nr. 151
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID EN VAN
ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 23 februari 2010
Hierbij sturen wij u mede namens de Staatssecretaris van Financiën
het onderzoek Effect fiscale- en inkomensondersteunende
regelingen op economische zelfstandigheid1.
Tijdens het AO Emancipatie van 6 oktober jl. (Kamerstuk 30 420,
nr. 143) is dit onderzoek aan uw Kamer toegezegd.
Het streven naar een verhoging van de arbeidsparticipatie van vrouwen
en het stimuleren van de economische zelfstandigheid van vrouwen is onderdeel
van het kabinetsbeleid. Het kabinet heeft als doelstelling dat in 2011 de
arbeidsparticipatie van vrouwen 65% bedraagt en dat in 2011 60%
van de vrouwen economisch zelfstandig is.
Op dit moment is de arbeidsparticipatie van vrouwen 59% en de economische
zelfstandigheid van vrouwen 45%. De belangrijkste verklaring voor het
achterblijven van de economische zelfstandigheid is dat de arbeidsduur niet
in hetzelfde tempo is meegegroeid met de arbeidsparticipatie. De belangrijkste
oorzaak dat de doelstelling voor arbeidsparticipatie van vrouwen niet wordt
gehaald, is de achterblijvende arbeidsdeelname van laagopgeleide vrouwen.
Die is al jaren onveranderd laag. In 2007 werkte 38% van de vrouwen
met een vmbo-diploma. Dat is nadelig voor hun economische zelfstandigheid
en voor hun pensioenopbouw. Ook de economische crisis heeft een stagnerend
effect op de groei van de arbeidsparticipatie.
Om de kabinetsdoelstelling van 80% arbeidsparticipatie in 2016
binnen bereik te houden is verdere doorgroei van de arbeidsparticipatie van
vrouwen nodig, zowel in personen als in uren. Speciale aandacht moet hierbij
zijn voor laagopgeleide vrouwen.
In de eerste plaats is daarvoor van belang dat werk loont. Daarom hebben
we dit onderzoek uitgevoerd. Uiteraard spelen ook opvattingen over de rolverdeling
tussen man en vrouw en over de zorg voor kinderen een rol. Veel vrouwen bieden
zich daarom niet op de arbeidsmarkt aan. Ook als de kinderen uit huis zijn
werken de meeste vrouwen in (kleine) deeltijdbanen. Daarnaast
is het van belang dat er goede mogelijkheden zijn om arbeid en zorg te combineren.
Hierbij valt te denken aan flexibele werktijden, kinderopvang en buitenschoolse
opvang, maar ook aan een organisatiecultuur waarbij werkgevers en werknemers
de ruimte krijgen om hierover onderling tot flexibele afspraken te komen.
Het kabinet heeft aan de Taskforce DeeltijdPlus gevraagd om met adviezen te
komen hoe een cultuuromslag te realiseren is. Op 30 maart 2010 zal de
Taskforce DeeltijdPlus zijn adviezen aanbieden aan het kabinet en de sociale
partners.
Over de sociaaleconomische effecten van flexibele tijden in de samenleving
heeft het kabinet de Sociaal-Economische Raad (SER) gevraagd te adviseren.
Naast aandacht voor openingstijden van private en (semi-)publieke dienstverleners
(zoals kinderopvang en huisartsen) wordt hierbij aandacht gevraagd voor tijden
op de (brede) basisschool en tijden van tussenschoolse en buitenschoolse opvang,
omdat die tijden regulerend werken voor werkende ouders met kinderen. Het
advies van de SER wordt in het najaar van 2010 verwacht.
Om goed in beeld te krijgen wat de mogelijke financiële belemmeringen
zijn voor economische zelfstandigheid en om differentiatie naar groepen mogelijk
te maken hebben we verdiepend onderzoek gedaan naar het effect van de verschillende
huidige fiscale- en inkomensondersteunende regelingen op de economische zelfstandigheid.
In het onderzoek is vooral gekeken naar de marginale druk bij een hoger inkomen
of meer uren werken. Het onderzoek laat zien dat in het algemeen de marginale
druk voor herintreders relatief laag is en de financiële belemmering
om economisch zelfstandig te worden dus beperkt is. Een relatief kleine groep
herintreders ervaart wel een hoge marginale druk doordat het huishoudinkomen
laag is. Alleenstaanden en alleenstaande ouders hebben te maken met een hoge
armoedeval vanwege de afbouw van de bijstand. De fiscaliteit en de inkomensondersteunende
regelingen vormen voor deze groep geen grote belemmering om economisch zelfstandig
te worden.
De verschillende fiscale- en inkomensondersteunende regelingen dienen
verschillende beleidsdoelen. Het onderzoek maakt duidelijk dat deze beleidsdoelen,
zoals een evenwichtige inkomensverdeling en de bevordering van de arbeidsparticipatie
in het algemeen op gespannen voet met elkaar staan. In de afweging tussen
deze beleidsdoelen zal daarom een balans gevonden moeten worden.
Omdat het kabinet in het kader van de heroverwegingen verschillende werkgroepen
heeft gevraagd zich te buigen over mogelijkheden tot herziening van beleid,
is dit onderzoek ook aangeboden aan de werkgroepen. In de kabinetsreactie
op de heroverwegingsvoorstellen van de werkgroepen zullen ook de fiscale-
en inkomensondersteunende regelingen aan de orde komen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk