nr. 2
VOORSTEL VAN WET
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van
Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben dat het wenselijk is de hoogte van
de bezoldiging van de ministers, de minister-president en de staatssecretarissen
te wijzigen;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der
Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en
verstaan bij deze:
ARTIKEL I
De Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen wordt als volgt
gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. Onder vernummering van het tweede en derde lid tot vierde en vijfde
lid komen de eerste drie leden te luiden:
1. De bezoldiging van de ministers wordt bepaald op € 12 248,68
per maand.
2. De bezoldiging van de minister-president wordt bepaald op 110%
van de bezoldiging van de ministers.
3. De bezoldiging van de staatssecretarissen wordt bepaald op 90%
van de bezoldiging van de ministers.
2. In het vierde lid vervalt «en staatssecretarissen»
en wordt «de in het eerste lid genoemde bedragen» vervangen door:
het in het eerste lid genoemde bedrag.
B
In artikel 2, eerste lid, tweede lid, onder a, tweede lid, onder b, en
artikel 3 wordt telkens na «ministers» ingevoegd: , minister-president.
ARTIKEL II
Indien in de periode tussen de datum waarop dit wetsvoorstel door de Tweede
Kamer der Staten-Generaal is aanvaard en de datum waarop dit wetsvoorstel,
nadat het tot wet zal zijn verheven, in werking treedt, de bezoldiging van
het burgerlijk rijkspersoneel is gewijzigd en is bepaald dat die wijziging
een algemeen karakter draagt, wordt het bedrag in artikel 1, eerste lid, van
de Wet rechtspositie ministers en staatssecretarissen, voor zoveel nodig,
dienovereenkomstig nader vastgesteld. De nadere vaststelling geschiedt bij
het in artikel III genoemde koninklijk besluit en gaat in op de datum van
inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL III
Deze wet treedt in werking met ingang van de datum van dagtekening van
het koninklijk besluit waarbij na verkiezing van de leden van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal de minister-president wordt benoemd, dan wel belast blijft
met de leiding van het ministerie van Algemene Zaken.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat
alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat,
aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,