nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 25 april 2006
In uw brief van 23 maart 2006 (06-VROM-B-024) informeert u naar de
wijze waarop de motie-Koopmans c.s. over de halvering van monitors en registratieverplichtingen
(29 362, nr. 73) wordt toegepast op het Besluit impulsbudget stedelijke
vernieuwing 2006 tot en met 2009.
In deze brief informeer ik u hierover.
Op grond van het Besluit impulsbudget stedelijke vernieuwing kunnen gemeenten
een aanvraag doen voor een financiële bijdrage voor plannen en projecten
gericht op het opheffen van knelpunten of het benutten van versnellingsmogelijkheden
op het gebied van stedelijke vernieuwing. Het besluit is een voortzetting
van de vorig jaar in werking getreden Tijdelijke regeling impulsregeling stedelijke
vernieuwing 2005.
Bij de opzet van de regeling en het besluit is één van de
uitgangspunten geweest om de administratieve lasten, waaronder die op het
gebied van monitoring en registratieverplichtingen, binnen de eisen van rechtmatige
besteding zoveel mogelijk te beperken. Ik heb hierover intensief overleg gepleegd
met het Ministerie van BZK en met vertegenwoordigers van de steden.
Gemeenten die een impulsbijdrage aanvragen moeten daarbij aangeven via
welke indicator of indicatoren, na afloop van de maatregelen waarvoor een
financiële bijdrage is verleend, gemeten kan worden in hoeverre de knelpunten
zijn opgeheven dan wel de beoogde versnelling is bereikt. In de subsidiebeschikking
worden deze indicatoren opgenomen, samen met de maatregelen die de gemeente
voor het verkregen geld zal uitvoeren. De gemeenten moeten deze gegevens in
hun registratie opnemen, opdat de gemeentelijke accountant naderhand kan controleren
of de verleende subsidie overeenkomstig de beschikking is besteed. Dit is
vergelijkbaar met de verantwoordingssystematiek op basis van de Wet Investeringsbudget
Stedelijke Vernieuwing 2005–2009.
Mijns inziens zijn we hiermee erin geslaagd de monitor- en registratielasten
beperkt te houden.
Verder terugdringen van deze lasten zal naar mijn verwachting spanning
opleveren met de rechtmatigheideisen en zal er toe leiden dat de inwerkingtreding
van het Impulsbesluit vertraagd zal worden, hetgeen ik voor de voortgang van
de stedelijke vernieuwing onwenselijk vind.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker