30 440
Wijziging van de Les- en cursusgeldwet in verband met invoering cursusgeld voor de opleiding Nederlands als tweede taal

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 21 maart 2006

Graag wil ik de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken voor de opmerkingen die zij over het wetsvoorstel heeft gemaakt en de vragen die zij heeft gesteld.

1. Cursusgeld Nederlands als tweede taal

De leden van de CDA-fractie informeren of er ook een maximum is gesteld aan de eigen bijdrage. Tevens willen zij graag van de regering vernemen in hoeverre de eigen bijdrage een belemmering kan vormen voor deelname van de doelgroep aan het NT2-examen.

De hoogte van het cursusgeld wordt vastgesteld in het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000 (ULCW 2000). Voor de deelnemers aan de opleidingen Nederlands als tweede taal (NT2), niveau 1 en 2, is besloten geen cursusgeld te heffen. Bij het vaststellen van de hoogte van het cursusgeld voor een deelnemer aan de NT2-opleiding op niveau 3 wordt aangesloten bij de eigen bijdrage van een inburgeringsplichtige, deze bedraagt € 270. Voor de deelnemer aan niveau 4/5 is het de bedoeling het cursusgeld op € 477,44 vast te stellen, conform het cursusgeld voor deelnemers aan het deeltijd beroepsonderwijs op niveau 3 of 4. De hoogte van het cursusgeld wordt vastgelegd in het Uitvoeringsbesluit Les- en cursusgeldwet 2000; de wijziging van het besluit hiertoe is in voorbereiding en zal begin juni in het kader van de voorhangprocedure aan de Kamer worden voorgelegd.

In het onderhavige wetsvoorstel wordt geregeld dat de deelnemer cursusgeld verschuldigd is voor deelname aan de opleiding NT2, niet voor deelname aan het NT2-examen. De kosten voor een NT2-examen zijn vastgelegd in het Staatsexamenbesluit Nederlands als tweede taal. Op de vraag of het betalen van cursusgeld een belemmering vormt voor deelname aan de opleiding wordt hieronder nader ingegaan.

De leden van de PvdA-fractie vragen wat de gevolgen zullen zijn voor de deelname aan de NT2-opleidingen door niet-inburgeringsplichtigen. Heeft de regering dit onderzocht, zo vragen deze leden.

Omdat het moeten betalen van cursusgeld voor de doelgroep op de lage niveaus van de NT2-opleiding (niveau 1 en 2) een drempel zou kunnen opwerpen, is besloten voor deze niveaus geen cursusgeld te vragen.

De NT2-opleidingen op de niveaus 3 en 4/5 zijn ontwikkeld voor allochtonen die willen deelnemen aan een middelbare beroepsopleiding, dan wel aan een hogere of wetenschappelijke opleiding. Voor deze opleiding is een hoger niveau van taalvaardigheid nodig. Dit geldt ook voor allochtonen die werk ambiëren op middelbaar of hoger niveau. De kansen die deelnemers aan het NT2 onderwijs op de niveaus 3 en 4/5 hebben op een betere positie in de maatschappij rechtvaardigen een investering, in dit geval een eigen bijdrage in de vorm van cursusgeld, van de deelnemer. De verwachting is dan ook dat voor deze deelnemers het cursusgeld geen drempel zal opwerpen.

In de memorie van toelichting wordt geschreven over een consistent overheidsbeleid. Hoe verhoudt dit zich tot het feit dat bij de overheveling van educatiegelden bestemd voor NT2 is bepaald dat de NT2-opleidingen niveaus 1 en 2 voor niet-inburgeringsplichtigen blijven vallen onder educatie en daarmee onder verantwoordelijkheid van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap? Kan de regering nader toelichten waarom de overwegingen die deze uitzondering rechtvaardigen niet evenzeer gelden voor de heffing van een eigen bijdrage, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Na de overheveling naar Justitie (Vreemdelingenzaken en Integratie) van het deel van de educatiemiddelen dat werd ingezet voor de NT2-opleidingen, niveaus 1 en 2, zijn alle middelen voor inburgering samengebracht op de begroting van Justitie (VenI). De G4/G27 en de VNG hebben verzocht de opleidingen Nederlands als tweede taal te handhaven binnen de educatie voor allochtonen die niet onder de inburgeringsplicht vallen en daarmee ook niet onder de reikwijdte van het voorstel van wet houdende regels inzake inburgering in de Nederlandse samenleving (Wet Inburgering; Kamerstukken II 2005/06, 30 308, nr. 2). Dit verzoek is gehonoreerd: de Wet van 16 februari 2006 tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de voorschriften inzake educatie, splitsing van instellingen en vaststelling ondergrens aan de bekostiging deeltijdse beroepsopleidingen is inmiddels in het Staatsblad gepubliceerd (Stb. 2006, 128). Voor de niet-inburgeringsplichtigen blijven de opleidingen Nederlands als tweede taal deel uitmaken van de educatie en blijven daarmee onder de verantwoordelijkheid vallen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Zoals hierboven is aangegeven, is besloten voor de NT2-opleidingen op lagere niveaus geen cursusgeld te heffen.

