30 420 Emancipatiebeleid

Nr. 170 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 10 april 2012

De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1 heeft op 15 maart 2012 overleg gevoerd met minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over:

  • de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 25 november 2011 met de Voortgangsrapportage emancipatiebeleid (30 420, nr. 160).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Van Bochove

De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, De Kler

Voorzitter: Van Bochove

Griffier: De Kler

Aanwezig zijn acht leden der Kamer, te weten: Dijkstra, Berckmoes-Duindam, Van Klaveren, Van Toorenburg, Dibi, Marcouch, Jasper van Dijk en Van Bochove,

en minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enkele ambtenaren van haar ministerie.

De voorzitter: Ik heet iedereen hartelijk welkom bij dit algemeen overleg van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Op de agenda staat het emancipatiebeleid en daarvoor hebben wij twee uur de tijd. Op de uitnodiging hebben de leden al kunnen zien dat de spreektijd maximaal vier minuten bedraagt. Ik stel voor om het aantal interventies in eerste termijn te beperken tot maximaal twee interrupties met een vervolgvraag.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Vrouwen mogen worden geweigerd op een kieslijst. Er komen extra bezuinigingen op de kinderopvang en de aanrechtsubsidie wordt ook nog eens vertraagd afgebouwd. Dit is een kleine greep uit een lange lijst. Voor een liberaal is het dan ook pijnlijk om te zien wat de hand van de SGP vermag, want die is veelvuldig zichtbaar, zeker in het emancipatiebeleid. Ik hoor dan ook graag van de minister van emancipatie of de grens is bereikt. Of zullen wij met nog meer concessies van de VVD aan de SGP worden geconfronteerd?

Uit de laatste cijfers van het CBS blijkt dat het gemiddelde uurloon van vrouwen 19% lager ligt dan dat van mannen. Wat gaat de minister doen om dat aan te pakken? Er is hier echt werk aan de winkel! D66 pleit daarom voor een diversiteitsparagraaf in de jaarverslagen van bedrijven. Dat leidt tot bewustwording en transparantie. Is de minister bereid om hierover met de sociale partners in gesprek te gaan?

Bijna de helft van de vrouwen op de arbeidsmarkt ervaart discriminatie vanwege moederschap of zwangerschap. Vrouwen komen hierdoor op een achterstand te staan die nauwelijks in te halen is. Wat is de reactie van de minister op de resultaten van dat onderzoek en welke concrete maatregelen gaat zij nemen om dit probleem aan te pakken?

Op het punt van de homo-emancipatie heeft een ruime Kamermeerderheid het kabinet gevraagd een einde te maken aan het fenomeen «weigerambtenaar». Toch mogen gemeenten nog steeds ambtenaren aannemen die weigeren homoparen te huwen. Het kabinet heeft de Raad van State om advies gevraagd over een motie die door 91 volksvertegenwoordigers is gesteund. Daarmee schuift het kabinet dit onderwerp op de lange baan en dat vind ik onacceptabel. Ik roep het kabinet er dan ook toe op om zo snel mogelijk actie te ondernemen.

Premier Rutte verraste mij deze week met zijn uitspraak in het vragenuur dat «homo's bloeddonor mogen zijn, dankzij deze coalitie». Ondanks mijn herhaalde Kamervragen om dit mogelijk te maken gaf het kabinet tot nu steeds weer nul op het rekest. Het verbaast mij dan ook dat het kabinet bloeddonatie door homo's noemt in het rijtje verworvenheden, aangezien het nog helemaal niet is gerealiseerd! Daarom zou ik graag willen weten of homo's voortaan inderdaad bloed mogen doneren. Wacht het kabinet soms niet langer op de aanbevelingen van de Raad van Europa en hoe wordt deze beleidswijziging precies ingevuld? Ik kijk uit naar de reactie van de minister, want dat er zo'n groot verschil is met landen als het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Italië en dat homo's in Nederland geen bloed mogen geven, kan natuurlijk niet.

Vanaf komend schooljaar is voorlichting over homoseksualiteit verplicht. Dat lijkt mij een mooi moment om de onderwijsinspectie thematisch onderzoek te laten doen naar de veiligheid van homo's op school en de invoering van deze voorlichtingsplicht. Is de minister bereid om de inspectie daartoe opdracht te geven en om de invoering van de homovoorlichting de komende jaren te monitoren?

In Nederland zijn grote stappen gezet op het gebied van de homo-emancipatie, maar hoe anders is dat in bijvoorbeeld Irak? Er bereiken ons zeer verontrustende berichten over doodseskaders die homo's op gruwelijke wijze martelen en vermoorden. Is het kabinet bereid om LHBT-asielzoekers niet terug te sturen, totdat er duidelijkheid is over de reële gevaren voor homo's in hun land? Mijn collega Schouw heeft hierover schriftelijke vragen gesteld aan de ministers Leers en Rosenthal en ik vraag de minister op mijn beurt om bij haar collega's aan te dringen op snelle beantwoording.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Voorzitter. De gelijkheid van man en vrouw is een belangrijke kernwaarde van de Nederlandse rechtsstaat. De VVD is een fel bestrijder van huiselijk geweld, mensenhandel, eergerelateerd geweld en meisjesbesnijdenis. De VVD staat als liberale partij ook pal voor de verdergaande emancipatie van homoseksuele mannen, lesbische vrouwen, biseksuelen en transgenders. Hoewel er in Nederland veel is bereikt, mogen verworvenheden niet worden uitgehold en daarom is niet aflatende aandacht voor gelijke rechten noodzakelijk. Geweld tegen homoseksuelen vraagt om extra aandacht en om zware straffen.

Het streven van de minister om de emancipatie van vrouwen, evenals die van homoseksuelen en transgenders, te bevorderen, wordt door de VVD gesteund. Tegen discriminatie en ongelijke behandeling is de afgelopen periode actie ondernomen via diverse beleidsprogramma's. In de media heeft Different recentelijk veel aandacht gekregen vanwege een behandelprogramma dat gebaseerd is op de gedachte dat LHBT's genezen kunnen worden. De VVD vindt dit een merkwaardige opvatting en ik hoor dan ook graag van de minister hoe zij hierover denkt. Graag wijs ik de minister alvast op de uitzending van Undercover in Nederland van aanstaande zondag. De VVD verzoekt de minister om met haar collega Schippers in actie te komen zodra er signalen komen die wederom vraagtekens oproepen.

Het gaat de VVD om gelijke kansen voor vrouwen en niet om het voortrekken van vrouwen. Voorstellen voor wettelijke quota kunnen dan ook niet op de steun van de VVD rekenen. Vrouwen zijn geen koeien! Ze zijn krachtig genoeg om zelf de weg naar de top te vinden. Dergelijk voorkeursbeleid ademt ten onrechte het idee uit dat vrouwen niet op basis van hun kwaliteiten voor een functie in aanmerking zouden kunnen komen. Eurocommissaris Viviane Reding is vorige week met een voorstel gekomen om een Europees vrouwenquotum in te voeren. Kan de minister hierop reageren?

Voorts is door de Commissie Gelijke Behandeling het rapport «Hoe is het bevallen?» uitgebracht. Daaruit blijkt dat zwangere vrouwen worden gediscrimineerd. Dit vindt de VVD hoogst kwalijk en wij vernemen dan ook graag van de minister wat zij hieraan denkt te gaan doen. Verder zijn er signalen dat vrouwen slechter op de arbeidsmarkt liggen, omdat zij na een bevalling vaker wel dan niet in deeltijd gaan werken. Beschikt de minister over cijfers waaruit dat zou blijken?

De financiering van de Stichting Steunpunt Studerende Moeders wordt beëindigd. Zoals ik het interpreteer, is de subsidie opgezet met het idee: het is een goed initiatief; wij gaan het als overheid steunen; maar het is wel de bedoeling dat de stichting na drie jaar op eigen benen kan staan. Kan de minister dat bevestigen? Kan zij mij verder zeggen of de stichting haar werk zelfstandig kan voortzetten?

De VVD is blij dat de regering in januari 2012 het wetgevingstraject heeft gestart ten behoeve van de ondertekening en de ratificatie van het Committee on Preventing Violence against Women-verdrag (CAHVIO-verdrag), een verdrag tegen geweld tegen vrouwen en huiselijk geweld. Ik ben heel benieuwd naar de voortgang.

De VVD vindt het belangrijk dat laagopgeleide vrouwen worden gestimuleerd om economisch zelfstandig te worden, zoals ook in het plan van de minister staat. Wel twijfelen wij aan de haalbaarheid ervan, zolang de huidige inkomensondersteuning voor herintreders uit huishoudens met een laag inkomen een belemmering is om werk ook werkelijk te laten lonen. Hoe denkt de minister deze drempel te slechten?

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik luister met instemming naar de laatste opmerkingen van mevrouw Berckmoes. Mensen moeten inderdaad worden geprikkeld om op de arbeidsmarkt actief te worden. Wat vindt de VVD van het terugdraaien van de maatregel om de aanrechtsubsidie, de algemene heffingskorting, versneld af te schaffen?

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Het is goed om te horen dat mevrouw Dijkstra het met mij eens is dat het belangrijk is om laagopgeleide vrouwen te stimuleren om economisch zelfstandig te worden. Subsidies lijken laagopgeleide vrouwen echter niet te stimuleren tot arbeidsparticipatie. De afspraak om de algemene heffingskorting in dit tempo af te schaffen, is nu eenmaal gemaakt. En daar blijft het bij.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik probeer het nog een keer, want juist voor deze inkomensgroepen is het een behoorlijk bedrag. Als je hiermee doorgaat, geef je dan ook het signaal dat thuisblijven beloond wordt.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Het is heel duidelijk dat wij hiermee niet doorgaan. Het wordt namelijk over een lange periode stapsgewijs afgebouwd. De voorstelling van zaken van mevrouw Dijkstra is dan ook niet juist. Ik herken er in ieder geval de gemaakte afspraken niet in.

De heer Dibi (GroenLinks): Een interessante woordkeus van mevrouw Berckmoes! Zij zegt namelijk over de aanrechtsubsidie: die afspraken zijn nu eenmaal gemaakt. Van de premier hoorden wij echter dat er geen afspraken over zouden zijn gemaakt.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Deze vraag snap ik niet.

De voorzitter: Kan de heer Dibi de vraag toelichten?

De heer Dibi (GroenLinks): Mevrouw Berckmoes zei zojuist dat er een afspraak met de SGP is gemaakt over de aanrechtsubsidie. In het regeerakkoord staat dat er een sollicitatieplicht komt voor alleenstaande moeders met kinderen tot vijf jaar en dat de aanrechtsubsidie versneld wordt afgebouwd. Beide punten zijn een concessie aan de SGP. Een van die punten is zelfs door middel van een SGP-amendement gerealiseerd. Mevrouw Berckmoes zei dus dat er afspraken zijn gemaakt en ik wil van haar horen welke afspraken dat zijn.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Het is duidelijk dat er binnen de coalitie afspraken zijn gemaakt. Dat zijn echter afspraken met het CDA en niet met de SGP. Wij zitten immers in een coalitie met het CDA.

De heer Dibi (GroenLinks): De afspraken met het CDA staan in het regeerakkoord. Een van die afspraken luidt dat de aanrechtsubsidie, de algemene heffingskorting, wordt afgebouwd. Als gevolg van een SGP-amendement wordt die subsidie vertraagd afgebouwd. Daarover is geen afspraak met het CDA gemaakt. Het CDA stond namelijk achter het versneld afbouwen van de aanrechtsubsidie. Mevrouw Berckmoes zei zojuist, wellicht per ongeluk, dat er een afspraak is gemaakt over de aanrechtsubsidie. Dat kan alleen betrekking hebben op een afspraak met de SGP. Klopt dat?

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Voor de helderheid: er zijn geen afspraken gemaakt met de SGP. Het amendement is aangenomen. Het is iedereen bekend dat wij in een coalitie met het CDA zitten. De algemene heffingskorting wordt overigens nog steeds volgens afspraak afgebouwd, ook al gebeurt dat nu vertraagd. Hierover zijn dus absoluut geen afspraken gemaakt met de SGP.

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Voor de PVV staat het begrip «vrijheid» centraal bij emancipatie. Vrouwen moeten vrij zijn om zelf te kiezen of en op welke wijze zij aan het werk gaan. Discriminatie van vrouwen op de arbeidsmarkt is uiteraard uit den boze en moet wat ons betreft dan ook hard worden aangepakt, maar dat betekent natuurlijk niet dat de overheid met quota, monitorgesprekken en streefgetallen in de weer moet gaan. Volgens de Human Development Index van de VN is Nederland voor vrouwen het beste land ter wereld om in te wonen. Wij scoren het best op de lijst van landen waar in het onderwijs, op de arbeidsmarkt en in de gezondheidszorg sekseongelijkheid het kleinst is. Prijsjes voor moderne mannen en projectjes om genderneutrale beelden te stimuleren, zijn niet nodig. Kwaliteit en vrije keuze moeten centraal staan en niet sekse of een door de Staat opgelegde visie op wat mannen- en vrouwenstudies zijn.

Ik ga nu in op het streven naar verhoging van de participatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen. Het CBS stelde in 2011 dat 98% van de vrouwen die in deeltijd werken, helemaal niet voltijds wil werken. De PVV zegt: Laat mensen, mannen en vrouwen, vrij om die keuze zelf te maken.

Het kabinet noemt in zijn brief eerwraak, vrouwenbesnijdenis en uithuwelijking grote problemen voor de emancipatie van vrouwen. De PVV deelt die visie. De PVV ziet dat dit geen Westerse problemen zijn. Het zijn importgevolgen van de massa-immigratie en de transformatie van ons land tot een PvdA-utopia dat vooral in wijken als Transvaal en Rotterdam-Zuid zichtbaar is geworden. In Rotterdam worden contracten getekend met islamitische meisjes om te voorkomen dat ze na de zomervakantie niet terugkeren omdat ze uitgehuwelijkt zijn. In Den Haag zijn er horecagelegenheden waar vrouwen niet naar binnen mogen, puur en alleen omdat zij vrouw zijn. Sekseapartheid ten top! Er zijn meer dan 60 000 meisjes en vrouwen in Nederland die het risico lopen om besneden/verminkt te worden. Daarnaast mogen wij natuurlijk niet de honderden eerwraken per jaar vergeten.

Uit het onderzoek «De dochters van Zahir» blijkt dat praktisch alle vrouwen die zijn opgevangen in het kader van eergerelateerd geweld, afkomstig zijn uit islamitische landen. Erkent de minister dat eerwraak, vrouwenbesnijdenis en uithuwelijking in Nederland gevolgen zijn van massa-immigratie?

Mevrouw Dijkstra (D66): Nog voor de tirade over massa-immigratie zei de PVV-woordvoerder dat uit onderzoek is gebleken dat vrouwen helemaal geen voltijd arbeid willen. Het CPB heeft onderzocht wat daarvan de oorzaak is. Daaruit bleek dat dit grotendeels wordt veroorzaakt door de onmogelijkheid voor vrouwen om arbeid en zorg te combineren. Is de PVV-fractie het met mij eens dat wij daaraan iets moeten doen en niet al te makkelijk moeten zeggen dat vrouwen het zo wel goed vinden?

De heer Van Klaveren (PVV): De PVV is voorstander van een kleine overheid. Hoe minder overheid hoe beter het is. Dat geldt ook voor dit onderwerp. Wat betreft het onderzoekje dat u aanhaalt: in 2005 bleek uit onderzoek van het SCP dat 95% van de vrouwen, zelfs als de kinderopvang volledig gratis zou zijn, niet meer zou gaan werken. Onderzoeken laten dus inderdaad wel eens heel verschillende uitkomsten zien!

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik baseer mij toch maar liever op recente onderzoeken, want in een decennium kan er heel wat veranderen in een land. Ook in de cultuur kan veranderen. Dat hebben wij op allerlei terreinen gezien. Het recente rapport, dat ik zojuist aanhaalde, laat zien dat het goed zou zijn dat de overheid, ook als het een kleine overheid is, voor de kaders zorgt die de arbeidsparticipatie van vrouwen bevorderen.

De heer Van Klaveren (PVV): Dan verwijs ik naar een nog recenter onderzoek van het CBS waaruit blijkt dat 98% van de vrouwen die nu in deeltijd werkt, helemaal niet in voltijd wil werken. Verder wees ik zojuist al op een onderzoekje van de VN dat laat zien dat de ongelijkheid in Nederland het kleinst is van alle landen in de wereld. Mevrouw Dijkstra zegt wel terecht dat de PVV nog steeds voorstander is van een kleine overheid, ook op dit terrein.

Voorzitter. De PVV is met het oog op vrouwenbesnijdenis, eerwraak en dergelijke blij met de immigratiebeperkende maatregelen van het kabinet. De groei van deze problemen zal daardoor in ieder geval flink worden afgeremd. Verder is de PVV van mening dat de straffen op verminking van vrouwen door vrouwenbesnijdenis verzwaard moeten worden. Huwelijksdwang wordt inmiddels aangepakt met een hogere maximumstraf en verruiming van de verjaringstermijn. Een goede stap van het kabinet!

De loverboyproblematiek hangt samen met de «multicul». Praktisch negen van de tien daders – dat is 89% – zijn van niet-westerse komaf. Hoe duidt het kabinet dit percentage?

Wat onze internationale voortrekkersrol betreft: alle landen die de doodstraf kennen voor homoseksualiteit, zijn islamitisch: van Iran tot Mauritanië en van Saudi-Arabië tot het altijd gezellige Noord-Sudan. De PVV zou graag zien dat de minister aandacht vraagt voor deze misselijkmakende straf in deze barbaarse landen. Ook de top vijf van landen waar het voor vrouwen het slechtst toeven is, bestaat zonder uitzondering uit saraceense landen: Jemen, Tsjaad, Niger, Mali en Afghanistan. Ook hierop graag een reactie van de minister.

Zoals al vaker aangegeven kan de kraan van de ontwikkelingshulp volgens de PVV dicht, maar ook in Nederland wil de PVV een harde aanpak van homofoob geweld. Ik ben daarom blij verrast door het bericht dat zelfs de Partij van de Arbeid bij monde van kandidaat-fractievoorzitter Samsom heeft gesteld dat Utrecht beter af is zonder Aleid Wolfsen. Wat de PVV betreft zal de minister in de toekomst dit soort «faalburgemeesters» kunnen ontslaan. Mijn collega Brinkman zal overigens met een amendement komen dat dit regelt.

In het door de PVV aangevraagde debat over het wegpesten van homo's heeft de PVV gepleit voor wijkuitzettingen voor mensen die structureel voor overlast zorgen. Verder gaf de minister zelf aan te gaan kijken naar mogelijkheden om de uitkering van dit soort mensen stop te zetten. Graag hoor ik van de minister hoever het kabinet hiermee inmiddels is.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Het mooiste compliment over de koers van het kabinet komt waarschijnlijk van het COC. De minister krijgt van het COC complimenten voor haar inzet, maar wel met de kanttekening dat wij er, ondanks de belangrijke stappen die er zijn gezet, nog lang niet zijn. Feitelijk is het compliment bedoeld als een aanmoediging.

Ik vond het wel aardig om de minister-president afgelopen dinsdag aan het werk te zien toen hij kritisch werd bevraagd over die zogenaamde standstill. Hij wist toen namelijk uit de losse pols een heel aantal zaken te noemen waar het kabinet druk mee bezig is. En terecht! Het kabinet heeft inmiddels het lesbisch ouderschap, het schrappen van de sterilisatie-eis en de positieve aandacht voor homoseksualiteit in de kerndoelen op zijn conto kunnen bijschrijven. Overigens zegt mevrouw Dijkstra terecht dat de minister-president iets te snel was met zijn toezegging over de bloeddonorbanken, maar dat het de aandacht van het kabinet heeft, is belangrijker. Als er geen risico's aan verbonden zijn – en daar ziet het naar uit – dan moet het zo snel mogelijk gelijk worden getrokken. Het zal overigens bekend zijn dat die verandering in de kerndoelen wat het CDA betreft niet had gehoeven, maar goed: de minister-president schudde het toch maar allemaal mooi uit zijn mouw. En over het algemeen zijn wij zeer content met wat hij allemaal noemde.

Volgens het COC zijn wij er nog niet. Wij hebben al onze doelen dan ook nog niet bereikt. Ik denk bijvoorbeeld aan het nog steeds voortdurende geweld tegen homo's en de aanzienlijke beloningsverschillen tussen mannen en vrouwen. Ook in de top van ons bedrijfsleven en ons hooglerarenkorps is het wat vrouwen betreft nog altijd armoe troef. Nu is het gelukkig nog niet zo erg als bij onze oosterburen. Daar is echt bijna geen enkele vrouw in de top van het bedrijfsleven te vinden. Ik schrok er desondanks van dat Viviane Reding daarop reageerde met: nog één kans; pakken jullie die niet, dan voert Europa een quotum in. Dat doet mij ook een beetje aan melk en koeien denken. Van dit plan werd ik toch een beetje onrustig en ik hoor dan ook graag de reactie van de minister op deze uitlatingen van Eurocommissaris Reding.

De minister schrijft in haar brief terecht dat een cultuurverandering nodig is. Die is niet maakbaar, maar wel te stimuleren. In het vorige algemeen overleg over dit onderwerp heb ik dan ook gezegd dat ik het eens ben met de ideeën van de minister over de veiligheid en de weerbaarheid van homoseksuelen, transgenders en vrouwen. Ik heb toen ook benadrukt dat dit wel het niveau van mooie woorden moet overstijgen.

Mensen moeten zich veilig weten. Dat is heel belangrijk, want het is eigenlijk de basis van gelijkheid. Ik kom daarover in de stukken ronkende teksten tegen, maar die komen in een ander licht te staan door wat ik las over gebeurtenissen in Noord-Brabant. Daar is onlangs een onderzoek uitgevoerd onder bijna 300 homoseksuelen en lesbiennes; 261 mensen hadden de moed om de vragenlijsten in te vullen en daaruit blijkt dat enorm veel mensen, ongeveer de helft, betrokken zijn geweest bij discriminerende en agressieve incidenten. Een kleine groep, 30%, heeft zelfs te maken gehad met drie verschillende incidenten in een jaar. Mensen worden nageroepen en uitgescholden, 26% van de ondervraagden ervaart discriminatie, 20% rapporteert pesten en treiteren, 10% meldt zelfs fysiek geweld en 8% meldt verder diefstal, 6,5% ernstige schendingen van de integriteit en 4% beschadiging van eigendommen en brandstichting.

Al met al zie ik een heel griezelige ontwikkeling. Aan de ene kant zijn er die ronkende teksten die sommigen misschien het idee geven dat het goed gaat en aan de andere kant hebben wij zo'n regionaal onderzoek. En dan zijn dit de cijfers! Ik ben daar toch wel heel bezorgd over. Kan de minister mij zeggen wat zij van plan is om hieraan te gaan doen?

De voorzitter: Mevrouw Van Toorenburg, nu echt uw laatste zin!

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Kan de minister mij aangeven hoe het internationaal staat met de strijd tegen ongelijkheid?

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Gisteren bereikte ons het bericht dat het aantal huwelijken met minderjarige meisjes in Marokko in 2010 met 23,59% is gestegen naar in totaal 41 098 meisjes. Soms gaat het om meisjes van tien jaar oud! Het is om stil van te worden. Gisteren bereikte ons ook het bericht dat binnen de Verenigde Naties islamitische en Afrikaanse landen nog steeds worstelen met het ondubbelzinnig afkeuren van antihomogeweld. De wereld heeft nog een lange weg te gaan in zijn emancipatiestreven. Nederland hoort daarbij een voortrekkersrol te vervullen.

Ik vervang vandaag mijn collega Ineke van Gent. Ik doe dat graag, want hoe onvergelijkbaar Nederland ook is met veel andere landen, wij hebben wel een standaard hoog te houden. Daar doet het feit dat wij geen bananenrepubliek zijn als het om emancipatie gaat, niets aan af. Ik zie hoe onze minister van emancipatie die standaard hoog probeert te houden en dat valt mij bepaald tegen. Wat het emancipatiebeleid nodig heeft, is een pitbull met lipstick. Ik haal die uitdrukking van Sarah Palin aan, omdat wij te vaak te maken hebben met een minister die in opdracht van de SGP handelt. Ik zal daarvan een aantal voorbeelden geven.

De voortgangsrapportage staat vol prachtige voornemens en projecten. Wij zijn net als de premier afgelopen dinsdag blij dat lesbisch ouderschap mogelijk wordt gemaakt, dat geslachtsverandering in het Burgerlijk Wetboek komt te staan en dat de kerndoelen van het primair en voortgezet onderwijs voor seksuele weerbaarheid eindelijk worden aangepast, maar dat zijn helemaal geen nieuwe plannen. Het zijn plannen van het vorige kabinet en van lang niet al die plannen is duidelijk dat ze zullen worden gerealiseerd. Wij moeten namelijk gewoon afwachten of de minister bij die plannen wel of niet concessies gaat doen.

Daarbij komt dat een aantal uitlatingen van het kabinet feitelijk niet klopt. Mevrouw Dijkstra noemde al terecht de kwestie dat homo's nog steeds geen bloeddonor mogen zijn. Dat hieraan een einde komt, werd ten onrechte gepresenteerd als een vaststaand feit.

Intussen wachten wij ook nog steeds op een goede regeling voor de weigerambtenaren. Wanneer komt het advies van de Raad van State naar de Kamer?

Ik zou voorbeelden geven van zaken waarbij de minister in opdracht van de SGP handelt. Mijn eerste voorbeeld is het vertraagd afbouwen van de aanrechtsubsidie. Verder blijft ook de vrijstelling voor alleenstaande ouders in de bijstand met kinderen tot tien jaar bestaan. Hoelang laat het kabinet zich bij dit soort onderwerpen nog gijzelen? De woordvoerder van de VVD zei zojuist iets heel opmerkelijks, namelijk dat er afspraken zijn gemaakt. Toen haar werd gevraagd om welke afspraken het gaat, verwees zij naar afspraken met het CDA. De afspraken in het regeerakkoord – sla er het financieel kader maar op na – komen erop neer dat de aanrechtsubsidie wordt versoberd. Inmiddels heeft het kabinet een concessie gedaan aan de SGP en wordt de aanrechtsubsidie vertraagd versoberd. Ik kan daaruit echt alleen maar de politieke conclusie trekken dat mevrouw Berckmoes zojuist eigenlijk zei dat er een politieke afspraak met de SGP is gemaakt.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Dit vraagt natuurlijk om een reactie. Die laatste opmerking van de heer Dibi werp ik verre van mij. Er zijn absoluut geen afspraken gemaakt met de SGP. De VVD zit namelijk in een coalitie met het CDA. Punt!

De voorzitter: Dat was een statement. De heer Dibi vervolgt zijn betoog.

De heer Dibi (GroenLinks): Met het CDA is juist afgesproken dat de aanrechtsubsidie wordt versoberd. Dat gebeurt niet meer en dat moet wel het gevolg zijn van een afspraak met een andere partij. Op de SGP-fractie na willen alle fracties wel dat de aanrechtsubsidie wordt versoberd. Misschien dat de PVV hier ook op tegen is, maar ik denk eigenlijk dat dit niet zo is. Ik vraag hier overigens niet zomaar naar, want de SGP heeft inmiddels ook een wensenlijstje gereed liggen voor haar steun aan toekomstige bezuinigingen. En wat staat er met stip op nummer één? Bezuinigingen op de kinderopvang!

De Commissie Gelijke Behandeling vraagt de minister de effecten van de bezuinigingen op de arbeidsmarktparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen nauwlettend te volgen. Ik sluit mij daarbij aan. Is de minister bereid om dat te doen? Gaat zij verder wel akkoord met nog meer bezuinigingen op de kinderopvang? Er is de afgelopen jaren immers al voor honderden miljoenen op bezuinigd.

De voorzitter: Mijnheer Dibi, uw laatste punt. U gaat anders ver over uw tijd heen.

De heer Dibi (GroenLinks): Mijn laatste punt is dan noodgedwongen de discriminatie van zwangere vrouwen en moeders op de arbeidsmarkt. Wat gaat de minister daartegen doen? Alle kabinetten hanteerden streefcijfers voor de economische zelfstandigheid van vrouwen. Dit kabinet heeft die gewoonte losgelaten. Waarom? Als wij echt iets willen bereiken, moeten wij immers bereid zijn om doelen te formuleren.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik bedank de minister voor haar brief. Daarin staat stevige taal, maar als je de brief goed leest, merk je dat ze een gebrek aan inhoud probeert te camoufleren met woorden als «flink» en «stevig».

Mevrouw Van Toorenburg wees al op het compliment van het COC aan het adres van de minister. Ik zou mij daar natuurlijk graag bij aansluiten, maar ik moet constateren dat wij een minister van emancipatie hebben die weliswaar heel graag wil, maar weinig bereikt. Het doet een beetje denken aan de NS en ProRail: de NS wil heel graag treinen laten rijden, maar is helaas afhankelijk van ProRail voor het oplossen van wisselstoringen. Dat leidt ertoe dat de boel stagneert. Het beleid bevat goede elementen, maar de werkelijkheid blijkt vooral heel weerbarstig.

Emancipatie is de weg om Nederland sterker en rijker te maken. Het is de motor van de vooruitgang en van persoonlijke zelfbeschikking. Daarom vind ik de inzet van de minister nog niet goed genoeg. Ook ik vind arbeidsparticipatie en de economische zelfstandigheid van vrouwen van wezenlijk belang voor de emancipatie. De bezuinigingen op de kinderopvang dragen hieraan bepaald niet bij. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat vrouwen die geen nanny kunnen betalen, ondanks de bezuinigingen op de kinderopvang, op de arbeidsmarkt blijven participeren? Op welke termijn zal de minister de Kamer melden dat er een eind is gemaakt aan de even achterlijke als onrechtvaardige situatie dat vrouwen nog steeds slechter worden beloond dan mannen? Ik roep de minister ertoe op om de Arbeidsinspectie te gebruiken om een einde te maken aan deze vorm van onrecht.

Ik heb de afgelopen weken veel wijken en buurten bezocht. Daar werd ik weer eens geconfronteerd met het bestaan van een grote groep onzichtbare vrouwen. De minister heeft het in haar brief over een miljoen laagopgeleide vrouwen, maar daarnaast is er ook nog een grote groep vrouwen die wij gewoon niet zien. Wat gaat de minister doen om deze vrouwen bij de maatschappij te betrekken? Ik vraag dat, omdat heel veel lokale initiatieven om zeep worden geholpen, ook al zegt de minister heel veel vertrouwen in dit soort initiatieven te hebben. Ik doel bijvoorbeeld op initiatieven waarbij sterke vrouwen vrouwen achter de voordeur motiveren en mobiliseren om hen deel te laten nemen aan de maatschappij. Hoe gaat de minister van emancipatie zich inzetten voor deze vrouwen? Want, minister, wie een vrouw redt, redt een gezin!

