kan op grond van artikel 19, derde lid, onderdeel b, uitvoeringsregelgeving worden opgesteld.

Met artikel 8, eerste lid, valt dit wetsvoorstel binnen de reikwijdte van de Richtlijn 2006/123/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (hierna: dienstenrichtlijn). Mechanisch graven betreft doorgaans immers het verrichten van een economische activiteit tegen vergoeding («dienst») en dit onderwerp is op grond van de artikelen 1, 2 en 3 van de dienstenrichtlijn niet uitgezonderd van het toepassingsbereik van de richtlijn.

Ingevolge artikel 8 dient een grondroerder het voornemen tot het verrichten van graafwerkzaamheden voorafgaande aan de aanvang van die werkzaamheden aan de Dienst te melden. Hiermee introduceert deze bepaling een vergunningstelsel in de zin van artikel 4, onderdeel 6, van de dienstenrichtlijn en een verboden vergunning in de zin van artikel 16, lid 2, onderdeel b, van de dienstenrichtlijn. De grondroerder zal namelijk bepaalde stappen bij een bevoegde instantie moeten nemen alvorens hij diensten mag verrichten. Met dit wetsvoorstel worden geen verboden of aan evaluatie onderworpen eisen overeenkomstig de artikelen 14 en 15 van de dienstenrichtlijn geïntroduceerd.

De meldingsverplichting is verenigbaar met het kader van artikel 9 dienstenrichtlijn dat van toepassing is op dit type verplichtingen en voldoet ook aan de strenge voorwaarden van artikel 16, derde lid, van de dienstenrichtlijn dat een beperkte uitzonderingsmogelijkheid biedt op het verbod van artikel 16, tweede lid, onderdeel b, van de dienstenrichtlijn. Het vereiste is non-discriminatoir, want geldt voor een ieder die voornemens is mechanische graafwerkzaamheden te verrichten. Bovendien hebben zij allemaal toegang tot het informatie-uitwisselingssysteem waarmee aan de graafmeldplicht van artikel 8, eerste lid, kan worden voldaan. Ook dient deze verplichting een dwingende reden van algemeen belang, namelijk de openbare veiligheid en het milieu. Bij graafwerkzaamheden bestaat immers de kans op graafschade, dat vooral bij incidenten waarbij netten met een gevaarlijke inhoud zoals gasbuizen zijn betrokken, een ernstig risico voor veiligheid van de omgeving en direct betrokkenen inhoudt. Ten slotte kan het nagestreefde doel van voorkoming van graafincidenten niet door een minder beperkende maatregel worden bereikt: de huidige situatie van zelfregulering, waarbij grondroerders vrijwillig informatie over ondergrondse netten kunnen inwinnen bij het door netbeheerders opgerichte Kabels en Leidingen Informatie Centrum, voorziet niet in de gewenste preventie, getuige het feit dat momenteel bij 20 procent van alle graafwerkzaamheden schade ontstaat. Aangezien een controle achteraf bij graafwerkzaamheden te laat zou komen om graafincidenten te voorkomen, kan dit niet als doeltreffend alternatief worden beschouwd.

De maatregel is dan ook proportioneel, gelet op het doel van voorkoming van graafschade, de daarbij betrokken belangen en risico’s en de vorm van de meldplicht. De administratieve belasting van de buiten Nederland gevestigde dienstverlener is immers beperkt, aangezien hij op elektronische wijze toegang krijgt tot het informatie-uitwisselingssysteem waarmee hij kan voldoen aan de graafmeldplicht van artikel 8, eerste lid.

Onderdeel H

Artikel 9 heeft betrekking op acties te ondernemen door de Dienst na ontvangst van een oriëntatieverzoek of graafmelding. Met de wijziging wordt ten eerste voorzien in onverwijlde verstrekking van een ontvangstbevestiging door de Dienst aan degene die een oriëntatieverzoek of graafmelding heeft gedaan. Artikel 44, eerste lid, voorzag al in een dergelijk bericht voor de situatie waarin het elektronische informatiesysteem nog niet in werking is getreden.

