Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30420 nr. 106 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30420 nr. 106 |
Vastgesteld 26 november 2007
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap1, de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid2, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3, de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie4 en de algemene commissie Jeugd en Gezin5 hebben op 12 november 2007 overleg gevoerd met minister Plasterk van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap over de emancipatienota.
Van het overleg brengen de commissies bijgaand stenografisch verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Van de Camp
De voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
De Wit
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Smeets
De voorzitter van de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie,
Van Gent
De voorzitter van de algemene commissie Jeugd en Gezin,
Heijnen
De griffier van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Van Erp
Maandag 12 november 2007
19.30 uur
De voorzitter: Hamer
Aanwezig zijn 8 leden der Kamer, te weten:
Arib, Koşer Kaya, Van Gent, Hamer, Jonker, Karabulut, Van der Burg en Anker,
en de heer Plasterk, minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, die vergezeld is van enige ambtenaren van zijn ministerie.
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
de eindrapportages Emancipatiebeleid en Gender Mainstreaming bij de diverse ministeries voor het onderdeel OCW (30420, nrs. 27 t/m 43);
de brief van de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap en voor Wonen, Wijken en Integratie d.d. 27 juni 2007 inzake Eindrapportage Plan van Aanpak "Emancipatie en Integratie" (29203, nr. 30);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 28 september 2007 inzake de aanbieding van de emancipatienota (30420, nr. 50);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 28 september 2007 inzake beleidsdoorlichting emancipatiebeleid (30420, nr. 51);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 17 oktober 2007 inzake studerende moeders (24724, nr. 71);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 1 november 2007 inzake aanvulling op de rijksbrede emancipatieagenda beleidsterrein Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (30420, nr. 59);
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 2 november 2007 (30420, nr. 61) inzake verantwoordelijkheidsverdeling op het terrein van emancipatie;
de brief van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap d.d. 6 november 2007 inzake juridische werkingsfeer van het VN-Vrouwenverdrag (30420, nr. 65).
De voorzitter:
Ik open de vergadering. Wij zijn toe aan de tweede termijn van het notaoverleg over de emancipatienota. De vorige keer zijn wij geëindigd met de eerste termijn van de kant van de minister, zodat wij nu toe zijn aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik vervul een bijzondere rol: deelnemer aan het debat en voorzitter tegelijk. Als ik zelf wat wil zeggen, zal ik mevrouw Van Gent vragen, het voorzitterschap tijdelijk over te nemen.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Voorzitter. Bij het debat over het Belastingplan, waar ik ook bij aanwezig moet zijn, zitten wij met alleen maar mannen, en hier met alleen maar vrouwen. Ik zal daar verder geen waardeoordeel aan verbinden, maar het is wel erg opvallend!
Wat mij in eerste termijn zo boos heeft gemaakt, is het feit dat eigenlijk heel weinig concrete invulling aan de nota is gegeven. Het stoorde mij ook dat onderdelen op het gebied van economische zelfstandigheid door verschillende ministeries verschillend worden ingevuld. Als deze minister coördinerend minister is, hoort hij gewoon concrete invulling aan de nota te geven en dat aan ons tijdens debatten te presenteren, en ons niet weer naar de volgende bewindspersoon te verwijzen.
Ik wil graag de volgende moties indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat iemand in Nederland als economisch zelfstandig wordt aangemerkt indien deze 70% van het brutominimumloon verdient;
van mening dat een bruto-inkomen van € 910, 56 per maand te laag is om economische zelfstandigheid te pretenderen;
verzoekt de regering, de norm van economische zelfstandigheid aan te passen en te stellen op dezelfde hoogte als het wettelijk minimumloon,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 68 (30420).
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Deze motie heb ik met name ingediend omdat ik het van belang vind dat vrouwen ook echt economisch zelfstandig zijn, als zij weten dat zo veel vrouwen na een echtscheiding in een bijstandssituatie terechtkomen. Als zij weten dat zij weinig pensioen opbouwen, is het belangrijk om daaraan een werkelijke invulling te geven.
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat niet alleen de overheid het goede voorbeeld moet geven, maar dat ook het bedrijfsleven op zijn verantwoordelijkheid gewezen moet worden als het gaat om de flexibilisering van de arbeidsdag;
verzoekt de regering, op korte termijn in overleg te treden met MKB-Nederland en VNO-NCW en gezamenlijk te komen met initiatieven om de arbeidsmarkt te flexibiliseren en de Kamer over de uitkomsten te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Koşer Kaya en Jonker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 69 (30420).
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Deze motie is net ook door collega Jonker mee ondertekend. Overigens, alle collega's mogen mijn motie mee ondertekenen, maar ik heb nog niet de tijd gehad om het echt met ze te bespreken.
