30 461
Parlementair Contactplan 2006

C
nr. 3
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BESTUURLIJKE VERNIEUWING EN KONINKRIJKSRELATIES

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 maart 2006

In uw brief van 26 januari 2006 (06-NAAZ-B-002) heeft u mij een reactie gevraagd op de slotverklaring van de Contactplanbijeenkomst van 3 tot en met 7 januari 2006 te Curaçao. In deze brief ga ik in op de onderwerpen die u tijdens de bijeenkomst heeft besproken. U heeft mij verzocht vóór 22 februari 2006 te reageren, maar gezien het debat in de Tweede Kamer over het verslag van het Algemeen Overleg van 1 februari 2006, dat ook in de week van 22 februari 2006 plaatsvond, heb ik eerst de uitkomsten van dat debat afgewacht.

Het democratisch deficit

Het Contactplan stipt de versterking van de democratische legitimatie van het Koninkrijk aan. Met belangstelling heb ik kennis heb genomen van de verschillende invalshoeken. Ik ben van mening dat het proces van staatkundige veranderingen nog niet ver genoeg gevorderd is om nu al voor een bepaalde optie te kiezen. Dat is pas mogelijk indien de contouren van de nieuwe staatkundige inrichting van het Koninkrijk duidelijker zijn. Het democratisch deficit zal echter hoe dan ook in een verdere fase een aandachtspunt zijn.

Toekomstige staatkundige verhoudingen

In mijn brief van 30 januari 2006 (30 300 IV, nr. 22) heb ik u geïnformeerd over de actuele ontwikkelingen, waar ik ook met de commissie Nederlands-Antilliaanse en Arubaanse Zaken in een Algemeen Overleg op 1 februari 2006 over heb gedebatteerd. Op 22 februari 2006 heb ik met uw Kamer gedebatteerd over de moties die naar aanleiding van het Algemeen Overleg zijn ingediend. Ik verwijs u daarom naar dit debat, de moties van uw Kamer (30 300 IV, nr. 27 t/m 32) en mijn reactie daarop in mijn brieven van 22 en 24 februari 2006 (30 300 IV, nr. 34 en 35).

Bij die gelegenheid heb ik laten weten mij zeker in te spannen om de streefdatum van 1 juli 2007 te halen, maar mij tevens te realiseren dat er enorm veel werk moet worden verzet om het beoogd eindperspectief op die datum te bereiken.

In uw brief van 26 januari 2006 wijst u ondermeer op het waarnemerschap van de volksvertegenwoordiging tijdens de Ronde Tafel Conferenties. Het lid Dittrich (D66) heeft een motie (30 300 IV nr. 28) daarover ingediend. In uw Kamer is op 21 februari 2006 over de motie gedebatteerd, waarna de heer Dittrich heeft besloten zijn motie aan te houden.

Ik kan mij vinden in uw conclusie dat in de nieuwe structuur van het Koninkrijk de taken en verantwoordelijkheden van de Koninkrijksregering zorgvuldig moeten worden vastgelegd teneinde een goede werking van het Koninkrijk te garanderen. Het is voor mij een nadere invulling van de bestuurbaarheid van het Koninkrijk die ik nastreef. Het doet mij overigens goed dat u concludeert dat de toekomstige staatkundige verhoudingen het belang van de Koninkrijksburgers moeten dienen. Ook mijn uitgangspunt in dit hele proces is en blijft dat hun belang voorop staat.

Armoedebestrijding en jeugdwerkeloosheid

De Nederlandse delegatie maakt een duidelijke koppeling tussen de armoede en jeugdwerkeloosheid en doet enkele suggesties. Daarin wordt terecht gewezen op de verantwoordelijkheid van de Nederlands-Antilliaanse regering. Nederland wil hieraan graag bijdragen, onder meer door ondersteuning van de sociale vormingsplicht. Daarom heb ik een substantiële financiële bijdrage toegezegd aan de integrale invoering van de sociale vormingsplicht. Hiervoor heb ik maximaal € 19 miljoen gereserveerd in de komende vijf jaar, zie in dat verband mijn brief aan uw Kamer van 13 februari 2006 (30 300 IV, nr. 24).

Tijdens de handelsmissie in november 2005 heb ik werkgevers opgeroepen om in alle sectoren van de economie meer (stage-)werkplekken te creëren met name voor de grote groep jonge werklozen. Mijn collega Brinkhorst heeft dat ook tijdens zijn bezoek in februari 2006 gedaan.

Innovatietrajecten in het onderwijs

U trekt in uw brief enkele conclusies over het huidige onderwijs op de Nederlandse Antillen, wat ik ook een zeer belangwekkend onderwerp vind. Er is een apart onderwijsprogramma, dat eind dit jaar afloopt. Ik wil zeker een nieuw onderwijsprogramma opstellen, nadat ik het huidige programma geëvalueerd heb. Investeringen in leerplichtambtenaren, maatschappelijk werkers, schoolgebouwen en lesmateriaal kunnen binnen de doelstellingen van het huidige onderwijsprogramma plaatsvinden. In het overleg met de Antilliaanse regering over het nieuwe onderwijsprogramma zal ik zeker uw suggesties meenemen.

Een voldoende aanbod van de Nederlandse taal heeft voor mij al prioriteit om doorstromingsproblematiek met het Nederlandse onderwijs te bevorderen en daarmee een beter perspectief te bieden. Er bestaat een ambtelijke commissie Aansluitingsproblematiek. Daarin hebben de drie Landen van het Koninkrijk zitting. Problemen over aansluiting worden daar besproken en aangepakt: het gaat dan met name over de aansluiting van het Nederlands-Antilliaanse onderwijs op het Nederlandse onderwijs maar ook op de lokale arbeidsmarkt.

Voorts stelt u kennisuitwisseling voor van studenten in het Hoger Beroeps Onderwijs en het Wetenschappelijk Onderwijs. Ik sta hier achter. Dit staat de betrokken instellingen vanzelfsprekend vrij en dat gebeurt nu al veelvuldig.

U stelt voorts een koppeling voor tussen de Koninkrijksspelen en culturele uitwisseling. Momenteel wordt overlegd met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen om naast tweejaarlijkse Koninkrijksspelen voor de jeugd ook een culturele uitwisseling voor de jeugd te organiseren. Verder wilt u het culturele klimaat bevorderen. Financiering via de AMFO kan daarbij overwogen worden, maar zoals u weet wordt die organisatie geherstructureerd.

Bijzonder aandachtspunt

Ik neem kennis van het streven van de Antilliaanse regering om te komen tot een zelfstandig lidmaatschap van de World Trade Organization (WTO). De uitkomsten van de staatkundige wijzigingen zijn naar mijn mening van belang voor de vorm van het WTO lidmaatschap van (de gebiedsdelen van) het Koninkrijk.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Pechtold

Naar boven