De sociale acceptatie van LHBT's, met name binnen geloofsgemeenschappen, blijft een probleem. Mijn collega's hebben al het een en ander gezegd over veiligheid in buurten en wijken. Daarover hebben wij overigens al uitvoerig gesproken met de minister van Veiligheid en Justitie. De minister streeft er volgens haar brief naar om voor specifieke groepen --Turken, Marokkanen, Antillianen – Gay-Straight Alliances (GSA's) op te zetten. Ik maak mij echter zorgen over de toon waarop de minister daarover schrijft. Het is namelijk heel vrijblijvend, terwijl wij weten dat juist deze groepen via een confrontatie benaderd moeten worden. Mensen binnen die gemeenschappen gaan overigens die confrontatie al aan, maar wat doet de minister? Zij laat mensen die hun nek uitsteken, in de steek. Hoe gaat de minister dan jongens en meisjes steunen die uit de kast willen komen? Het is natuurlijk een kwestie van lange adem, maar wij kunnen niet een generatie of twee op onze handen blijven zitten omdat mensen zichzelf wel kunnen redden. Het vraagt van de minister dat zij komt met interventies, confrontaties, facilitering en uitdaging. Bovenal zal zij echter trefzeker te werk moeten gaan, want zij moet zich richten op juist die mensen bij wie nog een wereld valt te winnen. Dat geldt zeker voor gemeenschappen waar heel veel homoseksuele jongens en meisjes zich met alle consequenties van dien moeten verstoppen. De minister weet ook dat voor deze jongeren geldt: uit de kast is uit de familie. Op welke manier denkt de minister hieraan een einde te maken?

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Uit de brief van de minister over haar emancipatiebeleid spreekt betrokkenheid en goede wil. Tot zover het positieve nieuws! Als je namelijk verder kijkt dan de mooie woorden, zie je dat het in de praktijk nog wel aan het een en ander schort.

Op het punt van de vrouwenemancipatie valt nog een grote slag te maken. Dat kun je bijvoorbeeld doen door ervoor te zorgen dat de arbeidsparticipatie door vrouwen omhoog gaat. Zorg verder voor goede kinderopvang in plaats van hierop te bezuinigen. De verhoging van de eigen bijdrage zorgt er namelijk voor dat vrouwen eerder zullen besluiten om dan maar te stoppen met werken. Ook zou het ouderschapsverlof gewoon doorbetaald moeten worden. Je kunt het verlof wel verlengen, maar als het inkomen in die tijd wegvalt, is dat voor veel gezinnen natuurlijk geen optie meer. Kortom, regel dat ouders werk en kinderen op een goede manier kunnen combineren voordat je over een quotum begint.

Dan nu de homo-emancipatie. In een column in de Gay Krant heb ik eens geschreven dat 2011 een succesvol jaar was voor de homo-emancipatie. Het verbod op weigerambtenaren en de aanscherping van de kerndoelen in het onderwijs waren positieve punten, maar nu is het 2012 en hoe staat het er nu voor met de uitvoering van die twee punten?

De motie over de weigerambtenaren is door een ruime meerderheid van de Kamer aangenomen, maar is nog niet uitgevoerd. Het kabinet heeft de Raad van State om advies gevraagd, terwijl dat eigenlijk volstrekt overbodig is. De Commissie Gelijke Behandeling heeft hierover namelijk al duidelijke taal gesproken. Ik zou dan ook willen zeggen: trek die adviesaanvraag in en voer de motie gewoon uit. Word geen weigerminister!

Het is natuurlijk mooi dat de Kamer de minister tot het formuleren van kerndoelen heeft aangespoord, maar hoe moeten zij precies worden uitgevoerd? Is het bijvoorbeeld mogelijk dat een streng-christelijke school die kerndoelen nog steeds volledig naar eigen inzicht uitlegt en met de tekst van de kerndoelen in de hand in de lessen homoseksualiteit afwijst? Zo'n SGP-achtige uitleg wil de minister volgens mij ook niet.

De enkelefeitconstructie houdt in dat scholen homoseksuele leraren nog steeds kunnen afwijzen op grond van bijkomende omstandigheden. Wat mij betreft maken wij hieraan zo snel mogelijk een einde. Als de minister dat niet doet, moet de Kamer dat maar doen.

Geweld tegen homo's is natuurlijk buitengewoon verwerpelijk. Misschien kan de minister haar oordeel geven over de recente ontwikkelingen rond het wegpesten van homo's uit bepaalde wijken. Hoe gaat zij dat aanpakken? Hetzelfde geldt eigenlijk voor loverboys, want daar moet je ook bovenop zitten. Verder moet je hieraan ook op scholen meer aandacht besteden, want het is natuurlijk een buitengewoon verwerpelijke praktijk.

De voorzitter: Dames en heren, wij beginnen nu met de beantwoording van de door de Kamerleden in eerste termijn aan de minister gestelde vragen. Ik spreek voor deze termijn opnieuw met de leden af dat zij zich moeten beperken tot twee interventies. Dat is dus twee keer een vraag met een vervolgvraag.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik bedank de leden voor hun vragen in eerste termijn. Er zijn kritische vragen gesteld en dat is goed, want dit thema verdient veel betrokkenheid. Verder moeten wij elkaar scherp durven houden, omdat dat de beste manier is om te doen wat wij binnen onze mogelijkheden kunnen doen. De inzet van het kabinet voor vrouwen en LHBT's is fors. Het kabinet heeft er zelf voor gekozen om het budget voor LHBT's te verhogen, iets wat uitzonderlijk is, gelet op wat het kabinet op andere punten doet in deze tijd van zware bezuinigingen. Ik doe het met overtuiging en niet alleen ik, want dit is voor het hele kabinet een belangrijk thema.

Voor vrouwenemancipatie is het belangrijk dat wij vasthouden aan inmiddels ingezette ontwikkelingen. Met de vooruitgang die wij hebben geboekt, moeten wij ook internationaal actief naar buiten durven treden. Verder is er bij de homo-emancipatie natuurlijk nog een wereld te winnen; mevrouw Van Toorenburg wees daar terecht op. Dat geldt overigens niet alleen voor Nederland, maar zeker ook voor het buitenland; daar wees de heer Dibi op zijn beurt op. In heel veel landen is de situatie nog steeds zorgwekkend en wij hebben daar zeker ook een taak, want adel verplicht. Wij zijn terecht trots op onze rechten voor minderheden. Daar moeten wij ook fier voor durven staan, maar tegelijkertijd moeten wij ervoor zorgen dat ook anderen kunnen ervaren hoe waardevol dat is.

De heer Dibi (GroenLinks): Ik heb ooit met het toenmalige Kamerlid Henk Kamp een motie ingediend over de sollicitatieplicht voor alleenstaande moeders met kinderen tot vijf jaar. Wij dienden die motie in, omdat wij zagen dat bijvoorbeeld Antilliaanse moeders niet gingen solliciteren. Dat betekent dat de bijstandsafhankelijkheid gewoon door die kinderen wordt overgeërfd. Als emancipatie voor het kabinet zo belangrijk is als de minister ons in haar inleiding wil doen geloven, waarom doet het kabinet dan op zo'n fundamenteel punt een concessie? Woorden zijn mooi, maar daden zijn beter.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Als ik geen aanspraak zou kunnen maken op daden, had de heer Dibi een punt. Dat is echter helemaal niet aan de orde. Ik ben coördinerend minister, maar het veld is veel breder dan dat van mijn ministerie. Dat is maar goed ook, want je kunt er maar beter met meer mensen de schouders onder zetten. Er lopen verschillende trajecten en het punt dat de heer Dibi naar voren brengt, is gewoon een punt waartoe in een Kamerdebat door een meerderheid is besloten. Ik zie dat gewoon als een feit waar plussen en minnen aan zitten. De min is dat je het vrouwen gunt om snel aan het werk te gaan. Doordat wij dat wat vooruitschuiven, wordt dat natuurlijk op zich nog niet verhinderd.

Een plus is dat dit vrouwen met kleine kinderen de mogelijkheid geeft om in alle rust aandacht aan hun kinderen te besteden. Dat zal de reden zijn waarom sommigen het een verbetering vinden. Het ligt dus zeker niet zwart-wit. Ik stel wel vast dat het kabinet zorgt voor heel veel prikkels en impulsen om mensen aan het werk te helpen. Die maatregelen zijn juist vaak bedoeld voor mensen die in de bijstand zitten en om te voorkomen dat vrouwen die de stap naar een baan maken, er al te veel in inkomen op achteruitgaan. Ik verwijs hiervoor maar naar de voorstellen van staatssecretaris De Krom. Er gebeurt dus wel degelijk van alles en nog wat om mensen in generieke zin uit de bijstand te helpen.

De heer Dibi (GroenLinks): Volgens mij is de minister voorzitter geweest van het CDA Vrouwenberaad. Ik hoor daarom liever niet het antwoord dat zij in de ministerraad heeft afgesproken, maar haar eerlijke antwoord. In het regeerakkoord staat dat er een eind zou worden gemaakt aan die vrijstelling van de sollicitatieplicht, omdat het voor die vrouwen beter is om wel te gaan solliciteren. Dat vergroot immers zowel hun eigen kansen als die van hun kinderen. Waarom ziet het kabinet hier toch van af?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Een kabinet regeert. De besluiten worden echter in de Kamer genomen. Er zijn meerderheden en minderheden in de Kamer. Dat is de situatie. Ik zou denken dat de heer Dibi daar als parlementariër juist aan zou moeten hechten. Ik heb onze beslissing inhoudelijk al toegelicht en het lijkt mij niet zinvol om dat te herhalen. Ik hoop dat ik daarmee handel in de geest van de voorzitter.

De heer Marcouch (PvdA): De minister zegt internationaal een lans te willen breken voor LHBT's. Hoe heeft het kabinet dan gereageerd op de wet die onlangs in Sint-Petersburg is aangenomen, een wet die het vertellen dat je homo bent strafbaar stelt? Ik vraag dat zo nadrukkelijk, omdat Nederland een culturele relatie onderhoudt met Sint-Petersburg.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Rosenthal heeft de Nederlandse bezwaren tegen deze wet in een ontmoeting met zijn Russische collega uiteengezet. Hij is in dat gesprek heel helder geweest. Verder heeft de Europese Unie op 1 maart een brief gestuurd naar de bevoegde Russische autoriteiten om de Europese bezwaren over het voetlicht te brengen. Ten slotte volgt het ministerie van Buitenlandse Zaken de ontwikkelingen om te kunnen bepalen welke stappen in EU-verband zinvol zijn. Ik denk dat Nederland daarmee heeft gedaan wat het moet doen als een land dat voor dergelijke waarden zegt te staan.

De heer Marcouch (PvdA): Het is ernstig wat daar gebeurt. Bij «een lans breken» denk ik bijvoorbeeld aan de mogelijkheid om onze culturele relatie met Sint-Petersburg te bevriezen. Amsterdam heeft een stedenband met Sint-Petersburg, maar hoe geloofwaardig is die nog als wij ons ertoe beperken om ergens in een kamertje te zeggen: foei, niet doen? Volgens mij moeten wij hieraan zelf consequenties verbinden en dit niet afschuiven naar Europa.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De eerste stap die je in een dergelijke situatie moet zetten, is duidelijk aangeven hoe je ertegen aankijkt. Het kabinet heeft dat inmiddels dus gedaan. Met de minister van Buitenlandse Zaken zult u verder in gesprek moeten gaan over de vervolgstappen, want hij overziet het totale politieke spel.

De heer Marcouch (PvdA): Dit antwoord roept natuurlijk alleen maar meer vragen op. Ik begrijp niet waaruit die internationale rol bestaat waarop de minister prat gaat.

De voorzitter: Mijnheer Marcouch, u hebt uw beide interventies verbruikt. De minister heeft u beantwoord en gaat nu gewoon verder met haar betoog.

De heer Marcouch (PvdA): Een antwoord is dus ook een antwoord als het een non-antwoord is?

De voorzitter: U kunt hierop straks in tweede termijn terugkomen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik heb de inleiding afgerond en ik zou nu graag verder gaan met het onderwerp vrouwen. Ik zal dat doen aan de hand van de bijdrage van de verschillende woordvoerders. Daarna zal ik ingaan op de vragen over het LHBT-beleid.

Mevrouw Dijkstra heeft een vraag gesteld over gelijke beloning. Zij wil weten hoe het hiermee staat en of ik bereid ben om hierover in gesprek te gaan met de sociale partners. De beloningsverschillen die in het rapport van de Commissie Gelijke Behandeling worden gesignaleerd, kunnen niet gelijk gesteld worden aan beloningsdiscriminatie. Uit een analyse van het Centraal Bureau voor de Statistiek blijkt namelijk dat de beloningsverschillen voor het overgrote deel kunnen worden verklaard uit objectieve factoren als arbeidsverleden, functieniveau en de sector waarin de betrokkene werkzaam is. Bij de jongere generatie zijn de beloningsverschillen fors teruggelopen. Bij het Rijk is het verschil zelfs nul. In de markt is het nog 8%. Deze cijfers laten wel zien dat vrouwen tegenwoordig veel meer dan vroeger dezelfde loopbaanmogelijkheden hebben als mannen. Bovendien wordt er op dit moment door vrouwen meer waarde gehecht aan een loopbaan en een eigen inkomen.

Mijn indruk is wel dat er vaak wordt gekozen voor deeltijd en dat vrouwen eerder geneigd zijn om zich te schikken naar de carrière van de man dan omgekeerd. Als dat een eigen keuze is, is dat op zich geen probleem. Als daaraan andere zaken ten grondslag liggen, moet dat natuurlijk anders worden gewaardeerd. Bovendien stellen vrouwen vaak bescheidenere looneisen. Wellicht is het ook minder geaccepteerd dat vrouwen salariseisen stellen. Dat laatste kan natuurlijk niet en vrouwen moeten daar dan ook scherp op letten.

Ben ik bereid om met de sociale partners over inkomensverschillen te overleggen? Dat is echt een zaak van de heer Kamp. Ik vraag mevrouw Dijkstra dan ook om dit bij hem aan de orde te stellen. Ik ben overigens best bereid om deze vraag aan hem door te spelen. Ik benadruk wel dat wij forse slagen gemaakt hebben en dat het niet allemaal teruggebracht moet worden naar de man/vrouw-verhouding.

Mevrouw Dijkstra (D66): Ik ga ervan uit dat de minister alles wat wij zeggen, naar de juiste collega doorgeleidt. Zou zij dat niet doen, dan zouden wij dit debat niet eens kunnen voeren. Maar los daarvan: we hebben in de zorg gezien dat er een groot beloningsverschil zit tussen vrouwelijke en mannelijke artsen, ook als ze gelijke functies uitoefenen en evenveel werken. Die verschillen hebben in ieder geval niets te maken met deeltijdwerk of een verschil in opleiding en ervaring. Het blijkt gewoon dat dit verschil er is.

De minister zegt dat wij de goede kant opgaan. Wij hebben echter wel wettelijk vastgelegd dat vrouwen en mannen gelijkelijk beloond dienen te worden. Het lijkt mij heel belangrijk dat de overheid iedereen er dan ook op wijst dat men zich daaraan dient te houden. Zal de minister er bij haar collega op aandringen dat hij maatregelen neemt als men zich daar niet aan houdt?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik deel de zorgen hierover van mevrouw Dijkstra. Dat is ook de reden waarom ik deze vraag zal doorgeleiden naar mijn collega.

Een ander punt dat in dit verband aan de orde is gesteld door mevrouw Dijkstra, is de discriminatie op de arbeidsmarkt van zwangere vrouwen. Naar aanleiding van vragen van mevrouw Sterk van de CDA-fractie heeft de heer Kamp aangekondigd dat hij op het rapport zal reageren. Die reactie kan de Kamer op korte termijn tegemoet zien. Het heeft dus onze aandacht.

