30 443
Wijziging van artikel 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met herformulering eisen inzake hernieuwde erkenning als specialist

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 19 augustus 2005 en het nader rapport d.d. 24 januari 2006, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 juli 2005, no. 05.002616, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende wijziging van artikel 15 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in verband met herformulering eisen inzake hernieuwde erkenning als specialist, met memorie van toelichting.

In het wetsvoorstel worden wijzigingen in artikel 15 van de Wet beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) voorgesteld teneinde de eisen voor hernieuwde erkenning als specialist te herformuleren. De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar plaatst enkele kanttekeningen bij de herformulering van de eisen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 12 juli 2005, no. 05.002616, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 19 augustus 2005, no. W13.05.0308/III, bied ik U hierbij aan.

1. De memorie van toelichting geeft aan dat beroepsorganisaties zoals die van artsen en apothekers een systeem van herregistratie van specialisten hebben opgezet, waarbij zowel werkervaring als scholing in de zin van deskundigheidsbevorderende activiteiten worden vereist. Een dergelijk systeem is in lijn met het kwaliteitsbeleid dat het kabinet voorstaat, maar niet in overeenstemming met het huidige artikel 15 van de Wet BIG. Onder «scholing» wordt in het eerste lid van artikel 15 van de Wet BIG een opleiding verstaan die betrokkene weer op het niveau brengt dat oorspronkelijk vereist was voor de erkenning als specialist. Daarbij geeft genoemd artikel expliciet de keuze om door middel van werkervaring dan wel scholing op bedoeld niveau te komen, terwijl eerdergenoemd in de praktijk ontwikkeld systeem uitgaat van cumulatie van werkervaring en scholing, en dat laatste in de zin van deskundigheidsbevordering.

Uit de memorie van toelichting leidt de Raad af dat het voorstel enerzijds beoogt te bewerkstelligen dat de oorspronkelijke bedoeling van artikel 15 van de Wet BIG, en met name van het begrip «scholing», gehandhaafd en nagevolgd wordt, en anderzijds wil voorzien in een wettelijke basis voor de ontwikkelingen in de praktijk om bij herregistratie (cumulatief) ook kwalitatieve eisen, in de zin van deskundigheidsbevordering, te kunnen stellen.

Niet duidelijk is evenwel voor welke categorieën specialisten welke eisen voor hernieuwde erkenning gaan gelden of mogen worden gesteld. Er kan in dit verband onderscheid worden gemaakt tussen drie verschillende categorieën van erkenning als specialist, die gerelateerd zijn aan het moment waarop die erkenning plaatsvindt. De eerste erkenning vindt plaats direct nadat iemand de opleiding tot specialist heeft voltooid; een aansluitende hernieuwde erkenning vindt plaats bij een specialist die in de periode onmiddellijk voorafgaand aan die erkenning daadwerkelijk als specialist heeft gewerkt; een hernieuwde erkenning als specialist vindt plaats bij iemand die in het verleden reeds als specialist erkend is geweest, maar in de periode voorafgaand aan de indiening van de aanvraag tot erkenning niet als specialist heeft gewerkt en ook geen relevante scholing heeft gevolgd (de zogenaamde herintreders).

In de toelichting wordt over vier verschillende vormen van opleiding of ervaring gesproken: 1) scholing, bestaand uit een pakket opleidingsactiviteiten dat erop gericht is iemand weer te brengen op het niveau dat oorspronkelijk vereist was voor de erkenning als specialist; 2) werkervaring; 3) deskundigheidsbevordering; en 4) werken onder supervisie.

De Raad mist in de toelichting een duidelijke uiteenzetting omtrent de vraag welke van deze vier vormen van opleiding of ervaring, al dan niet cumulatief, voor welke categorieën van erkenning (mogen) worden vereist. De gebezigde (nieuwe) termen «aansluitende hernieuwde erkenning», «hernieuwde erkenning», «scholingsvoorwaarden», «scholing», «werkzaam zijn» en «deskundigheidsbevorderende activiteiten», bieden in hun onderlinge samenhang onvoldoende duidelijkheid.

Duidelijkheid omtrent het bovenstaande is volgens de Raad wenselijk teneinde de doelstelling van het wetsvoorstel te bereiken.

De Raad adviseert hierin alsnog te voorzien.

1. Overeenkomstig het advies van de Raad van State is de memorie van toelichting aangevuld met een passage waarin de diverse situaties waarop het voorstel betrekking heeft overzichtelijk worden aangeduid. Bij elke casus staat tevens aangegeven aan welke voorwaarde(n) (werkervaring, deskundigheidsbevordering of scholing) betrokkene moet voldoen om in het register ingeschreven te blijven dan wel er opnieuw in opgenomen te worden.

2. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

2. De redactionele kanttekeningen van de Raad zijn verwerkt.

3. Artikel I, onderdeel 3, van het voorstel is aangepast naar aanleiding van de desbetreffende redactionele opmerking van de Raad van State.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W13.05.0308/III met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In artikel I, onderdeel 3, «Onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid in het vierde en tot en met het zesde lid wordt een nieuw derde lid ingevoegd, luidende» vervangen door: Onder vernummering van het derde tot en met het vijfde lid tot het vierde tot en met het zesde lid wordt een lid ingevoegd, luidende. (Aanwijzing 238 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).

– In artikel I, onderdeel 3, het derde lid zodanig herformuleren dat een sluitende redenering ontstaat. (Als het niet voldoen aan een regeling kan worden gerepareerd door het volgen van scholing overeenkomstig het bepaalde in die regeling, is dit derde lid niet nodig).

– In artikel I, onderdeel 3, het derde lid «het bepaalde in» achterwege laten. (Aanwijzing 52 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven