30 432
Voorstel van wet van de leden Depla en Blok houdende wijziging van de Wet inkomstenbelasting 2001 en van enige andere wetten inzake fiscale facilitering banksparen ten behoeve van pensioenopbouw of aflossing eigenwoningschuld

nr. 11
NADER VERSLAG

Vastgesteld 18 april 2007

De vaste commissie voor Financiën1, belast met het voorbereidend onderzoek van bovenstaand wetsvoorstel, heeft naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag en nota van wijziging beiden d.d. 31 januari 2007 besloten tot het uitbrengen van een nader verslag over het wetsvoorstel.

Onder het voorbehoud dat de regering de vragen en opmerkingen in dit nader verslag afdoende zal beantwoorden, acht de commissie hiermee de openbare behandeling van het voorstel van wet voldoende voorbereid.

Inhoudsopgaveblz.
   
• Inleiding1
• Vragen over de nota naar aanleiding van het verslag2
 • Algemeen2
 • Afkoop van een klein tegoed2
 • Internationale aspecten2
 • Beperking van de fiscale aftrek van lijfrentestortingen2
• Vragen over de nota van wijziging3
• Budgettaire kosten4
 • Eigenwoningsparen4
 • Solvabiliteitseisen5
Overig5

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van de nota naar aanleiding van het verslag. Zij danken hun medeleden Depla en Blok en hun voormalige collega Bibi de Vries voor de antwoorden op de gestelde en niet gestelde vragen uit het verslag.

Deze leden hebben wel met verbazing kennisgenomen van de nota van wijziging, die de voorgestelde wet in belangrijke mate verandert en uitbreid. Immers het oorspronkelijke voorstel had geen enkel gevolg voor de eigen woning. Het gewijzigde voorstel ziet op belangrijke aanpassingen van de fiscale facilitering van het eigen woning bezit. De leden van de CDA-fractie zien dat ook de indieners dit als een fundamentele wijziging van het wetsvoorstel zien, omdat zij ook het opschrift en de considerans van het wetsvoorstel aanpassen.

Zij vragen de indieners dan ook waarom zij feitelijk een nieuwe initiatiefwet indienen zonder die eerst voor te leggen aan de Raad van State.

De leden van de fractie van de PvdA hebben met belangstelling kennisgenomen van de Nota van wijziging bij bovengenoemd wetsvoorstel.

Met belangstelling hebben de leden van de SP-fractie kennisgenomen van het gewijzigde wetvoorstel voor geblokkeerd banksparen.

Vragen over de nota naar aanleiding van het verslag

Algemeen

De leden van de CDA-fractie menen dat de eerste vraag uit het verslag niet helder beantwoord is: waarom verwachten de initiatiefnemers dat dit wetsvoorstel leidt tot meer transparantie en heldere kosten? Deze leden hebben ook kennisgenomen van het rapport van de commissie De Ruiter (commissie transparantie beleggingsverzekeringen), die concludeert: «het belangrijkste gebrek aan informatieverstrekking is het gebrek aan transparantie». Dit wetsvoorstel levert geen bijdrage aan de transparantie, noch van beleggingsverzekeringen, noch van andere vormen, die in het wetsvoorstel worden geïntroduceerd. Waarom niet?

De leden van de CDA-fractie sluiten niet uit dat er naar aanleiding van het debat over de beleggingspolissen wijzigingen in de wet- en regelgeving zullen plaatsvinden. Hoe zien de indieners het proces dat nu plaatsvindt in relatie tot hun initiatiefwetsvoorstel?

De leden van de CDA-fractie vragen de indieners toe te lichten hoe ze komen aan de schatting van € 100 miljoen derving van premies volksverzekeringen en inkomstenbelasting? Uit welk onderzoek blijkt dat 2,5% van de mensen, die nu geen lijfrente afsluit, dat in de toekomst wel gaat doen? Waarom zou dat niet 1% of 20% kunnen zijn? En waarom zouden die nieuwe inleggers «slechts» € 1600 inleggen, waar de gemiddelde inleg nu € 4000 per persoon per jaar bedraagt?

Afkoop van een klein tegoed

Volgens het wetsvoorstel kan overgegaan worden tot een afkoop van een klein tegoed tot een maximum van € 361,02 per persoon per jaar, zo constateren de leden van de CDA-fractie. Wat gebeurt er als er twee banken zijn, die ieder een kleine polis van € 250 per jaar voor dezelfde deelnemer willen afkopen? Welke van de twee banken mag tot afkoop overgaan en hoe weten ze van elkaar dat één persoon twee of meer polissen heeft? En mag de andere bank overgaan tot afkoop in het daaropvolgende jaar? Waarom kiezen de indieners hier voor een andere route dan de pensioenwet (artikel 60), die net in werking getreden is en waarin staat dat kleine aanspraken afkoop zijn en een maximum per aanspraak instelt?