Het voorgestelde onderdeel b betreft de wijze waarop de Dienst vaststelt welke beheerders op de hoogte dienen te worden gebracht van het ontvangen oriëntatieverzoek of de ontvangen graafmelding. Hiertoe stelt de Dienst vast met welke beheerpolygoon of beheerpolygonen de oriëntatiepolygoon of graafpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt. Vervolgens bericht de Dienst alle beheerders van wie de beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk overlapt met de desbetreffende oriëntatie- of graafpolygoon.

Onderdeel I

Met de eerste wijziging wordt de aanhef van artikel 10, eerste lid, in overeenstemming gebracht met de in onderdeel A, tweede lid, geïntroduceerde definitie van graafbericht (artikel 1, onderdeel o).

Ingevolge de tweede wijziging geeft de beheerder de relevante eigenschappen van zijn net binnen de betrokken oriëntatie- of graafpolygoon door. Dit vloeit voort uit de wijziging van de manier waarop de gebieden waarin kabel- en leidingbeheerders netten beheren en de locatie waarop een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft, aan elkaar gekoppeld worden.

De derde wijziging betreft een technische correctie. Bij het verstrekken van informatie door de beheerder op grond van artikel 10 zullen eventuele voorzorgsmaatregelen als bedoeld in artikel 13, eerste of tweede lid, nog moeten worden getroffen.

Indien een beheerder de termijn voor het verstrekken van informatie aan de Dienst overschrijdt, zal de Dienst ingevolge de vierde wijziging Onze Minister hiervan onverwijld op de hoogte moeten brengen met het oog op het toezicht op de naleving van artikel 10, eerste lid.

Onderdelen J en K

Deze wijzigingen strekken ertoe verwijzingen in de artikelen 11, eerste en tweede lid, 12, 43, tweede lid, en 44, eerste en tweede lid, aan te passen aan de nieuwe definities van artikel 1, onderdelen k (oriëntatieverzoek) en m (graafmelding).

Onderdeel L

De eerste wijziging betreft een redactionele verbetering, waarmee de termijn, bedoeld in artikel 11, eerste en tweede lid, wordt verduidelijkt.

De tweede wijziging strekt ertoe de verwijzingen in artikel 11, eerste en tweede lid, aan te passen aan de nieuwe definitie van graafbericht (artikel 1, onderdeel o).

De derde wijziging betreft een technische correctie, waarmee artikel 11, derde lid, in overeenstemming wordt gebracht met de definitie van gebiedsinformatie.

Onderdeel M

De voorgestelde wijzigingen betreffen enerzijds een redactionele verbetering van artikel 12, onderdeel a, en strekken er anderzijds toe termijnen aan artikel 12, onderdeel b, toe te voegen.

Onderdeel N

De eerste wijziging strekt ertoe te bepalen welke beheerders door de Dienst dienen te worden bericht indien er een net is aangetroffen waarover geen liggingsgegevens zijn verstrekt. In ieder geval worden de beheerders wier beheerpolygoon geheel of gedeeltelijk samenvalt met de graafpolygoon benaderd en daarnaast wordt bij ministeriële regeling bepaald welke beheerders zullen worden bericht.

Artikel 16, vierde lid, heeft betrekking op acties te ondernemen door de Dienst nadat door de ingevolge het tweede lid aangeschreven beheerders niet binnen tien werkdagen is gereageerd. De wijziging van dit lid strekt ten eerste tot een redactionele verbetering door de indeling in onderdelen. De inhoudelijke aanpassing van artikel 16, vierde lid, ligt in het voorgestelde onderdeel b, op grond waarvan de Dienst de globale ligging van de met betrekking tot het net bekende gegevens als polygoon registreert. Met deze wijziging in samenhang met artikel 16, vijfde lid, wordt erin voorzien dat desbetreffende gemeenten door de Dienst kunnen worden bericht bij oriëntatieverzoeken of graafmeldingen die betrekking hebben op de locatie waar een zogenoemde weesleiding is aangetroffen.