Voorzitter. Ik kom nu toe aan de zorgen van sommige leden over de opmerking van Viviane Reding dat de Commissie eventueel met een quotumregeling komt. Ik deel die zorgen van de VVD en het CDA. Dat is ook de reden waarom ik haar begin maart heb bezocht. Ik heb toen aangegeven dat wij hierop in Nederland bepaald niet zitten te wachten. Het kabinet kiest niet voor quota, maar voor het stimuleren van een cultuurverandering. Dat is ook de reden dat wij «Talent naar de Top» stimuleren. Ik heb inmiddels aangegeven hoe het kabinet hiermee om denkt te gaan. Ik heb verder gewezen op de wet-Kalma, een wet die inmiddels ook door de Eerste Kamer is aangenomen. Deze wet is eveneens bedoeld om bedrijven ertoe te stimuleren om verantwoording af te leggen over het aantal vrouwen dat zitting heeft in de raden van bestuur en de topkaders van bedrijven. Op zichzelf was het gesprek met Viviane Reding heel plezierig, maar helaas heeft het haar er niet van weerhouden om deze uitspraak te doen. Wij zullen via de gewone kanalen reageren op het voorstel en onze lijn helder uitdragen. Overigens heb ik met Eurocommissaris Reding ook gesproken over het Europese LHBT-beleid, maar daar kom ik straks op terug.

Mevrouw Berckmoes vroeg mij naar de positie van kwetsbare vrouwen. De heer Marcouch benadrukte ook hoe belangrijk het is om deze vrouwen in beeld te krijgen en om iets voor deze vrouwen te doen. Hij doet dat terecht, maar dat is dan ook de inzet van het kabinet! Ik heb bijvoorbeeld het project tegen huiselijk geweld bewust gecontinueerd. Verder werken wij aan het project Eigen Kracht. Dat is nieuw beleid en de heer Dibi zei dan ook ten onrechte dat mijn beleid vooral een voortzetting is van oud beleid. Het kabinet is op heel veel punten met nieuw beleid gekomen en vaak zijn dat onderwerpen die ik persoonlijk heb uitgekozen. Eigen Kracht is door dit kabinet opgezet met als doel laagopgeleide vrouwen te activeren. Inmiddels heb ik hierover afspraken gemaakt met 21 gemeenten. Het is mijn intentie dat na een jaar minimaal 20% van de deelnemers aan het werk is of een opleiding volgt. Ik noem dat percentage ook omdat de heer Dibi zei dat ik afrekenbare doelen moet durven stellen. Ik heb hierover overigens ook afspraken gemaakt met de gemeenten, want ik geef zelf ook de voorkeur aan heldere afspraken en heldere uitkomsten.

Ik ga ervan uit dat een deel van de deelnemers hierdoor direct of op termijn economisch zelfstandig kan worden. Dat is natuurlijk wat wij willen bereiken. Wij doen dat dus door te investeren in het talent van mensen. De projecten zijn pas begin dit jaar van start gegaan. Dat kan ook niet anders, want het is echt nieuw beleid. Mijn eerste indruk is positief en die indruk wordt gedeeld door de gemeenten. Zodra ik hierover iets zinnigs kan zeggen, zal ik dat natuurlijk niet nalaten.

Ik zet nadrukkelijk in op beleid tegen laaggeletterdheid. Dat beleid heeft als doel vrouwen met een lage opleiding uit de impasse te halen dat hun opleiding zo laag is dat die nooit tot een baan zal leiden. Samen met de Stichting Lezen & Schrijven proberen wij taalonderwijs te stimuleren om zo de laaggeletterdheid te bestrijden. Daardoor krijgen moeders een betere kans op arbeidsmarktparticipatie. De effectiviteit van de voor- en vroegschoolse educatie wordt hierdoor bovendien versterkt. De afgelopen week heb ik met eigen ogen nog eens kunnen zien hoe belangrijk dat is.

Dat is de eerste pilot. De tweede pilot is bedoeld om laagopgeleide vrouwen een plaats te laten vinden in de zorgsector. Wij ondersteunen die vrouwen daarbij door hun taalvaardigheid te versterken. Ik vind dit belangrijke pilots, omdat zij er uiteindelijk aan bijdragen dat de kwetsbaarste vrouwen weerbaarder worden.

De heer Dibi (GroenLinks): Wat de minister over deze projecten zegt, klinkt natuurlijk heel mooi, maar ik doel meer op harde maatregelen. Ik noemde niet voor niets zojuist de vrijstelling van de sollicitatieplicht. Op dat punt schiet het kabinet echt tekort. Een ander voorbeeld van falend beleid zijn de enorme bezuinigingen op inburgering. Als er een plek is waar je dit soort vrouwen kunt bereiken en richting arbeidsmarkt of vervolgonderwijs kunt leiden, was het wel de inburgering. Ik vraag de minister daarom om met minister Leers in gesprek te gaan over deze doelgroep, want misschien blijkt het dan toch mogelijk om, ondanks de bezuinigingen, ruimere mogelijkheden te creëren voor deze groep.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De laatste tijd heb ik al in de geest van de heer Dibi gewerkt. Dat is namelijk precies wat ik bij de laaggeletterdheid heb gedaan. Het is vooral voor allochtone vrouwen een probleem. Ik wil deze vrouwen uit hun isolement halen en dat is dan ook een belangrijk doel van de pilot om vrouwen in de zorg aan de slag te laten gaan. Ik denk dat deze pilot heel positief zou kunnen uitwerken, omdat je daarmee echt een bijdrage levert aan het versterken van vrouwen in een kwetsbare positie.

De heer Dibi (GroenLinks): Dit is precies wat ik bedoel. Zo'n pilot is mooi, maar het is een pilot. Als het het kabinet menens is, moet het veel meer werk maken van beleid voor kwetsbare vrouwen. Een van de beste manieren om vrouwen naar een vervolgopleiding te krijgen of aan een baan te helpen, is inburgeringsplichtige vrouwen niet te belemmeren met hoge financiële drempels. Daarom nogmaals: is de minister bereid om met minister Leers in gesprek te gaan over deze doelgroep binnen de inburgeraars?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat doe ik dus op de manier die ik zojuist heb aangegeven. Het kabinet heeft ervoor gekozen om op inburgering te bezuinigen, omdat wij meer dan voorheen uitgaan van de eigen verantwoordelijkheid van mensen. Mensen maken zelf de keuze om wel of niet naar Nederland te komen en dan mag er ook iets van mensen zelf worden gevraagd. Binnen mijn mogelijkheden ondersteun ik zo goed mogelijk vrouwen die aan de slag willen. Ik wil die vrouwen uit hun isolement halen met cursussen voor laaggeletterden en trajecten om binnen de zorg aan het werk te gaan. Ik doe dat dus wel binnen die bredere context.

Voorzitter. Ik kom nu toe aan de studerende moeders. Mevrouw Berckmoes heeft het scherp gezien: het was inderdaad een tijdelijke subsidie. Ik houd mij daaraan, want ik vind gewoon dat men op een gegeven moment zelf de kar moet kunnen trekken. Ik ga ervan uit dat men dat ook kan.

De heer Van Klaveren vroeg of eerwraak en verminking van vrouwen gevolgen zijn van de immigratie. Door de komst naar Nederland van een religie die hier anders tegenover staat, krijgt dit natuurlijk meer onze aandacht. Het is mijn inziens heel goed dat wij een heldere lijn hebben getrokken. Het is iedereen namelijk volstrekt duidelijk dat wij dat niet willen. De Kamer heeft hierover niet voor niets heel heldere uitspraken gedaan. Ik zeg dit niet om iets af te doen aan wat ik zojuist zei, maar bij huiselijk geweld zien wij wel heel veel vormen van geweld. Huiselijk geweld komt namelijk voor bij mensen met een totaal verschillende achtergrond. Er is dan ook terecht gekozen voor een brede scope. Ik houd daaraan vast en dat is de reden waarom ik de aanpak van huiselijk geweld overeind heb gehouden.

Ik kom nu toe aan de internationale kant van de zaak. Het is wellicht goed om te melden dat ik de Commission on the Status of Women in New York heb bezocht. Ik heb dat heel bewust gedaan, want men had inmiddels vele jaren geen minister meer op bezoek gehad. Bovendien maak ik mij zorgen over de bredere emancipatie van vrouwen. Ik heb bij mijn bezoek met heel veel mensen gesproken over het onderwerp «eligibility».

Waarom maak ik mij hierover zo veel zorgen? Veel landen die een sterkere positie in de economische wereldorde hebben gekregen, zeggen: westerse waarden zijn niet automatisch onze waarden. En: Waarom zouden Westerse waarden überhaupt beter zijn dan de onze? Wij moeten heel goed nadenken over de vraag hoe wij daarmee om moeten gaan. Vroeger staken wij dan ons vingertje op. Dat zal best wel eens goed hebben gewerkt, maar we leven nu in een tijdsgewricht waarin het echt niet meer zo gaat. Tegenwoordig moet je bondgenoten zoeken in regio's om voortrekkers te kunnen steunen in hun strijd tegen culturele gewoonten die in de loop van eeuwen in de genen van mensen terecht zijn gekomen.

Dat is de reden waarom wij een bijeenkomst met Zuid-Afrika hebben georganiseerd over LHBT's Het kabinet wil Zuid-Afrika namelijk steunen als een voortrekker in de regio Afrika. Het is natuurlijk nog steeds mogelijk om naar Afrika te gaan en te zeggen «wilt u even gaan doen wat wij het beste vinden», maar dat werkt echt niet. Men is daarvoor veel te zelfbewust: ze zien je aankomen! Argentinië en Brazilië willen wij ook steunen bij hun voortrekkersrol. Ik heb onlangs gesproken met ministers en afgevaardigden van deze landen om te bezien of wij hen kunnen ondersteunen. Uit mijn gesprekken met hoge ambtenaren van de Verenigde Naties en de voorzitter van United Nations Women is mij duidelijk geworden dat Nederland op dit terrein een belangrijke rol kan vervullen. Men waardeert de rol van Nederland bij het bevorderen van dit soort rechten heel erg. Onze voorstellen voor het oprichten van informele netwerken om zo draagvlak te verwerven in regio's waar draagvlak hiervoor niet vanzelfsprekend is en waar wij mensen met onze oude methoden alleen maar in de gordijnen zouden jagen, konden eveneens op instemming rekenen. Men heeft in ieder geval aangegeven hierbij heel graag op te trekken met Nederland. Dat vind ik bemoedigend en wij gaan deze agenda in de komende tijd dan ook zeker uitwerken. Ik doe dat overigens samen met mijn Engelse collega, want dat is de beste manier om processen op gang te brengen in andere werelddelen. Ik doe dit dus vanuit de gedachte «adel verplicht».

Wij moeten er echt aan doen wat wij eraan kunnen doen. In Europa doen wij dat ook. Zo ga ik volgende dinsdag naar Straatsburg om daar te dineren met vertegenwoordigers van «like-minded countries». Tijdens dat diner zal zeker ook worden gesproken over de vraag hoe wij een rol kunnen vervullen bij de Europese Unie. Daarover heb ik overigens ook gesproken met Eurocommissaris Reding, want ik vind dat er een Europese LHBT road map moet komen. Het beleid is op dit moment heel versnipperd en het is mijn wens om daaraan een einde te maken, want dan kan hierover meer gestructureerd worden gesproken. Dat maakt het weer mogelijk om vooruitgang te boeken.

De heer Van Klaveren (PVV): Ik hoop dat ik het niet goed hoorde, maar betwijfelt de minister nu werkelijk dat de Westerse visie op de gelijkheid van mannen en vrouwen beter is dan de visie van landen waar vrouwen en homo's behandeld worden als tweederangs burgers? De Westerse visie is op deze punten per definitie beter en ik zou graag horen dat de minister dit onderschrijft.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Er mag geen twijfel over bestaan dat ik hierover hetzelfde denk als de heer Van Klaveren, maar gelijk hebben en gelijk krijgen zijn twee verschillende dingen. Op dit moment moeten wij een antwoord geven op de vraag hoe wij gelijk zouden kunnen krijgen. Dat vergt mijns inziens een andere aanpak dan vroeger gebruikelijk was. Je kunt niet meer om de tafel gaan zitten met mensen uit die landen en zeggen: kijk, dit zijn de Westerse waarden die u vandaag nog moet overnemen. Het is gewoon een gegeven dat het bij een aantal landen zo niet meer werkt en dat betekent dat wij hieraan op een andere manier moeten werken. Ons doel daarbij is hetzelfde: de waarden die mensen waarlijk vrij maken en mensen echt zichzelf laten zijn, moeten als universele waarden worden erkend. Niet iedereen is het daarmee eens en wij hebben dus nog een lange weg te gaan. Die waarden moeten uiteindelijk wel voor iedereen bereikbaar worden.

De heer Van Klaveren (PVV): Het is prettig om dat te horen. De minister zegt dat zij naar andere methoden zoekt. De PVV heeft in schriftelijke vragen meermaals aangedrongen op het stopzetten van ontwikkelingshulp aan dit soort landen. Om zaken af te dwingen gebruiken wij in andere situaties ook economische sancties. Is de minister bereid om haar collega's daartoe aan te sporen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Naar aanleiding van mijn gesprek met mijn collega's Rosenthal en Knapen wil ik doorpraten over de vraag hoe wij zaken de goede kant op kunnen sturen. Zien zij nog mogelijkheden om dat proces te versterken? Die mogelijkheden wil ik in beeld hebben, want elke impuls die wij kunnen geven, moeten wij ook geven. Ik ben er niet van overtuigd dat het intrekken van ontwikkelingssamenwerking behulpzaam is, omdat wij heel veel doen via ngo's. Die hulp komt via een rechte lijn terecht bij de mensen, bij de grass roots. Ik zou het heel erg vinden als die hulp juist in die landen weg zou vallen. Wij doen ook heel veel via de ambassades. Ik heb onlangs een gesprek gehad met een aantal ambassadeurs en ik juich echt toe dat zij hun verantwoordelijkheid nemen en in dat soort landen voor mensen op de barricade gaan staan. Zij gaan mee met demonstraties en zorgen ervoor dat organisaties die van ons geld krijgen, in staat worden gesteld om ook iets met dat geld te doen. Je kunt dus niet zomaar stellen dat het stopzetten van de ontwikkelingssamenwerking de oplossing is. Het gaat om de vraag waar het geld terechtkomt. Als dat geld wordt gebruikt om kwetsbare groepen te steunen, is die hulp stopzetten natuurlijk het laatste wat je zou moeten doen.

De heer Marcouch (PvdA): Mag ik nog iets vragen over dit internationale aspect?

De voorzitter: U mag uw tweede gelegenheid voor een interventie gebruiken.

De heer Marcouch (PvdA): Ik kom nog even terug op Sint-Petersburg. De minister heeft een poging gedaan om antwoord te geven. Ik begrijp dat de minister coördinerend minister is en daardoor niet van alles op de hoogte is. Toch wil ik de minister vragen om ook vanuit die coördinerende rol te reageren. Ik vind dit echt een belangrijk punt. Ik zie een contradictie tussen wat de minister zegt en wat zij doet. Als je al ergens een punt van zou kunnen en moeten maken, is het wel hiervan. De minister moet laten zien dat het Nederland menens is. Is de minister bereid om de staatssecretaris voor cultuur, de heer Zijlstra, te vragen om te kijken naar de culturele relaties tussen Nederland en Sint-Petersburg? Is de minister ook bereid om minister-president Rutte en minister Rosenthal te vragen om hun afkeuring stevig op te schalen? Dit is toch niet niks? Als we dat geluid hier niet laten horen, wanneer dan wel?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat geluid hebben we laten horen. Belangrijk is dat dit wordt gehoord door de oren die het moeten horen. Dat is gebeurd. Ik zal uw zorg zeker meenemen naar de minister van Buitenlandse Zaken en hem vragen naar de ideeën die hij verder nog heeft voor een eventueel vervolg. Deze zaken raken echter aan nog veel meer aspecten. Ik kan daarin niet zomaar even handelend optreden. Ik begrijp uw zorg. Ook ik vind dit ernstig. Ik ben blij dat minister Rosenthal direct heeft aangegeven hoe hij hiertegen aankijkt. Ik ben ook blij dat er op dit punt vanuit de EU, dus mede namens Nederland, een helder signaal is afgegeven. Ik zal met minister Rosenthal zeker nog kortsluiten over de mogelijkheden die er nog zijn. Het gaat echter om een veel breder verhaal en dus moet de afweging ook breder zijn. Ik kan die afweging hier niet zomaar maken. Nogmaals: uw zorg deel ik.