Eerder bracht de regering naar voren dat de korting op het educatiebudget van de gemeenten geen bezuiniging zou betekenen, omdat de ROC’s de geïnde bijdragen zouden mogen behouden. Hierdoor zouden de prijzen voor de taalcursussen worden verlaagd. Welke aanwijzingen heeft de regering dat hiervan inmiddels sprake is bij degenen die in het kader van inburgering een NT2-cursus volgen, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De invoering van het cursusgeld wordt beoogd per 1 augustus 2006, het begin van het nieuwe schooljaar. Ook de inburgeringsplichtigen gaan pas na de inwerkingtreding van de Wet Inburgering een eigen bijdrage betalen. De regering heeft dan ook nog geen aanwijzingen dat er inmiddels sprake is van een verlaging van de prijzen voor de taalcursussen.

De leden van de D66-fractie willen graag weten waaruit de groep bestaat die de gevolgen van deze regeling zal ondervinden. Ook vragen zij hoe groot die groep is. Deelt de regering de mening dat de leden van deze fractie het toch juist hebben dat deze wetswijziging niet van invloed is op inburgeringsplichtigen? Met andere woorden, zo stellen deze leden: er zal geen extra financiële last ontstaan voor inburgeringsplichtigen?

Zoals hierboven aangegeven, wordt cursusgeld gevraagd van deelnemers aan een NT2-opleiding vanaf niveau 3. Dit niveau is nodig om deel te nemen aan het middelbare beroepsonderwijs, dan wel aan een hogere of wetenschappelijke opleiding. Naar verwachting ligt de groep deelnemers aan deze NT2-opleidingen tussen 14 à 15 duizend deelnemers. De regeling leidt niet tot een extra financiële last voor inburgeringsplichtigen; inburgeringsplichtigen vallen niet onder de reikwijdte van de Wet educatie en beroepsonderwijs.

Daarnaast hebben deze leden een vraag over de hoogte van het cursusgeld. Zij hechten erg aan betaalbaar NT2-onderwijs en willen graag weten hoe hoog de eigen bijdrage gaat worden. Tevens informeren zij of de regering van plan is te blijven bijdragen aan de kosten.

Zoals ook bij het antwoord op de vraag van de leden van de CDA-fractie is aangegeven, wordt de hoogte van de cursusgeld vastgesteld in het ULCW 2000. De wijziging van het besluit hiertoe is in voorbereiding en zal begin juni in het kader van de voorhangprocedure aan de Kamer worden voorgelegd.

De NT2-opleidingen blijven deel uitmaken van de rijksbijdrage educatie die gemeenten ontvangen.

2. Doelgroep allochtone analfabeten

De leden van de PvdA-fractie hebben tijdens het algemeen overleg van 14 december 2005 over alfabetisering (Kamerstukken II 2005/06, 30 300 VIII, nr. 174) aandacht gevraagd voor de groep allochtone analfabeten die voor een groot deel onder de Wet Inburgering valt. Uit het overleg over integratie was toen al gebleken dat van hun inburgering niet veel is terechtgekomen. Het aantal beschikbare uren van zeshonderd blijkt volstrekt onvoldoende, zo stellen deze leden. De vraag is of deze groep wel in het goede traject zit. Er moet worden gewerkt aan inburgering, maar voor het oplossen van taalproblemen is een andere aanpak nodig. Heeft de regering zich hierop nader bezonnen en tot welke conclusies is zij gekomen, zo willen deze leden weten.

Het beschikbaar aantal uren van zeshonderd voor een inburgeringscursus is gebaseerd op een gemiddelde van het aantal uren dat nodig zou zijn om hoger opgeleide deelnemers in te burgeren en het aantal uren dat nodig zou zijn om lager of geen opgeleide deelnemers in te burgeren. Het is aan de gemeente om te beoordelen hoeveel uren zij inkoopt om de betreffende deelnemer in te burgeren. Voorts geeft de Wet Inburgering voorschriften voor de inzet van de inburgeringsmiddelen voor inburgeringsplichtigen. Deze wet is ook van toepassing op de allochtone analfabeten die onder de inburgeringsplicht vallen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

M. Rutte

Naar boven