Onderdeel O

Via de Dienst worden gegevens uitgewisseld. De voorgestelde wijziging strekt ertoe te verduidelijken welke gegevens in ieder geval wel en welke informatie niet door de Dienst bewaard dient te worden. De Dienst bewaart informatie over de gegevens die via hem worden uitgewisseld. Het gaat hierbij om de zogenoemde procesgegevens, waaronder de naam van de verzender of afzender en de tijd van ontvangst en verzending. Deze procesgegevens zijn onder meer van belang om te kunnen achterhalen of de betrokken partijen zich aan hun verplichtingen hebben gehouden en of dit binnen de hiervoor gestelde termijn is gebeurd. Op deze informatie is het reguliere openbaarheidsregime van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) van toepassing.

Ingevolge artikel 18 wordt de via de Dienst uitgewisselde informatie zelf niet bewaard. De gegevens, bedoeld in artikel 10, onderdelen a, b en c, worden niet bewaard, omdat uitdrukkelijk geen centrale gegevensbank bij de Dienst wordt beoogd. De via het informatiesysteem uitgewisselde inhoudelijke informatie is alleen bestemd voor partijen die toegang hebben tot het informatiesysteem. Hiermee wordt beoogd het gebruik van het systeem te beperken tot informatie-uitwisseling tussen beheerders enerzijds en opdrachtgevers, grondroerders en bestuursorganen anderzijds, waarbij de Dienst als intermediair functioneert. De gegevens, bedoeld in artikel 10, onderdelen a, b en c, hebben geen directe functionele relatie met de uitvoerende taak van de Dienst en spelen ook geen rol bij de zogenoemde verantwoording naar de gemeenschap toe van het handelen van de Dienst. Daarom is het bewaren van deze uitgewisselde gegevens niet noodzakelijk. Nu de gegevens, bedoeld in artikel 10, onderdelen a, b en c, niet worden bewaard, blijven deze buiten het regime van de Wob en komen zij niet voor openbaarmaking in aanmerking.

Over de wijze van bewaren en verstrekken van de informatie die wel wordt bewaard, kunnen bij ministeriële regeling ingevolge artikel 19, vierde lid, onderdeel c, regels worden gesteld.

Onderdeel P

Met de eerste wijziging wordt voorzien in een verplichting tot het stellen van regels over beheerpolygonen, oriëntatiepolygonen en graafpolygonen. Hierbij wordt met name gedacht aan de nauwkeurigheid van de opgave van polygonen en de wijze waarop deze polygonen opgegeven dienen te worden.

De wijziging van artikel 19, tweede lid, strekt ertoe de mogelijkheid te creëren in een calamiteitsituatie ook van artikel 2, eerste en derde lid, te kunnen afwijken. Hierover kunnen bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld.

Met de wijziging van artikel 19, derde lid, onderdeel b, wordt deze bepaling ten eerste in overeenstemming gebracht met de nieuwe begripsbepalingen van artikel 1, onderdelen k en m. Daarnaast wordt voorgesteld om in plaats van bij ministeriële regeling ingevolge artikel 19, vierde lid, onder a, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur nadere regels te stellen over registratiemeldingen.

De vierde wijziging strekt ertoe het mogelijk te maken nadere regels te stellen over de ontvangstbevestiging, bedoeld in artikel 9, onderdeel a, en het graafbericht. Hierbij kan worden gedacht aan de gegevens die de Dienst kan meezenden of de wijze waarop de ontvangstbevestiging en het graafbericht worden toegezonden.

Nu met het voorgestelde artikel 19, derde lid, onderdeel b, al wordt voorzien in een delegatiegrondslag voor registratiemeldingen, kan artikel 19, vierde lid, onderdeel a, komen te vervallen.

De verlettering van artikel 1, onderdeel j, tot artikel 1, onderdeel p, betreffende liggingsgegevens noopt tot de laatste wijziging.