Ik kom bij het punt van de fractie van GroenLinks over de bezuinigingen op de kinderopvang. In reactie daarop wil ik het volgende aangeven: beschikbare en betaalbare kinderopvang stelt ouders van jonge kinderen in staat om te werken en draagt zo bij aan een hoge arbeidsparticipatie. Daarom is het echt van belang dat de kinderopvang toegankelijk is. Mijn collega Kamp van SZW heeft in het AO van afgelopen week aangegeven dat dit nog steeds het geval is. Het aantal kinderen in de voor- en buitenschoolse opvang is ook vorig jaar, ondanks de bezuinigingen, gestegen. Dat geldt ook voor het aantal aanbieders van kinderopvangvoorzieningen. De minister van SZW heeft toegezegd dat hij de Kamer hierover deze week informatie zal sturen. Misschien heeft hij dat al gedaan; misschien komt de informatie eraan. Dit is in ieder geval wat de minister van SZW de Kamer over de kinderopvang heeft gemeld en wat ik wil onderstrepen.

De heer Dibi (GroenLinks): Is de minister bereid om nog meer bezuinigingen op de kinderopvang voor haar rekening te nemen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ten aanzien van de bezuinigingen en het hele proces daaromheen is er een heldere lijn: daar wordt niet over gesproken. Dat is kort en krachtig. Ik keek zojuist echter even terug op wat er gebeurd was. Daar heeft minister Kamp een heldere reactie op gegeven. Ik kan die reactie volledig onderschrijven.

De heer Marcouch (PvdA): Als een vraag niet is beantwoord, moet ik dat dan nu melden?

De voorzitter: We maken dit blokje af. U mag dus nog even reageren op dit punt.

De heer Marcouch (PvdA): Ik had de minister ertoe opgeroepen om in gevallen van ongelijke beloning van mannen en vrouwen de Arbeidsinspectie in te zetten. Wat vindt de minister daarvan?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik zal die suggestie meenemen naar de minister die daarover gaat. Ik kan namelijk niet bevroeden wat dat precies betekent. De minister weet dat ongetwijfeld; ik neem die vraag dus naar hem mee.

Ik kom nu op het onderwerp «LHBT». Er is gevraagd of deze minister de vinger aan de pols houdt ten aanzien van het gevoel van veiligheid van jongeren. Uit het onderzoek Weerbaar en divers van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat bijna de helft van het aantal leerlingen in het voortgezet onderwijs vindt dat je als homo beter niet uit de kast kunt komen. Dat is ernstig. Er moet een veilige cultuur zijn waarin iedereen zichzelf kan zijn. Op dit moment vindt er in opdracht van mij nader onderzoek plaats naar de gegevens uit de bestaande Veiligheidsmonitor 2006–2010, die betrekking heeft op de sociale veiligheid in en rond de scholen van primair (speciaal) onderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs. Met dit onderzoek wordt breed in beeld gebracht hoe veilig LHBT-kinderen en LHBT-personeel zich op school voelen. De resultaten hiervan verwacht ik in de eerste helft van 2012. Ik zal de Kamer daarover zo spoedig mogelijk informeren. Daarnaast zullen in 2013 de resultaten bekend worden gemaakt van Health Behaviour in School-aged Children, een landelijk onderzoek naar de gezondheid en het welzijn van scholieren. Op basis daarvan kan een beeld worden verkregen van de mogelijke veranderingen in de houding van 11- tot 16-jarigen ten opzichte van homoseksualiteit, in vergelijking met 2009. Overigens wordt in 2012 de Veiligheidsmonitor betreffende de sociale veiligheid in en rond de scholen van primair (speciaal) onderwijs en het voortgezet (speciaal) onderwijs gewoon opnieuw uitgevoerd. De resultaten daarvan zullen eind 2012 beschikbaar zijn. Er is dus al veel onderzoek. Daar wil ik niet nog een onderzoek bovenop doen. Ik wil het hiermee doen. Daar discussieer ik graag over door als we daaruit heel bijzondere ontwikkelingen naar voren zien komen. Dan moeten we bekijken of we die zaken heel gericht kunnen bespreken. Ik wil het nu bij deze twee onderzoeken en de uitwerking van één van die onderzoeken houden; het zijn dus drie onderzoeken.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): In het vorige debat heeft de CDA-fractie gevraagd om echt alles uit de kast te halen – ik gebruik deze toepasselijke uitdrukking maar eens – en dus ook de sociale media meer in te zetten. De minister heeft ons toen toegezegd dat ze zou gaan bekijken welke initiatieven op dit moment door onder meer Hyves worden ingezet. Kan de minister daar in dit verband al iets over zeggen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik ben op dit moment bezig met het uitwerken van een experiment met een aantal scholen om te bekijken wat scholen kunnen doen aan de veiligheid, in het bijzonder op het punt van homoseksualiteit. Dat is een bijkomstig punt, naast de kerndoelen, omdat ik natuurlijk in eerste instantie dat kerndoelentraject had willen doen. Dat experiment zet ik door. Daar horen ook de sociale media bij. Dat ben ik op dit moment aan het uitwerken. Het lijkt me goed dat ik de Kamer in een volgende rapportage daarover nader informeer. Het experiment is nu nog in een pril stadium.

Ik kom nu bij de uitspraken van de minister-president over bloeddonatie. De minister-president heeft een aantal onderwerpen genoemd waarmee hij wilde aangeven dat dit kabinet een open blik op homoseksualiteit heeft. Hij heeft daarbij het voorbeeld genoemd van bloeddonatie van mannen die seks hebben met mannen, omdat het kabinet momenteel – ook met een «open mind» en met de intentie om dat te doen als het kan – bekijkt of het beleid met betrekking tot de donorselectiecriteria kan worden gewijzigd. Dat is de openheid. Het kabinet wil dat graag. Dat is wat de minister-president beoogde aan te geven. Voor dit kabinet is het feit dat iemand homoseksueel is, namelijk helemaal geen argument. Alleen de veiligheid van de ontvanger van het bloed is voor ons cruciaal. Hiermee heb ik, wat mij betreft, ook de schriftelijke vragen van mevrouw Dijkstra namens het kabinet beantwoord. Dit is wat de minister-president beoogd heeft. Ik denk dat hij daarin gelijk heeft.

Misschien is het goed om meteen aan te geven hoe het hiermee staat. Ondanks de wil om ergens op uit te komen, hebben we immers nog wel enkele barrières te nemen. Ik noem als voorbeeld het gesprek met de bloedbank. Verder moeten we de uitspraak van het Comité van Ministers afwachten. We verwachten die uitspraak in mei. Pas wanneer de inhoud van de resolutie vaststaat, kan een inschatting worden gemaakt of verandering van beleid haalbaar is. Naar verwachting wordt de Kamer voor het zomerreces per brief daarover geïnformeerd. In die brief zal ook worden ingegaan op het onlangs aangepaste beleid betreffende bloeddonatie door MSM in het Verenigd Koninkrijk, want ook dat komt regelmatig naar voren. De Kamer zal dus volledig worden geïnformeerd nadat we de eerder aangegeven punten in beeld hebben gekregen.

Mevrouw Dijkstra (D66): De minister geeft aan dat de minister-president heeft willen zeggen dat «het onze volle aandacht heeft». Hij heeft het echter totaal anders gezegd. Hij heeft gezegd: «Een verworvenheid van dit kabinetsbeleid is dat homo's bloed mogen doneren.» Dat is echt iets totaal anders dan wat de minister nu aangeeft. Dat is iets anders dan «het heeft onze aandacht» en «we gaan wachten op wat er gebeurt en dan zien we hoe we verder gaan».

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik denk dat de minister-president één ding duidelijk wilde maken, namelijk dat het kabinet hier positief tegenover staat. We weten allemaal – dat geldt natuurlijk voor elk kabinetslid, maar degene die er specifiek mee bezig is, weet dat meestal het best – dat je dan nog wel wat af te wikkelen hebt. Daar zijn we volop mee bezig, en dat doen we vanuit die wens, die wil en die openheid ten aanzien van bloeddonorschap van homoseksuele mannen.

Mevrouw Dijkstra (D66): De discussie waarbinnen dit plaatsvond, ging juist over de vraag hoe voortvarend je als kabinet bent op dit terrein. Daar reageerde de minister-president op met een aantal opmerkingen waarmee hij wilde aangeven hoe weinig het kabinet zich gelegen laat liggen aan wat de SGP zegt en dat het kabinet die dingen al had gedaan. Dan heb ik er wel problemen mee, want iedereen in de LHBT-wereld zit te kijken naar wat hier gebeurt en stelt zich de vraag wanneer dat bloeddonorschap mogelijk wordt en er zijn mensen die zeggen dat ze geen bloeddonor meer willen zijn zolang deze discriminatie er nog is. Het is dus een zeer belangrijk onderwerp. Het verbaast me dan wel dat de minister-president op dit punt zo'n fout heeft gemaakt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik heb aangegeven wat de minister-president heeft bedoeld. Verder vind ik dat de minister-president een heel mooi rijtje voorbeelden had. Laten we eerlijk zijn: lesbisch ouderschap is ook heel bijzonder in de wereld en ook de transgenderaanpak van staatssecretaris Teeven is heel belangrijk. Er is dus een aantal zaken ten aanzien waarvan het kabinet zijn eigen lijn heeft en uitzet, omdat het kabinet die zaken belangrijk vindt.

Ik kom bij de vraag van D66 over asielzoekers uit Irak. Ik zal de heer Rosenthal vragen om zo spoedig mogelijk ... Ja, ik aarzel even, want ik zocht de heer Van der Ham. «D66» is voor mij gelijk aan de heer Van der Ham.

De heer Jasper van Dijk (SP): Weet de heer Pechtold dat ook?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Pechtold hoeft niet alles te weten. Maar goed, ik zal de heer Rosenthal vragen om zo spoedig mogelijk de vragen over dit punt te beantwoorden.

Mevrouw Dijkstra vroeg ook wat de minister doet om de kerndoelen te handhaven. De inspectie gaat straks gewoon aan de slag. Laten we de zaken één voor één langslopen. Ik heb een en ander natuurlijk heel snel geregeld. De AMvB ligt nu bij de Raad van State. Het advies moet nog komen. Ik zet erop in om een en ander per 1 augustus in te voeren. Het is vervolgens aan de scholen om dat uit te voeren. Het «hoe» is aan de scholen, het «wat» is aan ons. Natuurlijk, zo zeg ik in reactie op de opmerking van de heer Van Dijk, moeten alle scholen voldoen aan de eisen van de rechtstaat. Er moet ruimte zijn voor kinderen die homoseksueel zijn. Daar moet op een goede en constructieve manier mee worden omgegaan. Voor mij is de basis dat er een veilig klimaat is. Daarom ben ik ook scherp op die veiligheidsmonitoren en heb ik van één daarvan een nadere uitwerking gevraagd. Het gaat dus over veiligheid en het gaat over een «open mind» en respect voor mensen die anders zijn dan jij. Die taak wordt vanuit de kerndoelen aangegeven. Respect voor en kennis van seksuele diversiteit is het doel.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik steun de inzet van de minister. Die inzet klinkt goed. Ik wil haar wel een voorbeeld van het COC voorleggen. Het gaat om orthodoxe scholen die gebruikmaken van de lesmethode Wonderlijk gemaakt. In deze methode wordt aan 11-jarige leerlingen uitgelegd dat mensen wel homo mogen zijn, maar dat het vormgeven aan homoseksualiteit onacceptabel is. Draagt dit bij aan een veilig klimaat, of niet?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik herken dit niet. Ik heb onlangs nog gesproken met mensen uit gereformeerde scholen. Ik heb daarbij gemerkt dat men op dit moment op een heel goede en gewetensvolle manier bezig is om vanuit hun religieuze achtergrond vorm en inhoud te geven aan dit thema. Mijn beeld is dat men dat buitengewoon goed doet. Ik heb wel eens het idee dat we van de scholen die hier aandacht aan geven, deze scholen best wel eens in het zonnetje mogen zetten. Bij deze scholen schenkt men tenminste aandacht aan dit onderwerp. Ik heb ook aangegeven dat er ruimte is om dat zelf vorm en inhoud te geven – zo hoort het – en dat voor mij de basis is dat jongeren zich veilig moeten voelen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Dat is een prachtig antwoord, maar het gaat niet in op de casus. Als de minister zegt dat ze die niet kent – dat kan – dan wil ik haar die casus wel voorleggen. Het zou haar echter sieren als ze een concrete reactie hierop geeft. Er is dus een lesmethode waarmee kinderen wordt geleerd dat het vormgeven aan homoseksualiteit onacceptabel is. Het lijkt me evident dat dit niet leidt tot veiligheid in de klas, zeker niet voor wie homoseksueel is.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kende dat voorbeeld echt niet. Ik wil me daar eerst eens in verdiepen. Ik geef hier wel klip-en-klaar aan dat ik het ook heel belangrijk vind dat scholen ruimte hebben. We hebben nu deze kerndoelen en we vinden het belangrijk dat er over seksuele diversiteit wordt verteld en dat er op dit punt geen sprake is van «onbekend maakt onbemind». Ik stel vast dat deze scholen dit thema hebben opgepakt. Ze zijn er overigens al veel langer mee bezig, ook naar aanleiding van het beleid van het vorige kabinet. Ze gaan daar in mijn beleving buitengewoon gewetensvol mee om. Misverstanden, zoals over een andere zin in Wonderlijk gemaakt, wil men oppakken. In overleg met EduDivers bekijkt men hoe daarmee moet worden omgegaan. Ik merk alleen maar bereidheid om hier op een goede, serieuze manier mee om te gaan. Dat is voor mij als minister van OCW de grens. Ik wil het «wat», het «hoe» en de pluriformiteit in het onderwijs op een goede manier respecteren, met als inzet dat alle jongeren hier in Nederland iets horen over het feit dat mensen anders kunnen zijn dan dat je zelf bent en dat je daarvoor respect moet hebben.

De heer Jasper van Dijk (SP): Maar wat doen we nu met deze casus?

De voorzitter: U kunt niet voor een derde keer interveniëren. U bent al twee keer geweest.

De heer Jasper van Dijk (SP): Het is onduidelijk wat het antwoord is. De minister zei dat ze deze casus niet goed kent.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Deze casus ken ik inderdaad niet. Ik ken de context ook niet. Ik zal mij daarin verdiepen en ik kom hier in een volgend algemeen overleg op terug. Ik beloof u dat ik daarnaar zal kijken, maar ik geef in algemene zin aan dat ik als minister van OCW mijn grenzen heb. Scholen hebben immers ook een zekere vrijheid om het «hoe» te bepalen, met respect voor de rechtsstaat.

