30 455
EU-trendrapport 2006

24 202
Jaarverslag Europese Rekenkamer

nr. 3
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 28 maart 2006

De commissie voor de Rijksuitgaven1, de vaste commissie voor Europese Zaken2 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit3 hebben op 9 maart 2006 overleg gevoerd met vice-minister-president minister Zalm van Financiën over:

– het jaarverslag over het begrotingsjaar 2004 van de Europese Rekenkamer;

– de brief van de minister van Financiën van 2 februari 2006, houdende de kabinetsreactie op bovengenoemd jaarverslag (24 202, nr. 21);

– het rapport van de Algemene Rekenkamer «EU-trendrapport 2006» (30 455, nrs. 1 en 2).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissies

De heer Van Dijk (CDA) merkt op dat uit het trendrapport blijkt dat er op Europees niveau uitgaven worden gedaan, terwijl de Europese en de Algemene Rekenkamer niet weten of die uitgaven wel doelmatig zijn. Het grootste probleem vormen de uitgaven die op nationaal niveau plaatsvinden. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat het geld in de diverse lidstaten op een goede manier wordt uitgegeven? Hij dringt erop aan dat de nationale lidstaten voldoende gegevens aanleveren, zodat een goede garantieverklaring kan worden afgegeven. Als de lidstaten dat niet gaan doen, lijkt het hem verstandig dat Nederland er het voortouw in gaat nemen. Voor het vertrouwen onder de Nederlandse bevolking in Europese zaken is het goed als kan worden aangegeven dat Nederland op een goede manier met de uitgaven omgaat.

Voor structuurfondsen wordt de btw gecompenseerd uit het btw-compensatiefonds. Daar schijnt een dispuut over te zijn tussen de Nederlandse regering en de Europese Commissie. Wat is de stand van zaken? Wat zijn mogelijk de consequenties voor Nederland?

De heer Douma (PvdA) heeft uit de stukken de indruk gekregen dat in plaats van dat men dichter bij een goedkeurende verklaring komt, er sprake is van stilstand. Op een aantal punten zullen de risico’s voor een betrouwbare en rechtmatige besteding van de middelen alleen maar toenemen, omdat onduidelijker wordt of het voor die onderdelen gaat lukken. Zo was de verantwoording van de structuurfondsen voor de periode 1994–1999 in 2004 zelfs nog niet voor elkaar.

Hoe kan men proberen het in de toekomst beter te doen? Er zijn twee belangrijke issues. De eerste is de vraag of de Europese begroting in de toekomst wat meer op basis van activiteiten gestuurd gaat worden. Het zou goed zijn als in Europa discussie wordt gevoerd over de vraag voor welke doelstellingen de budgetten worden ingezet. De tweede mogelijkheid is de landenverklaring bij de 80% gedeeld-beheermiddelen, de ex-postverklaringen per land. Dat is namelijk de missing link in het bouwwerk om tot nette verklaringen te komen. Ziet de minister mogelijkheden om met het Europees Parlement gezamenlijk te bezien of langs de weg van het niet verlenen van decharge druk gezet kan worden op dit punt? Het is niet langer uit te leggen dat er steeds geen goedkeurende verklaringen kunnen worden afgegeven.

De heer Irrgang (SP) heeft de stukken met stijgende verbazing gelezen. De Europese Rekenkamer zegt nu voor de elfde keer op rij dat zij niet kan vaststellen of het geld goed besteed is en dat van slechts een derde van de uitgaven van de Europese Unie duidelijk is dat die aanwijsbaar goed terecht zijn gekomen. Er is in de afgelopen periode geen verbetering gekomen in de financiële verantwoording en er is geen steun van de grote lidstaten voor verbetering van het financieel management. Jaar in jaar uit worden miljarden euro’s gegeven aan de EU, zonder dat men weet waar het geld naartoe gaat. De Nederlandse regering zou duidelijk moeten maken dat dat niet langer acceptabel is. Daarbij zou het punt van de dechargeverlening ook aan de orde moeten komen. Er moet echter ook een duidelijke termijn worden genoemd waarop de zaken bij de EU op orde moeten zijn. Als Nederland geld afdraagt aan de EU, moet verantwoord worden waar dat geld terecht komt. Als dat niet gebeurt, moet de regering misschien zeggen: nu stoppen wij ermee.

De heer Irrgang is een groot voorstander van een betrouwbaarheidsverklaring. Nederland zou zelf het goede voorbeeld moeten geven. Hij heeft uit de stukken begrepen dat er een haalbaarheidsstudie komt naar een Nederlandse betrouwbaarheidsverklaring. Daar hoeft echter geen haalbaarheidsstudie naar te worden gedaan, want Nederland kan gewoon met zo’n betrouwbaarheidsverklaring komen. Het zou goed zijn voor de transparantie als Nederland volledige openbaarheid zou geven over waar Europees geld in Nederland naartoe gaat.

Antwoord van de minister

De minister loopt al 12 jaar mee en heeft nog nooit een goedkeurende verklaring voor de Europese begroting gezien. Hij is als het gaat om de landenverklaringen voor een systeem gebaseerd op single audit model. Dat zou kunnen uitmonden in een verklaring van de nationale regering van een lidstaat dat de zaken netjes op orde zijn. Daar waren echter bijna alle lidstaten in het Ecofin van 8 november 2005 tegen. De Commissie zou het mooi vinden als Nederland het wel gaat doen, want dat zou een katalysator kunnen zijn in een later stadium, zodat dit misschien toch Europabreed kan worden doorgevoerd. Er wordt nu overleg gevoerd met de departementen en de Rekenkamer. Bij de haalbaarheidsstudie wordt vooral gekeken wanneer zo’n landenverklaring voor het eerst kan worden afgegeven. Er moet ook worden bekeken wat Brussel gaat doen als Nederland zelf een nationale verklaring op gaat stellen.

