nr. 10
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 10 april 2007
De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat heeft mij om een reactie
verzocht inzake het rapport «Onderzoek aanbestedingen OV in Noord-Brabant»
van de Statencommissie van de provincie Noord-Brabant, voor zover het de werking
van de Wet personenvervoer 2000 (hierna: Wp2000) betreft (07-VW-B-022). Hierbij
doe ik u mijn reactie toekomen.
Ik heb het rapport met belangstelling gelezen. Het is een leesbaar rapport
met een duidelijke weergave van wat zich heeft afgespeeld met betrekking tot
de procedures voor de nieuwe concessie(s) voor Noord-Brabant. In het geval
van Brabant hebben Gedeputeerde Staten het zich volgens de Statencommissie
moeilijk gemaakt door onder andere een krappe planning te hanteren, en door
een gedetailleerd programma van eisen op te stellen in combinatie met de aanbesteding
van heel Noord-Brabant in één keer. Met name de krappe planning
vind ik een belangrijke les voor de aanbestedende overheden; ruimte in de
planning en een goede voorbereiding van de aanbesteding komt de procedure
als geheel ten goede. Bovendien blijft er bij een ruime planning voldoende
tijd na de gunning van de concessie over waarin de nieuwe vervoerder zich
kan voorbereiden op het rijden van de nieuwe concessie (de implementatieperiode)
ook na een eventueel ingediend bezwaar.
Ik constateer dat de meeste aanbevelingen in het rapport betrekking hebben
op de organisatie van de aanbesteding door provincie zelf. Ik ben ook benieuwd
naar de conclusies die de Staten van Noord-Brabant aan het rapport verbinden.
Het gaat immers primair om de Brabantse situatie.
Het rapport gaat niet over het instrument
aanbesteding als zodanig; in het rapport wordt niet aangegeven dat aanbesteden
een slecht instrument is om te komen tot kwalitatief hoogwaardig OV tegen
een redelijke prijs, maar worden verbeterpunten aangegeven met betrekking
tot de uitvoering van van de aanbesteding Die verbeterpunten onderschrijf
ik.
De aanbevelingen die het rijk aangaan, neem ik ter harte. De Statencommissie
spreekt echter van een «fundamentele herbezinning op de Wp2000».
Dat vind ik gezien de aard van de aanbevelingen overdreven, mede gezien de
uitgebreide evaluaties van de aanbestedingen en de gehele wet in de afgelopen
jaren. We moeten dan ook oppassen die aanbeveling niet uit zijn verband te
trekken. De commissie vult de «fundamentele herbezinning» concreet
in door argumenten met betrekking tot de juridische vorm van de concessie,
de combinatie van aanbestedingsrecht en de Algemene wet bestuursrecht en innovatievere
vormen van aanbesteden. Onderstaand ga ik daar op in.
De commissie vraagt zich met name af of de gunning in de vorm van een
publiekrechtelijke beschikking wel een adequate vorm is. Ik constateer dat
de commissie in het rapport voorbijgegaan is aan het doel van het instrument
concessie. De concessie op grond van een wettelijke regeling is noodzakelijk
om exclusieve werking te geven aan de gunning: de vervoerder krijgt het exclusieve
recht om in een concessiegebied vervoer te verrichten. Die exclusieve werking
kan niet worden bereikt door een overeenkomst aangezien deze geen derdenwerking
kent. Als geen concessie zou worden verleend, zou ongewenste concurrentie
kunnen ontstaan binnen het concessiegebied.
Wat betreft de procedurele gevolgen van de combinatie van het aanbestedingsrecht
met concessieverlening, waar de commissie ook over spreekt, heb ik een verschil
in bezwarentermijnen in het aanbestedingsrecht en op grond van de Algemene
wet bestuursrecht geconstateerd. Ik ben van plan om daar duidelijkheid in
te brengen door wijziging van het Besluit personenvervoer 2000.
Verder geeft de commissie aan dat zij een procedure wenst waarin private
partijen voor een langere periode gebonden kunnen worden aan dienstverlening
die maatschappelijk van groot belang is, waar de sturende rol van de (decentrale)
overheid gewaarborgd blijft en er toch ruimte is om tussentijds het voorzieningenniveau
op nieuwe ontwikkelingen aan te passen. De commissie doelt hier mijns inziens
op innovatievere procedures. Zij kleurt dit in door PPS. Ik vind dat eigenlijk
het belangrijkste punt. De huidige aanbestedingskaders, de verschillende procedures
hierbinnen maar ook de invulling van het programma van eisen bij aanbesteding
geven al veel mogelijkheden en vrijheid om de vraag van de markt een plaats
te geven. Zo stond in het Financieel Dagblad van 30 maart 2007 dat Arriva
een extra lijn gaat rijden in de regio Waterland, die niet is voorgeschreven
in de concessie maar daar wel in past. De reden dat dit kan, ligt in de wijze
van aanbesteding. De vervoerder moest bij deze aanbesteding offreren hoeveel
opbrengsten (hoeveel passagiers) hij de komende jaren kan genereren. Door
deze manier van aanbesteden wordt de vervoerder gedwongen de reizigers op
te zoeken.
Ik ben benieuwd wat decentrale overheden belet om te veranderen in procedure
en ik zal faciliteren in de kennisontwikkeling en -uitwisseling op dit punt.
Dergelijke goede voorbeelden verdienen naar mijn mening navolging.
Tenslotte wil ik aangeven dat het hier om één concreet geval
gaat waar niet alles gelopen is zoals beoogd. In de meeste gevallen zijn de
aanbestedingen echter wél goed verlopen. Het is, ten algemene, vooral
zaak dat de aanbestedende overheden leren van eerdere aanbestedingen en van
de in het land opgedane ervaringen. Het is een leerproces en de huidige Wp2000
en de marktwerking in het openbaar vervoer zijn nog relatief jong. Hier is
uiteraard een belangrijke taak weggelegd voor de decentrale overheden en de
vervoerbedrijven zelf. Ik zal daar ook zo veel mogelijk in (blijven) faciliteren.
Mede naar aanleiding van mijn eigen in mei af te ronden onderzoek
naar de meest recente aanbestedingen, zal ik samen met KpVV praktische handreikingen
en hulpmiddelen of één of meerdere workshops ten behoeve van
kennisuitwisseling aan de overheden aanbieden om onvolkomenheden in de uitwerking
van de aanbestedingsprocedures te verhelpen.
De staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,
J. C. Huizinga-Heringa