De voorzitter: Het laatste deel van het antwoord hoorden we voor de derde keer, maar het eerste deel van het antwoord was dat de minister op dit punt terugkomt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik vind het goed om daar nog iets aan toe te voegen en om nog iets te benadrukken: een veilige school. Dat is ook mijn verhaal geweest ten opzichte van de scholen. Ik zal er scherp op toezien dat er sprake is van een veilige school op het punt van de sfeer, de cultuur en de ruimte voor kinderen.

Vanuit verschillende kanten is het signaal afgegeven dat op het punt van de gelijke behandeling snel actie moet worden ondernomen. Dit punt ligt op dit moment ter behandeling bij de Raad van State, die zijn eigen traject kent. Daar bemoeien wij ons niet mee. Wij wachten nu dus op het advies van de Raad van State. Zodra dat advies er is – en niet eerder – zal het kabinet daar een reactie op geven. Ik kan hier nu dus niet meer over melden.

De organisatie Different werkt met een behandelprogramma om homoseksualiteit te «genezen». Er is gevraagd wat ik daarvan vind. Afgelopen maand heeft minister Schippers vragen van mevrouw Dijkstra beantwoord over de therapie van de organisatie Different. Ik heb de indruk dat de minister van VWS en de Inspectie voor de Gezondheidszorg adequaat hebben gereageerd. De minister heeft duidelijk gesteld dat de therapie, die inzet op genezing van homoseksualiteit, niet voor vergoeding in aanmerking komt. Dat ben ik met haar eens. De Inspectie voor de Gezondheidszorg heeft op haar verzoek onderzoek gedaan bij Different en zal dat binnen twee maanden herhalen. De diagnosestelling moet verbeterd worden. Teksten op de website van Different moeten worden aangepast en er dient een uitgebreidere gedragscode te worden ontwikkeld waarin de bejegening van cliënten die worstelen met hun homoseksuele identiteit en christen zijn, wordt geëxpliciteerd. Ik heb begrepen dat de IGZ, als zij alsnog meldingen krijgt, die meldingen direct aan de minister doorgeeft. Dat is belangrijk. Indien nodig zullen maatregelen worden getroffen. De minister van VWS heeft ook gesteld dat de IGZ geen toezichtstaak heeft ten opzichte van pastorale zorg. Dat lijkt mij een zeer goede zaak; daar ben ik buitengewoon voor.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Ik heb begrepen dat vandaag, 15 maart, voor de IGZ de deadline was om nogmaals een inspectie te doen, omdat er enige onduidelijkheid was over de door Different gehanteerde diagnostiek. Is de minister op de hoogte van deze tweede inspectie en kan zij ons daarover berichten?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik zal aan mijn collega het verzoek doorgeven om, zodra zij die informatie heeft, de Kamer daarover te berichten. Zij is op dat punt immers de eerstverantwoordelijke minister. Ik ben ervan overtuigd dat zij, zodra zij op basis van dat onderzoek iets zinnigs kan zeggen, dat zeker niet zal nalaten, maar ik zal dit verzoek aan haar overbrengen.

Het door mevrouw Van Toorenburg genoemde Brabant-rapport onderstreept dat wij niet zelfgenoegzaam achterover kunnen leunen en dat wij nog een lange weg te gaan hebben. Op basis van de cijfers weten we dat de acceptatiegraad in Nederland in algemene zin best hoog is. Daar mogen wij blij mee zijn, maar we weten ook dat de acceptatiegraad navenant daalt naarmate dit dichter bij mensen komt. Dat is natuurlijk heel jammer. We moeten er echt alles aan doen om die acceptatiegraad omhoog te brengen. Die uitkomsten zijn echt schokkend. Ik heb daarvan gehoord. Dit is niet nieuw, maar het kabinet ziet heel scherp toe op het veiligheidsbeleid. Zoals de heer Van Klaveren al aangaf, heeft de heer Opstelten een paar zeer heldere lijnen uitgezet. De strafeisen zijn ook verhoogd. Dat is al een heel duidelijk signaal. We volgen dit op de voet. Mijn collega's Opstelten en Leers spreken binnenkort met de Kamer over dit onderwerp. Ik trek hier zelf ook de nodige middelen voor uit. Ik gaf al aan dat wij met de koplopergemeenten heel veel doen op dit vlak. Gemeenten zijn heel actief met het aanpakken hiervan, maar lopen ook op tegen begrenzingen. Dan proberen wij vanuit het kabinet de gemeenten te ondersteunen om toch slagen te kunnen maken. De prestaties van die koplopergemeenten zijn een van de redenen waarom ik dit beleid heel bewust heb doorgezet en uitgebreid: het aantal koplopergemeenten is meer dan verdubbeld. De veiligheid is voor de koplopergemeenten een belangrijk punt. Ook de voorlichting op scholen is voor hen heel belangrijk. Dat sluit heel goed aan bij de alliantie, de GSA, die ik voor scholen uitbreid. Nog een derde punt: men is ook actief met betrekking tot senioren. Ook op dat terrein is er immers echt braakliggend terrein: mensen die ooit uit de kast zijn gekomen, dreigen daar haast weer in te moeten gaan. In verzorgingshuizen en op andere plekken krijgen zij immers eigenlijk niet meer de ruimte, omdat zij ineens in gemeenschappen leven waar zij niet meer geaccepteerd worden. Ook op dat punt zijn die gemeenten actief. Dat is ook een heel belangrijk punt.

Specifiek tegen de heer Dibi benadruk ik dat er in het beleid van het huidige kabinet echt heel veel is gedaan. Ik noem het lesbisch ouderschap, het erkennen van genderidentiteit, waarvoor het wetsvoorstel bij de Raad van State ligt, de strafverzwaring, het uitrollen van Roze in Blauw over de politiekorpsen, de aanpak van homovijandig beleid als een prioriteit van de politie en het OM, de nauwere samenwerking, de verhoging van de subsidie voor het COC, de samenwerking met homo-organisaties en politie in Europa, de subsidiëring van ILGA-Europe, de verdubbeling van het aantal GSA's op de scholen, het in deze kabinetsperiode met behulp van extra geld meer dan verdubbelde aantal koplopergemeenten, de vier landelijke GSA's ten behoeve van veilige wijken als een extra ondersteuning van de gemeenten, het Pink Orange Akkoord van de homogemeenschap van de Antillen, de reactie daarop die wij op dit moment samen met onder meer het COC formuleren en het internationale beleid. Er is inmiddels een Europese kopgroep en een «informal network», waarin de like-minded countries elkaar treffen en met elkaar hier maar ook internationaal, buiten de EU, lijnen proberen uit te zetten. Daarnaast heb ik een aantal meetinstrumenten versterkt om heel goed op de hoogte te blijven van wat er gebeurt. We hebben nog meer acties ingezet, maar ik wil hiermee nogmaals onderstrepen dat dit kabinet het beleid van het vorige kabinet, waarin de heer Plasterk echt een heel goede rol heeft vervuld, voortzet en versterkt.

De interpretatie van mijn opmerking over de heer Plasterk moeten de heren Dibi en Marcouch zelf maar uitzoeken. Misschien wordt de heer Plasterk de nieuwe politieke leider van de heer Marcouch. Ik zou dus zeggen: neem het gelijk voor hem op, mijnheer Marcouch.

De voorzitter: We zijn bijna aan het einde gekomen van de eerste termijn van de minister, maar er zijn nog enkele vragen.

De heer Jasper van Dijk (SP): In het prachtige rijtje miste ik de weigerambtenaren, terwijl over hen de afgelopen tijd het een en ander is uitgewisseld. De minister zegt formeel dat het kabinet advies vraagt van de Raad van State. Ik heb gezegd dat wij eigenlijk allemaal precies weten waar wij aan toe zijn, want de Tweede Kamer heeft duidelijk uitgesproken dat zij graag een eind wil maken aan dit fenomeen. Deelt de minister de mening dat je zo'n breed gedeelde wens snel moet uitvoeren?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Van Dijk kent mijn sympathie voor heel veel moties. Ik vind het vaak ook heel belangrijk om moties uit te voeren, maar soms komen we heel nadrukkelijk vanuit een ander uitgangspunt, een andere invalshoek. Dat hebben wij met elkaar vastgesteld en dat heeft ertoe geleid dat wij dit punt hebben voorgelegd aan de Raad van State. Die procedure loopt nu en daar torn ik verder niet aan; die procedure wachten we nu echt even af. Als de Raad van State snel is, kunnen wij ook sneller met een antwoord komen.

De heer Jasper van Dijk (SP): Ik vind dit eerlijk. De minister zegt eerlijk dat er intern in het kabinet een verschil van mening is. Dat is ook zo.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ho ...

De heer Jasper van Dijk (SP): O, zei u dat niet? U zei: «we komen vanuit verschillende posities».

De voorzitter: We proberen dit ordelijk te doen. U stelt een vraag. Of hebt u de vraag al gesteld?

De heer Jasper van Dijk (SP): Nee. De vraag is of de minister mijn mening deelt dat het eigenlijk een beetje laf is als de regering zich nu verschuilt achter het advies van de Raad van State, terwijl iedereen precies weet waar hij aan toe is. Eigenlijk kunnen wij die motie vandaag uitvoeren.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Er zijn bij dit thema verschillende invalshoeken. Daarbij gaat het om de vraag welke grondrechten ten opzichte van elkaar superieur zijn en hoe je daarin een goed evenwicht kunt vinden. Die wens leeft. We hebben gezegd dat wij dit zwaarwichtige punt voorleggen aan de Raad van State. Dat gebeurt op dit moment en het kabinet wacht die reactie echt af.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Er zijn twee dingen blijven liggen, ten eerste het CAHVIO-verdrag, het internationale verdrag tegen geweld jegens vrouwen. Dat verdrag is ondertekend in januari 2012. Ik heb in mijn eerste termijn gevraagd naar de voortgang daarvan, want daar ben ik erg benieuwd naar.

Naar aanleiding van het uitkomen van het rapport van de Commissie Gelijke Behandeling, Hoe is het bevallen?, heb ik gevraagd of er signalen zijn dat de positie van vrouwen op de arbeidsmarkt is verslechterd. Die signalen hebben mij bereikt. Ik heb gevraagd of de minister cijfers heeft waaruit blijkt in hoeverre het feit dat vrouwen, al of niet na een bevalling, vaker in deeltijd gaan werken, effect heeft op de verslechterde positie van vrouwen op de arbeidsmarkt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Wat uw laatste vraag betreft: ik heb aangegeven dat minister Kamp naar aanleiding van vragen van het CDA-Kamerlid Mirjam Sterk met een reactie komt op het punt van zwangere vrouwen en de arbeidsmarkt. De door u genoemde signalen en het onderzoek kennen wij niet. Als u daar informatie over hebt, zal ik die doorspelen naar mijn collega Kamp. Dan kan hij die informatie, indien mogelijk, betrekken bij zijn reactie.

Ik had de vraag over het CAHVIO-verdrag inderdaad niet beantwoord; mijn excuses daarvoor. Nederland is voornemens om dat verdrag te ondertekenen en te ratificeren. Er is enige vertraging opgetreden bij de voorbereiding van de conceptwetsvoorstellen. Voor het eind van het jaar zal dit verdrag kunnen worden ondertekend. Dit gebeurt nadat de ministerraad met de conceptwetsvoorstellen tot goedkeuring en uitvoering heeft ingestemd. Dat kan ik op dit punt mededelen namens mijn collega van Veiligheid en Justitie.

De heer Marcouch (PvdA): Een vraag van mij is niet beantwoord. Ik had de minister een vraag gesteld over specifieke gemeenschappen, zoals geloofsgemeenschappen en migrantengemeenschappen. Er is op dit moment een aantal voortrekkers. Het gaat nu al twee jaar heel goed. De minister is zelf bij een aantal gemeenschappen op bezoek geweest en heeft die ook aangemoedigd, maar zij geeft hier geen aandacht aan via beschikbaar gestelde middelen. Hoe gaat de minister dit verder ondersteunen?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik ga dat doen met 0,25 mln., die ik inzet voor de sociale acceptatie van homoseksualiteit in levensbeschouwelijke en multiculturele kringen. De partijen zijn uitgenodigd om een plan in te dienen en om met het Oranjefonds te gaan praten over cofinanciering ten behoeve van extra support voor dat proces, dat heel weerbarstig is en dat wij ook veel sneller willen laten verlopen dan ooit. Dit verdient extra ondersteuning. Vandaar mijn uitnodiging om aansluiting te zoeken bij andere actielijnen van het homo-emancipatiebeleid, zoals empowerment van jongeren en de koplopergemeenten. Ik ga hier dus in investeren, omdat ik dit zeer wezenlijk vind. De mensen die hiervoor hun nek uitsteken, wil ik niet in de kou laten staan.

De voorzitter: We gaan beginnen aan de tweede termijn. Daarin geldt een maximale spreektijd van twee minuten.

Mevrouw Dijkstra (D66): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden. Het is duidelijk – dat is hier ook al vaak gezegd – dat dit een betrokken minister is. Ik vind wel dat op bepaalde punten de daden bij de woorden nog niet heel duidelijk zijn. Een van de onderwerpen waarnaar ik heb gevraagd, is de weigerambtenaar. De minister zegt dat het kabinet dat punt heel zorgvuldig wil afwegen en daarom nu wacht op het advies van de Raad van State. Ik zou nog wel willen weten welke vragen precies aan de Raad van State zijn gesteld.

De minister heeft gezegd dat de veiligheid en hoe kinderen zich voelen, heel zorgvuldig op scholen worden gemonitord. Toen ik vroeg of de minister bereid is om de IGZ de opdracht te geven om te monitoren, ging het mij vooral om de vraag of de voorlichtingsplicht overal wordt ingevoerd. Wordt daar uitwerking aan gegeven? Houdt de minister via de inspectie in de gaten of dit gebeurt en wordt dit ook op de juiste manier gedaan?

Tot slot kom ik terug op de bloeddonatie. De minister heeft gezegd dat de minister-president eigenlijk een foutje heeft gemaakt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nee hoor.

Mevrouw Dijkstra (D66): Volgens haar was het zelfs geen foutje. Hij was niet helemaal goed geïnformeerd over de stand van zaken. Ik vraag de minister om de minister-president erop te wijzen dat het geven van deze foute informatie echt niet kan. Laat ik het zo zeggen: ik zou graag willen dat de minister-president ruiterlijk toegeeft dat dit een fout was.

Mevrouw Berckmoes-Duindam (VVD): Voorzitter. Ik dank de minister voor de antwoorden op mijn vragen. Zij gaf duidelijk aan dat hier goed en serieus mee wordt omgegaan, zeker ten aanzien van LHBT's. Ik hoop dat de minister zondag kijkt naar de uitzending van Undercover in Nederland; dat is een aanrader voor iedereen, want ik ben heel benieuwd hoe Different nu voortgaat met de behandeling. Voor ons is die behandeling namelijk niet nodig.

Het is erg jammer dat er vertraging is opgetreden in de ondertekening van het CAHVIO-verdrag. Ik verkeerde in de veronderstelling dat het verdrag inmiddels al was ondertekend. Vorig jaar is er vrij veel aandacht voor geweest. Kan de minister aangeven waarom deze vertraging in Nederland heeft plaatsgevonden?

De heer Van Klaveren (PVV): Voorzitter. Ik reageer eerst op het punt «internationaal». De Zambiaanse econome Moyo stelt, in tegenstelling tot wat de minister net zei, dat de ontwikkelingshulp van de afgelopen decennia vanuit het Westen weggegooid geld is geweest. Er is in economische zin, maar ook op het terrein van mensenrechten en homo-emancipatie helemaal niets veranderd door steeds maar door te gaan met het pompen van geld. Nederland geeft ongeveer 50 mln. aan landen zoals Afghanistan en Jemen. Gelet op de Human Development Index gaat het daar slechter. Ik geloof graag dat ngo's een hoop doen, maar uit helemaal niets blijkt dat dit structureel leidt tot verandering; integendeel.