De minister heeft de neiging om een negatief advies uit te brengen als het gaat om dechargeverlening. Hij wil daar dan wel de kanttekening bij maken dat zijn niet meewerken aan een positief dechargeadvies niet te maken heeft met de opstelling van de Commissie, maar met de opstelling van de Raad, van de lidstaten. De Commissie heeft namelijk niet verzaakt, maar goede voorstellen gedaan in de roadmap. Hij zal op dit punt stevig opereren in de Ecofin-raad. Hij zal een aparte positie kiezen en tegen zijn collega’s uit de andere lidstaten zeggen dat zij zelf wat meer verantwoordelijkheid moeten nemen voor de rechtmatigheid van de bestedingen in hun eigen land. Hij zal aankondigen dat Nederland dit op unilaterale basis gaat doen.

Het is overigens niet zo somber dat er op geen enkel punt vooruitgang wordt geboekt. Met name bij landbouw werkt het nieuwe Geïntegreerd beheers- en controlesysteem (GBCS) goed. Op dat onderdeel is de kwaliteit van de controle en de rechtmatigheid dus verbeterd. Er zijn echter bepaalde type uitgaven waarvan de rechtmatigheid moeilijker vast te stellen is dan voor andere uitgaven. Bovendien hebben die uitgaven de neiging toe te nemen. De rechtmatigheid van hectaresteun is bijvoorbeeld veel lastiger te controleren dan die van productsteun. Dat is des te meer reden om het GBCS van de lidstaten meer centraal te stellen, inclusief die nationale verklaringen.

De structuurfondsen 1994–1999 zijn nog steeds niet rond. De minister zal zijn verwondering daarover uitspreken. Het is een symptoom van het probleem. De regelgeving is ingewikkeld, waardoor er sneller onregelmatigheden ontstaan.

Nederland kan niet zomaar stoppen met betalen aan de EU, dan zou het uit de EU moeten stappen. Dat is dan de enige logische consequentie, hoewel dat juridisch onmogelijk is zolang er geen grondwet is. Men is gehouden om de afdracht te betalen die is afgesproken.

De minister zal schriftelijk ingaan op de kwestie van de btw.

De voorzitter van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,

B. M. de Vries

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Van Heteren

De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

Schreijer-Pierik

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,

Fernández García


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Duivesteijn (PvdA), Crone (PvdA), Bakker (D66), ondervoorzitter, Rouvoet (ChristenUnie), Bibi de Vries (VVD), voorzitter, De Haan (CDA), Atsma (CDA), Vendrik (GroenLinks), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), De Pater-van der Meer (CDA), Van As (LPF), Rambocus (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Blom (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Heemskerk (PvdA), Hermans (LPF), Van Dam (PvdA), Schippers (VVD), Nijs (VVD).

Plv. leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Van der Vlies (SGP), Van Egerschot (VVD), Mosterd (CDA), Kortenhorst (CDA), Van Gent (GroenLinks), Duyvendak (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), Ferrier (CDA), Eerdmans (LPF), Omtzigt (CDA), Vergeer (SP), Jan de Vries (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), Smeets (PvdA), Van Heemst (PvdA), Smits (PvdA), Boelhouwer (PvdA), Varela (LPF), Kalsbeek (PvdA), Van Beek (VVD), Hofstra (VVD).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), Koenders (PvdA), Atsma (CDA), Karimi (GroenLinks), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), Weekers (VVD), Balemans (VVD), Van Baalen (VVD), Van Winsen (CDA), Van den Brink (LPF), Herben (LPF), Duyvendak (GroenLinks), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Heteren (PvdA), voorzitter, Van Dijk (CDA), Dubbelboer (PvdA), Van der Laan (D66), ondervoorzitter, Hirsi Ali (VVD), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA).

Plv. leden: Kruijsen (PvdA), Hessels (CDA), Leerdam (PvdA), Çörüz (CDA), Halsema (GroenLinks), Bussemaker (PvdA), De Wit (SP), Eijsink (PvdA), Rouvoet (ChristenUnie), Douma (PvdA), Wilders (Groep Wilders), Veenendaal (VVD), Algra (CDA), Varela (LPF), Van As (LPF), Vos (GroenLinks), Vergeer (SP), Ormel (CDA), Duivesteijn (PvdA), Buijs (CDA), Fierens (PvdA), Dittrich (D66), Van Schijndel (VVD), Ferrier (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Spies (CDA).

XNoot
3

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Vos (GroenLinks), Buijs (CDA), Van Beek (VVD), Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Oplaat (VVD), Mosterd (CDA), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Verbeet (PvdA), Van den Brink (LPF), Vergeer (SP), Tichelaar (PvdA), Ormel (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Koopmans (CDA), Eerdmans (LPF), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Koomen (CDA), Boelhouwer (PvdA), Douma (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Kruijsen (PvdA), Lenards (VVD).

Plv. leden: Slob (ChristenUnie), Vendrik (GroenLinks), Spies (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Hofstra (VVD), Samsom (PvdA), De Krom (VVD), Duivesteijn (PvdA), Herben (LPF), Van Heteren (PvdA), Van Lith (CDA), Van Gent (GroenLinks), Van Bochove (CDA), Van As (LPF), Van der Laan (D66), Gerkens (SP), Jager (CDA), Timmer (PvdA), Depla (PvdA), Fierens (PvdA), Verdaas (PvdA), Örgü (VVD), Veenendaal (VVD).

Naar boven