Internationale aspecten

In reguliere gevallen zal geen sprake zijn van dubbele belastingheffing. De leden van de CDA-fractie merken op dat er dus gevallen zullen zijn waarbij wel sprake is van dubbele heffing. Wanneer doet die zich voor en hoe wordt voorkomen dat iemand een dubbele heffing moet betalen en zo onevenredig hard door de fiscus wordt getroffen.

Beperking van de fiscale aftrek van lijfrentestortingen

De leden van de CDA-fractie wijzen op de ernstige zorgen die er bestaan over de gevolgen van dit voorstel voor de oudedagsvoorziening van ondernemers. De genoemde leden vragen of door de voorgestelde beperking van de fiscale aftrek van lijfrentestortingen de pensioenpositie van de ondernemer niet wordt verslechterd ? Deze leden hebben namelijk de indruk dat zelfstandigen te maken zullen krijgen met een beperking van opbouwmogelijkheden waardoor het moeilijker wordt om een adequate oudedagsvoorziening op te bouwen. Het beoogde voordeel voor de consument wordt zo kennelijk gecompenseerd door de fiscale faciliteiten voor zelfstandigen te beperken.

Volgens recente berichtgeving kunnen één miljoen ondernemers minder pensioen opbouwen als deze voorgestelde wijziging wordt aangenomen. Kan deze schatting worden bevestigd? Kan het verschil worden aangegeven tussen de ruimte van de fiscale aftrek van lijfrentestortingen voor werknemers en ondernemers, volgens de huidige wet en volgens de voorgestelde wetswijziging?

Ten aanzien van het banksparen ten behoeve van pensioenopbouw ontvangen de leden van de PvdA-fractie tevens graag een uitleg over de verwachte toename van gebruik ten opzichte van het aantal huidige gefaciliteerde lijfrente polissen?

De leden van de SP-fractie merken op dat de faciliteit geblokkeerd banksparen consumenten een alternatief biedt voor de lijfrentepolis om te kunnen sparen voor hun oudedagsvoorziening. Zal dit, zoals de initiatiefnemers hopen, werkelijk leiden tot een zodanige concurrentie tussen financiële aanbieders dat lijfrentepolissen goedkoper en transparanter worden?

Het wetsvoorstel beoogd het geblokkeerd banksparen zoveel mogelijk gelijk te behandelen met lijfrente. Indien er naar aanleiding van de discussie over beleggingsverzekeringen verscherpte regelgeving komt voor lijfrenteproducten, moeten deze dan ook gaan gelden voor geblokkeerd banksparen? Graag zien de leden van de SP-fractie naast het overzicht dat is gemaakt op een vijftal punten een overzicht van alle verschillen tussen lijfrenteproducten en geblokkeerd banksparen. Zo is er nog steeds geen duidelijk antwoord op het verschil in voorwaarden die worden verbonden aan het aanbieden van beide producten.

Over welke wijzigingen heeft men het, als er staat dat wezenlijke wijzigingen gedurende de looptijd van een overeenkomst moeten worden gemeld?

Kan het punt «overhevelen saldi van verzekeraar naar bank en omgekeerd» zo worden geïnterpreteerd dat een lijfrenteverzekering moet kunnen worden omgezet in rekening voor geblokkeerd banksparen en vice versa? Kan op grond van deze wet een verzekering onderdeel vormen van een product voor geblokkeerd banksparen? Delen de initiatiefnemers de mening dat geblokkeerd banksparen strikt genomen geen oudedagsvoorziening is, aangezien het langlevenrisico niet wordt gedekt?

Vragen over de nota van wijziging

De leden van de CDA-fractie zijn verbaasd dat een redelijk ingrijpend wetsvoorstel met aanzienlijke budgettaire gevolgen (€ 90 miljoen per jaar) gepaard gaat met een algemene toelichting van minder dan één A4. Zij blijven daarom zitten met een aantal vragen en grijpen deze mogelijkheid aan om ze te stellen.

Het eigenwoningsparen wordt middels dit wetsvoorstel geïntroduceerd. De initiatiefnemers verwachten dat hierdoor de kosten lager zullen uitvallen en verwijzen naar rapporten van de Autoriteit Financiële Markten en het Verbond van Verzekeraars. Deze leden vernemen graag waar in de literatuur een link wordt gelegd tussen een voorstel van eigenwoningsparen en lagere kosten.

Deze leden merken op dat via dit wetsvoorstel nog een separaat product wordt geïntroduceerd op de markt van hypothecaire leningen, die niet uitblinkt in transparantie en vergelijkbaarheid, de twee kernvoorwaarden voor prijsconcurrentie. Hierdoor lijkt de complexiteit voor het kiezen voor de juiste hypotheek toe te nemen en de markt nog onoverzichtelijker te worden. Waarom menen de indieners dat «het voorstel leidt tot een grotere transparantie in de kostenstructuur»? En wat betekent dit wetsvoorstel voor de vergelijkbaarheid van de verschillende hypotheekvormen (spaar, belegging, eigen woning sparen)? Zijn de leden in staat om de verschillen tussen de belangrijkste hypotheekvormen na introductie van dit wetsvoorstel helder op één A4’tje samen te vatten?

