30 468
Besluit impulsbudget stedelijke vernieuwing 2006 tot en met 2009

29 362
Modernisering van de overheid

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 april 2006

In uw brief van 23 maart 2006 (06-VROM-B-024) informeert u naar de wijze waarop de motie-Koopmans c.s. over de halvering van monitors en registratieverplichtingen (29 362, nr. 73) wordt toegepast op het Besluit impulsbudget stedelijke vernieuwing 2006 tot en met 2009.

In deze brief informeer ik u hierover.

Op grond van het Besluit impulsbudget stedelijke vernieuwing kunnen gemeenten een aanvraag doen voor een financiële bijdrage voor plannen en projecten gericht op het opheffen van knelpunten of het benutten van versnellingsmogelijkheden op het gebied van stedelijke vernieuwing. Het besluit is een voortzetting van de vorig jaar in werking getreden Tijdelijke regeling impulsregeling stedelijke vernieuwing 2005.

Bij de opzet van de regeling en het besluit is één van de uitgangspunten geweest om de administratieve lasten, waaronder die op het gebied van monitoring en registratieverplichtingen, binnen de eisen van rechtmatige besteding zoveel mogelijk te beperken. Ik heb hierover intensief overleg gepleegd met het Ministerie van BZK en met vertegenwoordigers van de steden.

Gemeenten die een impulsbijdrage aanvragen moeten daarbij aangeven via welke indicator of indicatoren, na afloop van de maatregelen waarvoor een financiële bijdrage is verleend, gemeten kan worden in hoeverre de knelpunten zijn opgeheven dan wel de beoogde versnelling is bereikt. In de subsidiebeschikking worden deze indicatoren opgenomen, samen met de maatregelen die de gemeente voor het verkregen geld zal uitvoeren. De gemeenten moeten deze gegevens in hun registratie opnemen, opdat de gemeentelijke accountant naderhand kan controleren of de verleende subsidie overeenkomstig de beschikking is besteed. Dit is vergelijkbaar met de verantwoordingssystematiek op basis van de Wet Investeringsbudget Stedelijke Vernieuwing 2005–2009.

Mijns inziens zijn we hiermee erin geslaagd de monitor- en registratielasten beperkt te houden.

Verder terugdringen van deze lasten zal naar mijn verwachting spanning opleveren met de rechtmatigheideisen en zal er toe leiden dat de inwerkingtreding van het Impulsbesluit vertraagd zal worden, hetgeen ik voor de voortgang van de stedelijke vernieuwing onwenselijk vind.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

S. M. Dekker

Naar boven