Is er inmiddels een visiedocument van islamitische scholen verschenen waarin zij aangeven homoseksualiteit bespreekbaar te gaan maken? Hoeveel islamitische scholen hebben al meegedaan aan de Gay-Straight Allianties en welke scholen waren dat?

Is er in navolging van de kerken ook al een moskeeverklaring waarin men zich expliciet uitspreekt tegen alle vormen van geweld tegen homo's? Het zojuist door de minister genoemde organiseren van projectgesprekjes met etnische en levensbeschouwelijke clubjes is naar ons idee een vorm van diversiteitsbeleid. Daar zouden wij mee stoppen. Daarop krijg ik graag een reactie.

Tijdens het debat over het wegpesten van homo's heb ik de toezegging van het kabinet gekregen dat het zou reageren op een aantal aangehaalde wetenschappelijke rapporten over de multiculturele component in de hedendaagse homofobie. Die beantwoording was bedroevend; soms kwam er zelfs helemaal geen antwoord. Daarom vraag ik daar nu nog een reactie op. Het kabinet heeft bijvoorbeeld niet gereageerd op de conclusie van het onderzoek Geweld en agressie in het onderwijs dat het aantal tegen homoseksuele docenten gerichte incidenten toeneemt op scholen met veel allochtone islamitische jongeren. Daarop krijg ik nu graag alsnog een reactie van de minister.

In het rapport Monitoring van sociale acceptatie van homoseksuelen in Nederland lezen wij dat Marokkaanse jongeren het scherpst zijn in de veroordeling van homoseksualiteit. Ook op dat punt is er helemaal geen reactie gekomen van het kabinet. Ook die krijg ik graag alsnog.

De voorzitter: Uw tijd is om.

De heer Van Klaveren (PVV): Dank.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voorzitter. Ik dank de minister. Inderdaad, zij is een betrokken minister. Wel ziet zij zich bij de uitvoering van het goede beleid toch geconfronteerd met een hoop ellende. Wij nodigen de minister ertoe uit om in Den Bosch bij het COC eens te bespreken wat daar speelt. Misschien vindt de minister het heel plezierig om daar eens te praten over het ingrijpende onderzoek dat daar is gedaan.

De CDA-fractie heeft meerdere keren gevraagd om de regelingen voor ouderschapsverlof niet langer te beperken tot het moment waarop kinderen acht jaar worden, maar te laten gelden zolang zij kinderen zijn. Kan de minister daarop terugkomen? Zij zou dit bespreken met haar collega van SZW. Wij weten natuurlijk dat op dit moment alles op het punt van flexibilisering van de arbeid opnieuw geanalyseerd wordt, maar kan de minister nog eens ingaan op die leeftijdsgrens van acht jaar? Ouderschapsverlof mag je alleen opnemen totdat het kind acht jaar is. Wij hebben herhaaldelijk gezegd dat wij een uitbreiding tot het achttiende levensjaar zouden willen.

De heer Dibi (GroenLinks): Voorzitter. Ik dank de minister voor haar, zoals altijd, heldere en realistische beantwoording. Zij noemde terecht een aantal dingen die het kabinet wel doet. Daarbij valt op dat het vaak om convenanten, pilots, koplopergemeenten, gesprekken en meetinstrumenten gaat. Ik wil daar niet denigrerend over doen, want zij kunnen ook effectief zijn. Op het punt van de hardere maatregelen moet ik echter constateren dat deze minister van emancipatie voor haar rekening neemt dat de aanrechtsubsidie langer blijft bestaan, dat er vrijstelling blijft bestaan voor de sollicitatieplicht, dat er fors gekort wordt op de kinderopvang en dat er bezuinigd wordt op de inburgering. Op die punten zou ik de minister iets actiever willen zien, omdat die punten echt belangrijk zijn voor de ontplooiing van vrouwen.

Ik eindig met een compliment naar aanleiding van het kerndoel. De GroenLinks-fractie ziet dit kerndoel echt als een grote kans om de acceptatie van homoseksuele jongeren te vergroten. Ik vraag de minister om ervoor te zorgen dat de inspectie, die daarover dan elk jaar informeert, iets meer aandacht aan dit nieuwe kerndoel besteedt en daarbij ook specifiek kijkt naar islamitische scholen en streng-christelijke scholen, maar ook naar zwarte scholen, waarvan wij ook weten dat zij het hier moeilijk mee hebben. De boodschap daarbij moet niet zijn: wij vinden dat u het zo moet doen en anders gaat de zweep erover. Er moet gewoon open met die scholen worden gesproken om te bekijken wat je op dit punt teweeg kunt brengen. Dus complimenten voor het kerndoel, maar bij de verantwoording graag meer aandacht voor dit kerndoel dan voor de andere kerndoelen, omdat dit een nieuw en een gevoelig kerndoel is.

De heer Marcouch (PvdA): Voorzitter. Ik onderschrijf wat de collega's van D66 en de SP zojuist hebben aangegeven. In de brief van de minister staan al die wetsvoorstellen, maar wij constateren dat het gewoon niet snel genoeg gaat. Op dat punt zijn wij ongeduldig. We hebben een beetje de indruk dat er allerlei procedures worden ingezet om de boel te vertragen. Dat vinden wij onwenselijk. Wij vragen de minister dus om tempo te maken.

De minister gaf aan dat er 2,5 ton beschikbaar is voor acceptatie in migranten- en geloofsgemeenschappen. Hoe verhoudt dat zich tot de ambities? Uiteindelijk bezuinigt de minister immers toch 70% op die aanpak. Dat lijkt mij een contradictie. Kan de minister daar helderheid over verschaffen?

Zoals ik in het begin al zei, is emancipatie de motor om Nederland sterker en rijker te maken. Je kunt inderdaad niet blijven hangen in intenties, voornemens en papieren werkelijkheden. Je zult ook als minister van emancipatie terug moeten naar de basis. De werkelijkheid in de wijken en buurten van onze samenleving is weerbarstig. Ik vraag de minister dus op welke wijze zij, los van de evenementen waarover wij in de brief hebben gelezen, verantwoordelijk is en ambassadeur van het kabinet is voor emancipatie, in het bijzonder voor homo-emancipatie.

De heer Jasper van Dijk (SP): Voorzitter. Ik dank de minister voor de toezegging dat zij zal ingaan op de door mij genoemde lesmethode Wonderlijk gemaakt. Ik vraag mij wel af hoelang dat precies gaat duren. Het zou aardig zijn als de reactie van de minister snel komt. Zij zei dat de reactie bij de volgende monitor komt. Dat kan een jaar duren. Dat vind ik wel heel lang. Ik zou het fijn vinden als die reactie snel kan komen.

Ik heb ooit een motie ingediend – die is ook aangenomen – die uitsprak dat orthodoxe scholen van hun leerlingen en hun docenten geen verklaringen meer mogen vragen waarin wordt gesteld dat seksualiteit slechts bedoeld is voor de relatie tussen man en vrouw. Dat is openlijke discriminatie en die moet worden afgewezen. Mijn motie is destijds aangenomen, maar die scholen gaan nog steeds door met het stellen van dit soort rare eisen aan hun personeel.

Met de weigerambtenaren schiet het niet op. Het zou dapper zijn als de minister zegt dat zij het advies van de Raad van State niet nodig heeft en dat zij de motie gewoon gaat uitvoeren. Dat is immers de brede wens van de Kamer.

Tot slot een tip voor de PVV-fractie. De PVV-fractie zei dat ten opzichte van homo-onvriendelijke, discriminerende landen moet worden gedreigd met het stopzetten van de ontwikkelingshulp. Mijn tip is dat de PVV dan niet langer moet pleiten voor het stopzetten van het gehele ontwikkelingsbeleid, want dan valt er weinig meer te dreigen.

De heer Van Klaveren (PVV): Het uiteindelijke doel is uiteraard het stopzetten van de gehele ontwikkelingshulp, maar we zitten in een context waarin een heleboel partijen, waaronder uw partij, nog steeds pleiten voor ontwikkelingshulp. In die context zeggen wij: dreig dan daarmee en draai die kraan zoveel mogelijk dicht.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Voorzitter. Ik begin met het punt van D66. Mevrouw Dijkstra zei dat mijn beantwoording betrokken klinkt, maar dat er ook daden moeten zijn. Ik meen oprecht dat er heel veel daden zijn, dat wij heel veel dingen doen en dat wij ook in deze kabinetsperiode binnen een heel korte tijd een aantal slagen hebben gemaakt. Je kunt niet altijd alles doen wat je misschien wilt doen maar waar anderen misschien vraagtekens bij zetten in de zin van: hoe gaan wij hier verstandig mee om? Gelet op het beleid van het kabinet op dit punt – dan bedoel ik echt letterlijk het hele kabinet – vind ik dat er een enorme schwung is om hier echt de schouders onder te zetten en om met wetten te komen die ervoor zorgen dat wij zaken doen die gedaan moeten worden. Op dit soort terreinen lopen wij als Nederland nog steeds voorop. Dat vind ik een goede zaak. Ik onderstreep dus die daden.

Tegen de heer Dibi zeg ik dat dit zeker niet alleen om convenanten gaat. Natuurlijk zijn het soms convenanten. Als ik de wijk in wil trekken, doe ik dat toch echt via de gemeenten. Voor mijzelf is dat onmogelijk; ik heb ook nog een andere portefeuille. Ik ben blij dat er gemeenten zijn met bevlogen wethouders, die zeggen: geef mij een kleine hoeveelheid geld – soms krijgt men overigens een stevige hoeveelheid geld – en dan ga ik daarmee aan de slag in mijn beleid als wethouder voor deze gemeente. Dat is de beste manier. Zo maak je gebruik van de bestaande overheidslagen en voer je het beleid heel dichtbij mensen uit. Ik stimuleer dit en ik ondersteun dit.

Er werd mij verzocht om ervoor te zorgen dat de inspectie er goed op toeziet dat dit gebeurt. Zeker, maar hoe het gebeurt, is echt een zaak van de school zelf. Ik wil op dit punt echt een streep in het zand trekken, want anders gaan wij samen de bietenbrug op. Het is echt aan de scholen om te bepalen hoe zij hier vorm en inhoud aan geven. In algemene zin moet dit binnen de beginselen van de rechtsstaat gebeuren. Op dat punt hebben wij met elkaar een aantal waarden en normen vastgelegd die gerespecteerd moeten worden. Dat zijn de kaders en vervolgens geef ik de scholen de ruimte om dit op te pakken. Als er bijzonderheden zijn – de heer Van Dijk gaf iets aan; ik moet dat nagaan, want ik kan dat niet verklaren; ik moet echt eerst de achterliggende punten hebben – kan het zijn dat ik mij daar nader over buig. Dat heb ik eerder al gedaan in een gesprek met de gereformeerde scholen en dat zal ik dus niet nalaten.

De heer Van Klaveren vroeg of er al islamitische scholen zijn die iets doen met de GSA. Dit gebeurt natuurlijk vooral in het voortgezet onderwijs. Daar hebben wij één islamitische school, namelijk Ibn Chaldoun, in Rotterdam. Ik zal contact opnemen met de voorzitter van Ibn Chaldoun en ik zal hem vragen of het niet een goed idee zou zijn om te proberen om de GSA te stimuleren op de school. Dat zal ik doen, omdat ik hier ook aan die kant aan wil werken, maar dit moet wel breder, omdat onze kinderen met verschillende achtergronden op heel veel verschillende scholen zitten en omdat daar gewerkt moet worden. Dit punt neem ik echter, zoals gezegd, mee.

De heer Jasper van Dijk (SP): Niet om flauw te zijn, maar om precies te zijn, ook voor de griffier: de minister zegt dat zij de door mij genoemde casus wil bekijken, maar wanneer krijgen wij daar bericht over?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kom daar in een volgend algemeen overleg op terug, want anders ga ik allerlei brieven sturen en die roepen dan weer vragen op. Ik wil dit op dit moment ook niet te zwaar maken, want de scholen zijn hier consciëntieus en gewetensvol mee bezig. Ik wil niet elke keer langs scholen om te vragen wat zij precies aan het doen zijn. Er is ook sprake van vrijheid en ruimte voor scholen. De kerndoelen komen er nu aan. De protestantse en de katholieke scholen hebben aangegeven dat zij vinden dat de kerndoelen veel te ver gaan, dat de overheid zich niet met die punten moet bemoeien en dat het gewoon aan de scholen is om vorm en inhoud te geven aan dit soort zaken. Uiteindelijk heeft de meerderheid van de Kamer gezegd dat zij dit echt wil doen. Dat was voor mij heel duidelijk. Op een gegeven moment moet dat dan ook gebeuren, maar ik vind wel dat wij vervolgens niet elke keer moeten gaan bekijken hoe het allemaal wordt gedaan. Daar pas ik voor; ik doe dat niet. De scholen hebben de ruimte. Ik kijk naar bijzondere dingen. Wat de heer Van Dijk vertelde, zal ik dus even nagaan, maar ik kom daar in een volgend AO op terug.

Ik kom nu bij de vragen van de VVD-fractie. Als ik tijd heb, zal ik Undercover in Nederland zeker bekijken. En anders neem ik het op. Ik heb heel veel opnames. Wanneer ik bejaard in een bejaardenhuis zit en klaar ben met het werkzame leven, ga ik die allemaal bekijken. Dan ben ik op dit punt natuurlijk niet op tijd. Ik zal dus bekijken of ik dit eerder kan doen.

Ik zal het verdrag nog even stevig onder de aandacht brengen van mijn collega Opstelten, naast wie ik in de ministerraad altijd zit, met het verzoek om daar prioriteit aan te geven. Er is gewoon heel veel juridische drukte bij Veiligheid en Justitie. De behapbaarheid houdt op een bepaald moment ook op. Het kan zijn dat deze onschuldige reden de verklaring is, maar ik zal het belang hiervan morgenochtend nog eens heel scherp onder de aandacht van de heer Opstelten brengen.

Er is nog eens gesproken over de weigerambtenaren. Ik heb niets toe te voegen aan wat ik daarover heb gezegd, maar er is ook gevraagd welke vragen aan de Raad van State zijn gesteld. Die vragen kan ik voorlezen. De minister van BZK en ik hebben twee vragen voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. Ten eerste: wat zijn de reikwijdte en de onderlinge verhouding van de grondrechten die in het geding zijn in het geval van gewetensbezwaarden in relatie tot ambtenaren, in het bijzonder (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand? Ten tweede: op welke wijze kan, gelet op de inrichting en toepassing van de bestaande grondwettelijke toetsingskader, op adequate wijze recht worden gedaan aan de betrokken (grondrechtelijke) belangen, waaronder de belangen van betrokken burgers die in het huwelijk willen treden, de gemeente als openbare dienst in het openbaar verkeer en als werkgever en zowel de zittende als de toekomstige (buitengewone) ambtenaren van de burgerlijke stand?

Ik kom bij de vragen van de PVV-fractie. Ik ken nog geen visiedocument van het islamitisch onderwijs over homoseksualiteit. Ik moet eerlijk zeggen dat ik überhaupt nog niet heel veel visiedocumenten vanuit de onderwijssectoren ken over dit punt. Als het er niet is, is het er dus in breder verband niet. Er is ook geen moskeeverklaring. Er zal nog heel wat water door diverse rivieren moeten stromen voordat het zover is.