De leden van de SP-fractie staan sympathiek tegenover de wijziging om de fiscale vrijstelling ook te kunnen gebruiken voor de aflossing van de eigenwoningschuld, aangezien het verkrijgen van fiscaal voordeel voor kopers van huizen er niet van zou moeten afhangen of men een hypotheek neemt bij een bank of bij een verzekeraar. Een voorwaarde daarbij is wel dat er geen extra kosten aan verbonden mogen zijn voor de overheid. In verband daarmee vragen deze leden of de dekking die is gevonden voldoende is. Welke consequenties heeft een mogelijke aanscherping in het beleid ten aanzien van beleggingshypotheken voor geblokkeerd banksparen?

De leden van de CDA-fractie merken op dat de indieners het wetsvoorstel willen financieren uit het niet indexeren van de vrijstelling kapitaalverzekering eigen woning (KEW) voor de komende dertig jaar. Veel mensen zullen wel op indexatie hiervan gerekend hebben en zullen dus bijvoorbeeld een spaarhypotheek hebben afgesloten met een looptijd van 30 jaar. Kunnen de indieners van het wetsvoorstel aangeven wat de gevolgen van het wel en niet aannemen van dit wetsvoorstel zijn voor het betalen van belasting op de einddatum van de hypotheek voor de volgende mensen: (gegeven dat zonder dit wetsvoorstel de KEW jaarlijks met 2,5% geïndexeerd wordt en met dit wetsvoorstel geen indexatie plaatsvindt)

• Een alleenstaande die in januari 2007 een huis gekocht heeft en dat financiert met een 30 jarige spaarhypotheek van € 250 000 tegen 4,6% rente.

• Een echtpaar dat in januari 2007 een huis heeft gekocht en dat financiert met een 30 jarige spaarhypotheek van € 300 000 tegen 4,6% rente. Een van de twee partners overlijdt in januari 2008, waarna de andere partner de spaarhypotheek voortzet.

Buggettaire kosten

De leden van de CDA-fractie zien graag een onderbouwing van de structurele kosten van € 90 miljoen. Zullen er meer hypotheken worden afgesloten als dit wetsvoorstel in werking treedt?

Eigen woningsparen

De leden van de CDA-fractie merken op dat een reguliere spaarrekening kan worden omgezet in een spaarrekening eigen woning. Echter bij het eigenwoningsparen geldt de 10:1 verhouding voor inleggen. Geldt deze verhouding ook voor de eerste storting, wanneer die voortvloeit uit het omzetten van een reguliere spaarrekening in een spaarrekening eigen woning?

De leden van de fractie van de PvdA hebben nog enkele vragen met betrekking tot de in het oorspronkelijke wetsvoorstel en in de nota van wijziging verwachte toename van het aantal gebruikers van zowel de «lijfrenteregeling» als het sparen van kapitaal in verband met de eigen woning.

Deze leden vragen of er bij de laatstgenoemde faciliteit niet eerder sprake zal zijn van substitutie dan van een toename van het aantal belastingplichtigen dat van deze faciliteit gebruik zal gaan maken? Zo dit het geval is dan kan er naar de mening van deze leden geen sprake zijn van een extra budgettair beslag als gevolg van de voorstellen in de nota van wijziging. Wat is de reactie hierop van de indieners?

Solvabiliteitseisen

Tenslotte vragen de leden van de CDA-fractie aandacht voor het volgende.

Ondanks het beoogde gelijke speelveld tussen verzekeraars en banken verschillen de eisen die de DNB stelt voor het aanhouden van solvabiliteit tussen verzekeraars en banken. Verzekeraars zijn verplicht om 1% uit het eigen vermogen aan te houden als solvabiliteitsbuffer bij producten, waar het beleggingsrisico bij de klant ligt. Deze verplichting geldt naar wij hebben begrepen niet voor banken. Als gevolg van de solvabiliteitseisen hebben verzekeraars derhalve extra kosten in vergelijking met banken. Is hierdoor wel sprake van een gelijk speelveld tussen verzekeraars en banken ? Dit is namelijk wel het uitgangspunt is bij het wetsvoorstel banksparen.

Overig

De leden van de fractie van de PvdA willen graag een reactie van de indieners op de brieven van de Nederlandse Vereniging van Banken d.d. 7 maart jl. en Vereniging Eigen Huis d.d. 28 maart jl.1

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De wnd. griffier van de commissie,

Vente


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Crone (PvdA), Vendrik (GL), Blok (VVD), Voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Kortenhorst (CDA), Van der Burg (VVD), Van Dijck (PVV), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Dam (PvdA), Halsema (GL), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Vacature (CDA), Anker (CU), Mastwijk (CDA), Schippers (VVD), De Roon (PVV), Smeets (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Spekman (PvdA).

XNoot
1

Brief van de NVB: Fin0700120, Brief van de VEH: Fin0700124.

Naar boven