Mijn volgende motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat veel pensioenregelingen en andere oudedagsvoorzieningen ongunstig uitpakken voor vrouwen,
verzoekt de regering, te onderzoeken hoe pensioenregelingen en andere oudedagsvoorzieningen verbeterd en genderneutraal kunnen worden gemaakt en de Kamer over de uitkomst te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 70 (30420).
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Mijn laatste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat een discussie over de seksualisering van de samenleving slechts gevoerd kan worden op basis van gedegen kwantitatief onderzoek;
verzoekt de regering, een representatief kwantitatief onderzoek uit te voeren naar de mate van seksualisering van de samenleving en de Kamer over de uitkomst te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 71 (30420).
MevrouwKoşer Kaya(D66)
De minister heeft een onderzoek aangekondigd, maar wilde de kwantificering daarin niet meenemen. Het lijkt mij van belang om wel te weten hoe dat precies eruitziet om ook de juiste oplossingen te kunnen vinden.
MevrouwArib(PvdA)
Bij seksualisering is het vooral belangrijk het maatschappelijk debat daarover aan te gaan. Maar u vraagt om een kwantitatief onderzoek. Hoe stelt u zich dat voor?
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Mijn vraag om een kwantitatief onderzoek, is bedoeld om het door de minister aangekondigde onderzoek wat breder te trekken. Ik heb namelijk geen flauw idee hoeveel meisjes een schaamlipcorrectie willen. Dat is heel belangrijk, maar dan moeten wij wel weten waar wij het over hebben. De babyboomers waren seksueel veel minder veilig dan de huidige generatie.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Ik had deze motie wel zien langskomen, maar mij is niet helemaal duidelijk wat nu precies het verschil is tussen het onderzoek van de minister en het door u gevraagde onderzoek. Of wilt u zich – dat zou ik wel goed vinden – vooral richten op jongeren?
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Kwantificeren betekent ook de mening van jongeren vragen. Ik noem nogmaals het voorbeeld van schaamlipcorrecties: het klinkt best wel plastisch, maar ik vraag mij af hoeveel meisjes dat zouden willen doen. Van de minister heb ik begrepen dat hij in zijn onderzoek niet naar die kwantificeerbare vragen wil kijken. Als hij toezegt dat hij dat wel zal doen, ben ik heel snel klaar.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik heb nog een vraag over de motie die daarvoor aan de orde was, namelijk die over de pensioenregeling. U stelt in die motie dat de oudedagsvoorziening en de pensioenregelingen moeten worden onderzocht en verbeterd. Is het nog nodig onderzoek te plegen als u al weet dat het verbeterd moet worden? Of bedoelt u het zo: onderzoek hoe het zit met die pensioenregelingen en oudedagsvoorzieningen, en mocht blijken dat ze niet genderneutraal zijn, dan wil ik ze aangepast hebben?
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Een onderzoek is er natuurlijk ook om de pijnpunten helder te krijgen, zodat je oplossingen kunt aandragen. Ik heb mijn motie vanuit die optiek ingediend, maar ik sta open voor suggesties.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Ik zit ook nog met die motie. Ik heb het gecheckt. Onze financiële woordvoerder bevestigt dat pensioenregelingen en oudedagsvoorzieningen genderneutraal zijn. Het probleem is dat vrouwen niet economisch zelfstandig zijn en geen pensioen opbouwen, maar dat staat niet in de motie.
MevrouwKoşer Kaya(D66)
Dat zijn inderdaad allerlei knelpunten die ervoor zorgen dat heel veel vrouwen buiten de boot vallen. Of dat direct met de regelingen verband houdt, moet worden onderzocht. Ik denk overigens dat dat verband er wel degelijk is.
MevrouwKarabulut(SP)
Voorzitter. Ik begrijp niet dat de minister voor Emancipatiezaken in zijn Emancipatienota werk, werk en nog eens werk als belangrijkste doelstelling heeft geformuleerd, maar vervolgens het eigenlijk achterwege heeft gelaten om afspraken te maken over hoe dat wordt ingevuld, en vooral ook met welke instrumenten. Of het is deze minister niet ernst met de emancipatie – dat zou mij heel erg tegenvallen, zeker gezien zijn eerdere uitspraken – of hij heeft zich met een kluitje het riet in laten sturen. Dan heb ik het nog niet eens over die eenzijdige benadering van verhoogde arbeidsparticipatie, wat geen recht doet aan de daadwerkelijke emancipatie. Ik denk dat hij het met mij eens is dat emancipatie meer is dan alleen maar met zijn allen die arbeidsmarkt op. Dit staat ook nog eens haaks op het credo van de minister, namelijk de keuzevrijheid aan mensen geven om te werken of werk en zorg te combineren. Ik vind dat de minister zich er erg makkelijk van afmaakt door, uitgaande van heel belangrijke doelstellingen, te verwijzen naar collega's. Niet alleen heeft de minister een verkeerde toon aangeslagen in de Emancipatienota – hij heeft dat ook al toegegeven – hij is vergeten vooraf keiharde afspraken te maken met de collega's. Hij had eerder met de vuist op tafel moeten slaan en echte afspraken moeten maken op een aantal belangrijke onderdelen. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat wettelijk betaald ouderschapsverlof een positieve bijdrage levert aan de combinatie arbeid en zorg;
verzoekt de regering om een voorstel uit te werken om te komen tot een wettelijk recht op betaald ouderschapsverlof van 26 weken tegen 70% van het wettelijk minimumloon,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 72 (30420).
MevrouwKarabulut(SP)
Wij weten allemaal dat het gros van de mensen dat nu recht heeft op ouderschapsverlof dat niet gebruikt, omdat zij het zich niet kunnen veroorloven.
Mijn tweede motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet de ambitie heeft om de loonkloof tussen mannen en vrouwen in dienst van de overheid te halveren;
constaterende dat de loonkloof in het bedrijfsleven groter is dan bij de overheid;
verzoekt de regering om ook voor het bedrijfsleven een doelstelling te formuleren om te komen tot een halvering van de loonkloof tussen mannen en vrouwen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 73 (30420).
MevrouwKarabulut(SP)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er zowel bij de overheid als in het bedrijfsleven beloningsverschillen bestaan tussen mannen en vrouwen;
overwegende dat er tot op heden geen duidelijke afname is van de beloningsverschillen;
verzoekt de regering om de arbeidsinspectie de taak te geven om ongelijke beloning actief op te sporen en te bestraffen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 74 (30420).
MevrouwKarabulut(SP)
De Stichting steunpunt studerende moeders heeft een belangrijk rapport opgesteld. Zij heeft een steunpunt in Rotterdam, waar ontzettend veel vraag naar is. Nu geeft de minister in zijn brief aan, in gesprek te zijn met instellingen en ernaar te zullen gaan kijken. Ik vind dat onvoldoende. Wij moeten dit probleem nu echt oppakken. Instellingen zouden moeten gaan registreren, terwijl er afspraken moeten worden gemaakt over het vormgeven van dat steunpunt. Hierover dien ik de volgende twee moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het onbekend is hoeveel zwangere studenten en studenten met kinderen er zijn;
verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat onderwijsinstellingen zwangere studenten en studenten met kinderen gaan registreren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 75 (30420).
MevrouwKarabulut(SP)
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat talenten van vrouwen optimaal benut zouden moeten worden;
overwegende dat studerende ouders knelpunten ondervinden bij de combinatie studie en ouderschap;
verzoekt de regering om een plan uit te werken, zodat mbo-, hbo- en wo-onderwijsinstellingen voorzieningen creëren, zoals een vast aanspreekpunt voor studie en zorg, en een eenduidig beleid en aansluitende studieprogramma's ontwikkelen ten aanzien van zwangere studenten en (alleenstaande) studerende ouders,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Karabulut. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 76 (30420).
MevrouwKarabulut(SP)
Dit lijkt mij belangrijk, omdat het allemaal begint met onderwijs. Ook deze groep moet een eerlijke kans op onderwijs krijgen.
MevrouwJonker(CDA)
Voorzitter. Het moet mij van het hart dat ik moet constateren dat het lijkt alsof de minister minder engagement heeft voor emancipatie van vrouwen dan in eerdere reacties het geval leek te zijn. Hoe komen wij hierbij? Vorige week woensdag vonden wij het heel lastig een bredere visie met betrekking tot emancipatie te kunnen ontwaren. Wij vinden dat jammer. Vrouwen van tegenwoordig hebben erg veel talent, wat in onze ogen nog steeds sterk onbenut is door nog onvoldoende beleidsinstrumenten en een stereotiepe beeldvorming bij mannen, vrouwen, de overheid en het bedrijfsleven. Nog steeds is de sociaaleconomische afhankelijkheid van vrouwen een van de oorzaken van een ongelijke machtsverhouding, die vrouwen helaas kwetsbaar maakt. Dan komt de minister niet weg met opmerkingen dat de overheid niet kan voorschrijven dat mannen de sokken moeten wassen. In onze ogen was dit een volledig misplaatste opmerking, die aangeeft dat de minister de ernst van dit onderwerp onderschat.