De heer Van Klaveren zei dat er niet moet worden gepraat met clubjes. Ik vind het echt een oer-Hollandse aanpak om te praten met clubjes om te zorgen voor draagvlak van onderop. Ik geloof daar heel erg in, omdat het functioneren als voorlopers en voortrekkers mensen uiteindelijk in hun kracht plaatst. Ik vind dat dus helemaal niet gek, want zo hebben wij in Nederland in de loop der eeuwen dingen bereikt. Emancipatie vond plaats binnen het eigen soevereine verband. Daar steunt de Nederlandse samenleving anno 2012 dankbaar op. Daar is dus niets mis mee en ik ondersteun dit ook echt.

De heer Van Klaveren (PVV): U zei dat u in breder verband geen visiedocument kent. Ik stipte dit punt juist aan omdat wij vaak horen dat orthodoxe scholen in het algemeen moeilijk doen over homoseksualiteit. De PVV onderschrijft dat er nog een hele hoop te verbeteren valt, maar bij de orthodox-christelijke scholen is er wel degelijk een visiedocument van de VGS. Dat zien wij niet bij de islamitische scholen. Het verbaast mij dat u daar niets van weet.

Wat de etnische en levensbeschouwelijke clubjes betreft: wij hebben het diversiteitsbeleid afgeschaft. In dat kader stelde ik die vraag. Wij vinden het heel bijzonder – lees: raar, vreemd en verkeerd – dat wij daarmee verder gaan.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Als de heer Van Klaveren net als ik wil bereiken dat ook in de islamitische gemeenschap uiteindelijk acceptatie ontstaat voor deze mensen, zullen wij daaraan moeten werken. Dingen gaan niet vanzelf. Ik heb geen toverstaf, ook al had ik dat graag gewild; dat lijkt mij geweldig!

De heer Van Klaveren (PVV): Ik weet dat u geen toverstaf hebt; de meeste mensen hebben geen toverstaf. Wij hebben een andere visie op hoe je dat doel bereikt. Wij pleiten al jaren voor het sluiten van islamitische scholen. Wij hebben het kerndoelenverhaal onderstreept, zodat mensen normaal Westers onderwijs krijgen. Daarin wordt, als het onderwijs op een goede manier wordt ingevuld, voldoende aandacht besteed aan homoseksualiteit. Dat is onze weg. Wij kiezen er niet voor om op kosten van de Staat in gesprek te gaan met dit soort clubjes; dat is het punt.

De voorzitter: Er is geen gelegenheid voor een derde termijn.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: De heer Van Klaveren moet er ook rekening mee houden dat een heel groot deel van die kinderen op andere scholen zit.

De heer Van Klaveren (PVV): Het moet op alle scholen gebeuren.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Het moet op alle scholen gebeuren, maar daarbij helpt het afschaffen van het islamitisch onderwijs niet, want heel veel islamitische kinderen zitten gewoon op het openbaar onderwijs en ook op christelijke scholen.

De heer Van Klaveren (PVV): Maar ook heel veel niet.

De voorzitter: Nee, zo discussiëren wij niet.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Nou ...

De voorzitter: Nee, zo discussiëren wij niet. U geeft gewoon antwoord en we gaan niet via de band ook weer met elkaar in de slag. Alles moet via de voorzitter.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ja, maar ik probeer antwoord te geven op de vraag.

De voorzitter: Ja, maar niet op deze manier. Gaat u dus gewoon verder met uw antwoord.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Ik kan niets anders doen dan de heer Van Klaveren gewoon aan te kijken.

De voorzitter: Jawel, maar dan hoeft u verder niet te reageren op wat mensen allemaal wel of niet zeggen, want dat is hier niet de gang van zaken.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Oké voorzitter, u hebt gewoon helemaal gelijk, want de voorzitter heeft altijd gelijk.

De voorzitter: Ja, uiteraard.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Hier laat ik het op dit moment even bij. Ik kom straks mogelijk nog hierop terug, omdat ik nog een klein stapeltje vragen heb. Misschien zit daar nog iets tussen voor de PVV-fractie.

Ik moet de CDA-fractie teleurstellen. Ik heb met de heer Kamp gesproken over het ouderschapsverlof en hij vindt dat er op dit moment voldoende ruimte is tot acht jaar. Hij is nog niet overtuigd door het standpunt van de CDA-fractie dat dit opgerekt zou moeten worden tot achttien jaar. Ik heb hem dus niet kunnen overtuigen. Laat ik daar eerlijk over zijn, maar misschien is het goed om dit debat nog eens rechtstreeks met de heer Kamp aan te gaan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Heeft de minister daarbij aangegeven dat het gaat om een door de Kamer aangenomen motie en dat de Kamer dit dus gewoon wil? Het is bijzonder dat het kabinet deze motie niet wil uitvoeren. Ik wil de motie nog wel eens indienen, maar dat lijkt mij jammer.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Vanzelfsprekend is het kabinet op de hoogte van moties die zijn aangenomen. De heer Kamp is echter iemand met een eigen visie op zaken. Hij kijkt hier echt anders tegen aan. Dat is ook goed en daar wordt ook om gevraagd, maar dat geeft af en toe discussie. Dat weten wij uit ervaring op het terrein van het onderwijs; ik zie de heer Van Dijk knikken. Ik zou dit rechtstreeks bij hem aankaarten, want hij vindt acht jaar voldoende.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA): Voor de goede orde: volgens mij komt er nog wel een wetgevingstraject. Dan hebben wij alle kans om te doen wat wij als CDA willen. Je bent namelijk niet tot acht jaar kind; je bent kind tot achttien jaar.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Mevrouw Van Toorenburg kennende, ben ik ervan overtuigd dat zij dit met een heldere inzet zal doen.

Wat het COC in Noord-Brabant betreft: het is voor mij een beetje moeilijk om met alle COC's in alle provincies te praten. Dat red ik gewoon niet met mijn agenda. Ik heb toevallig volgende week een afspraak met mevrouw Bergkamp. Zij kon vandaag niet aanwezig zijn; zij is bij dezen afgemeld. Zij is, zoals bekend, altijd betrokken. Vandaar dat ik ook weer met haar een afspraak in mijn agenda heb staan, overigens met plezier.

De heer Van Dijk stelde een vraag over de identiteitsverklaring van scholen. Zoals aangegeven in het AO, vervangt het nieuwe identiteitsprofiel de omstreden identiteitsverklaringen. De VGS heeft, mede op mijn verzoek, gehoor gegeven aan de kritiek vanuit de Kamer op die verklaringen. De VGS is zich ten volle bewust van de begrenzing in de wet dat bijzondere scholen de vrijheid hebben om eisen te stellen voor zover die eisen, gelet op het doel van de instelling, nodig zijn voor de verwezenlijking van hun grondslag. Daarbij kennen wij het enkele feit. De VGS acht het overigens van groot belang dat de reformatorische scholen bij het hanteren van het nieuwe identiteitsprofiel binnen de grenzen van de wet blijven en heeft dit nog eens expliciet onder de aandacht van de scholen gebracht.

De heer Jasper van Dijk (SP): Volgens mij heb ik zojuist een voorbeeld genoemd dat niet overeenstemt met wat u net voorleest. Er worden immers nog steeds identiteitsverklaringen gevraagd waarin staat dat seksualiteit slechts bedoeld is voor de relatie tussen man en vrouw en dat kleding, haardracht en gedrag overeen moeten komen met het Bijbelse verschil tussen man en vrouw. Is dat in overeenstemming met uw wens? Eigenlijk geldt dezelfde vraag voor het veilige klimaat en de kerndoelen.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dit herken ik niet; ook mijn mensen herkennen dit niet. Ik neem dit punt dus gelijk onder de arm mee.

De heer Jasper van Dijk (SP): In die brief die binnen een maand komt.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Welke brief? Nee, probeer mij niet te vangen, mijnheer Van Dijk; ik ken u langer. Ik doe dat niet. Ik kom hierop terug in het volgende algemeen overleg.

Wat de vraag van de heer Marcouch betreft, heb ik aangegeven dat ik echt via de gemeenten werk om direct bij wijken te kunnen komen. Ik denk dat de wethouders het niet eens leuk zouden vinden als ik heel direct zou interveniëren in wijken. Ik doe dit overigens met de wijkenalliantie, die wij nu verder gaan uitbreiden om gemeenten heel direct te ondersteunen. Gemeenten doen dit in het kader van de koploperconvenanten. We proberen hier dus echt zo dicht mogelijk bij te zijn, maar ik kan dat vanuit het Haagse niet doen. Ik heb daarbij echt de gemeenten nodig. De gemeenten die hebben aangegeven dat zij dit willen steunen, hebben allemaal mee kunnen doen met die alliantie. Dat vind ik heel belangrijk. Dan kom je ook echt bij het lokale beleid. De heer Marcouch weet uit ervaring dat niemand dit zo goed kan doen als de lokale wethouder zelf, dichtbij.

De voorzitter: Volgens mij zijn wij gekomen aan het eind van de beantwoording.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat denk ik eerlijk gezegd ook, als ik niemand heb overgeslagen.

De heer Marcouch (PvdA): Ik had de minister een vraag gesteld over de 2,5 ton die beschikbaar is voor het bespreekbaar maken binnen de migranten- en geloofsgemeenschappen. Dat is een bezuiniging van 70%. Hoe verhoudt die bezuiniging zich tot de ambities?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Daarmee refereert de heer Marcouch aan de bezuiniging die vanuit het ministerie van BZK heeft plaatsgevonden en die voor mij een feit is. Ik heb mijn prioriteit willen aangeven door hier 0,25 mln. in te steken en om zeer gerichte acties te ondernemen om te komen tot het doel dat de heer Marcouch en ik samen dragen, namelijk acceptatie, ook in die kring. We doen dat via die weg, maar ik ken bijvoorbeeld ook de allianties die bij Turkse en Marokkaanse gemeenschappen vorm en inhoud zullen krijgen. Het is dus een bredere aanpak dan alleen die 0,25 mln. Dat is mijn inzet binnen de kaders die ik heb als minister.

De heer Marcouch (PvdA): Is de minister bereid om er bij de minister van Immigratie, Integratie en Asiel op aan te dringen dat dit punt heel belangrijk is, dat die bezuiniging niet bijdraagt aan de beweging die wij juist los hebben gekregen door alle confrontaties in de afgelopen twee jaar en dat deze bezuiniging dus heel slecht zou zijn?

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Laat duidelijk zijn dat dit vanuit onze kant ambtelijk natuurlijk heel duidelijk is gedaan toen deze ontwikkeling zich voltrok. Ik weet ook dat de heer Leers, die hier verantwoordelijk voor is, ten aanzien van de bezuinigingen een buitengewoon lastige afweging te maken heeft. U weet ook dat hij degene is die een oplossing heeft gezocht voor het asielzoekersvraagstuk met betrekking tot deze groep. De bereidheid om hierover mee te denken en om op dit punt iets te betekenen, is bij de heer Leers dus zeker aanwezig, maar ook hij moet bezuinigen.

De heer Dibi (GroenLinks): Wat de kerndoelen en de verantwoording door de inspectie betreft: ik snap heel goed dat de minister vindt dat de scholen de ruimte en de tijd moeten krijgen om dit op een goede manier te doen omdat dit anders geen effect heeft, maar dan wil ik wel dat de inspectierapporten uitgebreider op dit kerndoel ingaan dan op de andere kerndoelen en dit ook uitsplitsen: welke scholen hebben hier meer moeite mee dan andere scholen? Ik wil hiervoor dus iets meer aandacht in de verantwoording door de inspectie.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat zeg ik niet zomaar toe. Ik denk nu even na over de vraag hoe de inspectie verantwoording aflegt. Je kunt er op een bepaald moment een keer voor kiezen om specifiek te bekijken hoe het staat met het de veiligheid van homoseksuele jongeren in het onderwijs. Ik heb naar aanleiding van een vraag van mevrouw Dijkstra aangegeven dat wij op een aantal punten onderzoeken hebben en dat ik opdracht heb gegeven tot een nadere specificatie van een aantal onderzoeksuitkomsten omdat ik daar meer zicht op wil hebben. Ik wil echter voorkomen dat de inspectie met naam en toenaam van iedereen moet gaan aangeven hoe het met elk kerndoel zit, want dat gaat mij echt te ver. Dan gaan we echt over een lijn heen waar ik niet overheen wil gaan. We gaan nu dus eerst starten met het invoeren van de Algemene Maatregel van Bestuur, die overigens nog langs de Raad van State moet en via de ministerraad uiteindelijk naar de Kamer zal komen.

De heer Dibi (GroenLinks): Niet nu, maar bijvoorbeeld over een jaar zou ik een rapportage willen waarin globaal wordt aangegeven hoe scholen de nieuwe kerndoelen uitvoeren. Dat is wat ik vraag.

Minister Van Bijsterveldt-Vliegenthart: Dat is mijns inziens te snel. Dit kost tijd. Het is een heel nieuw kerndoel dat scholen op zich moeten nemen. Ik sluit niet uit dat je hier over een paar jaar heel specifiek naar kunt kijken, maar voor mij is de veiligheid de bottomline. Op dat punt heb ik de onderzoeken aangegeven. Die komen op een veel kortere termijn. Laat scholen nou gewoon eerst even vorm en inhoud hieraan geven en laten we de scholen niet te veel in de nek zitten. De scholen moeten ook de rust krijgen om hieraan aandacht te geven. Natuurlijk wil je dan op termijn ook weten hoe het gaat met het uitvoeren van de kerndoelen. Daar is de inspectie bij uitstek geschikt voor. Daar kan zij ongetwijfeld wel weer over rapporteren, maar laten wij nou eerst maar eens beginnen met de uitvoering.

De voorzitter: We vervallen nu echt in herhalingen. We hebben dit vandaag heel vaak gehoord. We zijn nu dus gekomen aan het eind van het antwoord van de minister in tweede termijn.

De minister heeft toegezegd dat een aantal specifiek door haar genoemde zaken voor een volgend AO in brieven terug zullen komen.

De minister heeft daarnaast toegezegd dat de volgende onderzoeken in relatie tot LHBT's zo spoedig mogelijk na voltooiing naar de Kamer zullen worden gestuurd: het onderzoek «veilig voelen» verschijnt in de eerste helft van 2012, het onderzoek «gezond gedrag van 11- tot 16-jarigen» verschijnt in de loop van 2013 en de ITS-Veiligheidsmonitor verschijnt eind 2012.

In de volgende voortgangsrapportage over het emancipatiebeleid wordt ingegaan op de voortgang van het experiment Veilige scholen LHBT, waarbij ook het gebruik van sociale media aan de orde zal worden gesteld.

Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief over het bloeddonorschap van homoseksuelen.

Ik dank de minister en haar medewerkers, de belangstellenden op de publieke tribune en de collega's.


X Noot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Ham (D66), Van Bochove (CDA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Bosma (PVV), Jasper van Dijk (SP), Dibi (GroenLinks), Wolbert (PvdA), ondervoorzitter, Biskop (CDA), Smits (SP), Elias (VVD), Beertema (PVV), Dijkstra (D66), Jadnanansing (PvdA), Van Dekken (PvdA), Dijkgraaf (SGP), Çelik (PvdA), Lucas (VVD), Van Klaveren (PVV), Klaver (GroenLinks), De Liefde (VVD), Van der Werf (CDA) en Hazekamp (PvdD).

Plv. leden: Koşer Kaya (D66), Ferrier (CDA), Van der Burg (VVD), Schouten (ChristenUnie), Dille (PVV), Kooiman (SP), Peters (GroenLinks), Van Dam (PvdA), Haverkamp (CDA), De Wit (SP), Hennis-Plasschaert (VVD), De Mos (PVV), Pechtold (D66), Dijsselbloem (PvdA), Klijnsma (PvdA), Van der Staaij (SGP), Hamer (PvdA), Harbers (VVD), Gerbrands (PVV), Sap (GroenLinks), Berckmoes-Duindam (VVD), De Rouwe (CDA) en Ouwehand (PvdD).

Naar boven