Onderdeel Q

Met de eerste wijziging vervalt de mogelijkheid om bij regeling van bestuur van de Dienst gebiedseenheden vast te stellen. Dit begrip is immers komen te vervallen met het nieuwe systeem van koppeling van de locatie waarop een oriëntatieverzoek of graafmelding betrekking heeft aan de gebieden waarin beheerders netten beheren.

De tweede wijziging strekt ertoe de verwijzingen in het derde lid aan te passen aan de nieuwe definities van artikel 1, onderdelen k (oriëntatieverzoek) en m (graafmelding).

Onderdelen R en S

Bij de redactie van de artikelen 36 en 37 is geen rekening gehouden met het mogelijk eerder dan die wet in werking treden van de voorgestelde Invoeringswet Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken (artikelen 8a en 8b). Nu blijkt dat dat wetsvoorstel eerder in werking zal treden, zijn de voorgestelde wijzigingen van de artikelen 3, eerste lid, en 117 van de Kadasterwet respectievelijk artikel 16 van de Organisatiewet Kadaster hierop aangepast.

De derde wijziging van onderdeel R betreft een technische correctie, aangezien artikel 17 zich niet tot de Dienst richt.

Onderdeel T

Deze wijziging vloeit voort uit het besluit van 20 december 2006, houdende inwerkingtreding van de wet van 6 december 2006 tot wijziging van de Telecommunicatiewet in verband met een herziening van het nationale beleid ten aanzien van de aanleg van kabels ten dienste van openbare elektronische communicatienetwerken (Stb. 2007, 16) (Stb. 2007, 17). Nu de voornoemde wijziging van de Telecommunicatiewet per 1 februari 2007 in werking is getreden, kan worden volstaan met de voorgestelde bepaling tot het laten vervallen van artikel 5.9 van de Telecommunicatiewet.

Onderdeel U

Met de eerste wijziging wordt artikel 42, eerste lid, aangepast aan de voorgestelde nieuwe wijze waarop beheerders aan de Dienst aangeven waar zij netten beheren. Dit wordt niet langer gekoppeld aan gebiedseenheden, zodat de plicht voor beheerders om aan te geven in welke gebiedseenheden hij een net beheert kan worden vervangen door de verplichting tot het opgeven van een beheerpolygoon of meerdere beheerpolygonen. Ten aanzien van beheerpolygonen worden nadere regels gesteld ingevolge het voorgestelde artikel 19, eerste lid, onderdeel b. Over de registratiemelding kan op grond van artikel 19, derde lid, onderdeel b, uitvoeringsregelgeving worden opgesteld.

In de mogelijkheid tot het stellen van regels over de registratiemelding wordt voorzien in het voorgestelde artikel 19, derde lid, onderdeel b, zodat artikel 42, derde lid, kan komen te vervallen.

Onderdeel V

In een verplichting voor de Dienst tot het verzenden van een ontvangstbericht aan degene die een oriëntatieverzoek of graafmelding heeft gedaan, wordt voorzien in het voorgestelde artikel 9, onderdeel a. Nadere regels hierover, zoals de verplichting tot het bij de ontvangstbevestiging verstrekken van een overzicht van beheerders van wie informatie kan worden verwacht, kunnen worden gesteld op grond van het voorgestelde artikel 19, derde lid, onderdeel d. Hiermee kan artikel 44, eerste lid, komen te vervallen.

Onderdeel W

Bij de redactie van artikel 47 is geen rekening gehouden met een mogelijke eerdere inwerkingtreding van het wetsvoorstel Vierde tranche Algemene wet bestuursrecht (Kamerstukken II 2003/04, 29 702, nr. 2) voor dit wetsvoorstel. Nu onduidelijk is welk wetsvoorstel eerder in werking zal treden, wordt met deze wijziging een samenloopbepaling toegevoegd. Hiermee wordt de samenhang tussen de relevante bepalingen van beide wetsvoorstellen in de verschillende mogelijke tijdpadscenario’s geregeld.

De Minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven

Naar boven