30 434
Verhoging van de kinderkorting in de Wet inkomstenbelasting 2001

nr. 5
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 28 maart 2006

Met belangstelling heeft de regering kennisgenomen van de vragen van de leden van de ChristenUnie-fractie over het wetsvoorstel houdende verhoging van de kinderkorting in de Wet inkomstenbelasting 2001.

Het valt de leden van de fractie van de ChristenUnie op dat de relatief beperkte verhoging van de kinderkorting leidt tot een extra uitvoeringslast van € 4 mln. Zij vragen zich af of deze kosten niet gedrukt kunnen worden. De extra uitvoeringslast waar deze leden naar vragen, hangt samen met de noodzakelijke herziening van de beschikkingen die eerder zijn afgegeven voor de kinderkorting. Herziening van de lopende beschikkingen is noodzakelijk omdat het de bedoeling is de verhoging van de kinderkorting reeds in de loop van 2006 te realiseren. De extra kosten worden gemaakt voor het selecteren van de betrokken belastingplichtigen, het opmaken van de beschikkingen en de verzending daarvan aan de betrokkenen.

Voorts vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie of is overwogen om de verhoging van de kinderkorting aan te grijpen om tot een kinderkorting per kind te komen. Zij vinden de stroomlijning en verhoging van de kinderkorting, zoals die is geregeld in het Belastingplan 2006, een stap vooruit, maar achten desalniettemin een kinderkorting per kind rechtvaardiger dan de huidige vormgeving van het kinderkortingsinstrument.

In het Belastingplan 2006 zijn de algemene kinderkorting, de aanvullende kinderkorting en de extra aanvullende kinderkorting met ingang van 1 januari 2006 geïntegreerd in één gestroomlijnde kinderkorting. Deze wijziging sluit aan bij het bredere kabinetsbeleid gericht op het verkleinen van de armoedeval en het verminderen van de administratieve lasten voor burgers. De systematiek is eenvoudiger en transparanter geworden en omdat de gestroomlijnde kinderkorting een glijdende schaal heeft, doen zich bij het overschrijden van inkomensgrenzen geen scherpe inkomensvallen meer voor. In de nieuwe systematiek is de hoogte van de kinderkorting alleen afhankelijk van het verzamelinkomen van de belastingplichtige dan wel, indien de belastingplichtige een partner heeft, van de belastingplichtige en zijn partner. Om de gestroomlijnde kinderkorting zo eenvoudig mogelijk te houden, is deze korting niet ook nog afhankelijk gemaakt van het aantal kinderen. Vanaf 1 januari 2006 kan dus geen verhoging van de kinderkorting meer plaatsvinden al naar gelang het aantal kinderen. De tegemoetkoming voor de kosten van kinderen via de kinderbijslag is daarentegen wel afhankelijk van het aantal kinderen. De regering heeft in de in dit wetsvoorstel opgenomen verhoging van de kinderkorting met € 32 geen reden gezien om de bij het Belastingplan 2006 gekozen systematiek te wijzigen.

Tot slot vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie tot welke herverdelingseffecten een wijziging van de huidige kinderkorting in een kinderkorting per kind zou leiden, uitgaande van budgetneutraliteit. Bij een budgetneutrale kinderkorting per kind zou het basisbedrag per kind € 508 bedragen in plaats van de voor 2006 voorziene € 924 per gezin met kinderen. Hierbij is ervan uitgegaan dat het afbouwtraject bij deze alternatieve kinderkorting ook loopt tussen € 28 521 en € 44 591. Dit betekent dat gezinnen met één kind een nadeel hebben van maximaal € 416 (€ 924 –/– € 508), de overige gezinnen hebben een licht tot fors voordeel. In onderstaande tabel zijn de gevraagde herverdelingseffecten weergegeven met het aantal gezinnen verdeeld naar aantallen kinderen met tevens het maximale nadeel/voordeel per categorie.

Onderverdeling gezinnen met recht op kinderkorting (inkomen < € 44 591)

Aantal kinderenAantal gezinnenMaximaal1 voor/nadeel in € per jaar
1480 000– 416
2509 00092
3159 000601
439 0001 109
5 en meer15 0001 617
Totaal1 202 000 

1 Aangezien de kinderkorting een aflooptraject kent is het weergegeven voor/nadeel van toepassing op gezinnen met een inkomen tot € 28 521. Voor gezinnen met een inkomen tussen € 28 521 en € 44 591 zal het voor/nadeel minder groot zijn aangezien ze momenteel geen recht hebben op de volledige kinderkorting.

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

Naar boven