30 453
Regels inzake geurhinder vanwege tot veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij)

nr. 10
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 juni 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 5, tweede lid, komen de onderdelen a en b te luiden:

a. de geurbelasting op het geurgevoelige object dat binnen de in het eerste lid genoemde afstand is gelegen, en het aantal dieren van één of meer diercategorieën, niet toenemen, of

b. de in artikel 4 bedoelde afstand tussen de veehouderij en het geurgevoelig object dat binnen de in het eerste lid genoemde afstand is gelegen, niet afneemt en het aantal dieren van één of meer diercategorieën waarvoor geen geuremissiefactor is vastgesteld niet toeneemt.

B

In artikel 6, tweede lid, wordt «andere waarde of afstand» vervangen door: andere waarde of afstand als bedoeld in artikel 3 of 4.

C

Artikel 8 wordt vervangen door:

Artikel 8

1. Bij het bepalen van de andere waarde of afstand, bedoeld in artikel 6, betrekt de gemeenteraad in elk geval:

a. de huidige en de te verwachten geursituatie vanwege de veehouderijen in het gebied;

b. het belang van een geïntegreerde aanpak van de verontreiniging, en

c. de noodzaak van een even hoog niveau van de bescherming van het milieu.

2. Bij het bepalen van de andere waarde of afstand betrekt de gemeenteraad tevens:

a. de gewenste ruimtelijke inrichting van het gebied, of

b. de afwijkende relatie tussen geurbelasting en geurhinder.

Toelichting

A

De wijziging betreft een verduidelijking.

B

Met de wijziging wordt tot specifieker tot uitdrukking gebracht ten aanzien van welke waarde of afstand bij gemeentelijke verordening een andere invulling kan worden gegeven. De gemeentelijke bevoegdheid geldt dus niet ten aanzien van de normstelling in artikel 5.

C

Met de wijziging wordt tot uitdrukking gebracht wat steeds bedoeld is te regelen met de onderhavige bepaling. De in het eerste lid, onderdelen a, b en c gelden cumulatief: alledrie de onderdelen moeten bij de besluitvorming worden betrokken. Ten aanzien van de in het tweede lid, onderdelen a en b, genoemde aspecten geldt dat ten minste één van de twee aspecten bij diezelfde besluitvorming moet worden betrokken.

De Staatssecretaris van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

P. L. B. A. van Geel

Naar boven