Inzet van talenten heeft te maken met kansen nemen, maar ook met kansen krijgen. Gelijke rechten betekenen niet zonder meer gelijke kansen. Dit is een statement dat ik al eerder in de Kamer heb aangedragen. Mannen, vrouwen, overheid en organisaties moeten hiervan bewust worden gemaakt. Zij moeten worden gemotiveerd tot verandering, en er moet voor worden gezorgd dat zij alle stappen zetten. Anno 2007 zijn er nieuwe behoeftes, zowel individueel als vanuit de samenleving. De minister staat ervoor om deze werelden bij elkaar te brengen. Wat de CDA-fractie betreft, start hij daarbij onvoldoende vanuit de basis, vanuit het fundament dat er moet komen voor flexibiliteit, creativiteit en innovatie, in de combinatie van arbeid en zorg.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
U begint over die sokken. Ik vond het een charmant, onhandig grapje, waar je niet zoveel mee kan, maar om je daar nu zo druk over te maken! Ik wil nog een ander appeltje met u schillen. U gebruikt grote woorden tegenover de minister, wat ik wel lollig vind als oppositiefractie. Ik heb in mijn eerste termijn aandacht gevraagd voor concrete, meetbare doelen. Verder heb ik mijn moties naar u opgestuurd, zonder daar een reactie op te hebben gekregen. Bent u bereid om aan de minister een aantal concrete doeleinden te vragen, ja zelfs te eisen?
MevrouwJonker(CDA)
In eerste termijn heb ik aangegeven dat ik op dit moment tevreden ben met de streefcijfers van de minister. Wij hebben namelijk te lang gekeken naar streefcijfers die wij toch niet haalden. Ik zou op zijn minst willen dat de minister jaarlijks en transparant aangeeft, hoe hij de streefcijfers die nu zijn opgenomen, wil halen.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Een aantal daarvan is geschrapt. Ik begin met de economische zelfstandigheid: 60% van de vrouwen in 2010. Minister De Geus vond de emancipatie voltooid, dus die verdiende ook een strenge toespraak. Maar hij had ten minste nog deze doelstelling geformuleerd. Daar moet je dan vervolgens pittig aan trekken. Maar minister Plasterk doet dat niet, dat vind ik niet goed, maar als u zulke zware woorden gebruikt, moet u dat wel concreet maken. Kom op!
MevrouwJonker(CDA)
Ik gebruik deze sterke woorden niet omdat er onvoldoende streefcijfers zijn vermeld. Mij gaat het om de geest, zoals die vorige week bleek uit de beantwoording van de vragen. Die antwoorden waren onvoldoende concreet. Deze minister gaat voor mij de geschiedenis in als hij haalt wat hij nu heeft geformuleerd.
Ik heb een vraag aan de minister gesteld over zijn betrokkenheid bij nieuw te ontwikkelen beleidsinstrumenten. De minister heeft daarop geantwoord dat hij betrokken is bij het uitstippelen van een gemeenschappelijke route en een actieve rol heeft in het ontwikkelen van emancipatiebeleid. Houdt dit ook in dat de minister proactief betrokken is bij het ontwikkelen van specifieke onderdelen van het emancipatiebeleid? Als ik spreek over de inkomensafhankelijke aanvullende combinatiekorting, of de flexibele dagindeling, mag ik er dan van uitgaan dat het ministerie van de minister proactief mee oploopt? Wil de minister hierop ingaan?
Wij hebben een vraag gesteld over brainstormsessie door de Taskforce deeltijd-plus. Wij zijn blij met de toezegging van de minister op dit punt. De taskforce is bedoeld, in te gaan op 1 januari 2008, en wij krijgen daarvan graag een bevestiging.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Ik heb in eerste termijn aandacht gevraagd voor de deeltijd-plus. Nogal veel mannen die fulltime werken, weten niet dat je kunt werken in deeltijd. Zou het niet goed zijn die mannen daarover voor te lichten?
MevrouwJonker(CDA)
Er zijn inderdaad mannen die het heel lastig vinden om dat aan te kaarten bij hun werkgever. Maar om om die reden alle mannen in Nederland een brief te schrijven, gaat ons te ver.
De minister heeft aangegeven dat hij mijn verzoek voor een loonwijzer doorverwijst naar Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Ik zou het jammer vinden als dat het enige zou zijn. Ik zou het heel plezierig vinden als de minister ook bereid is, te komen tot monitoring van een reactie van het ministerie.
Het antwoord van de minister op mijn vraag over de pensioenwijzer vind ik onvoldoende. Hij geeft aan dat het kabinet in de komende jaren het belang van meer werken door vrouwen onder de aandacht zal brengen, waarbij ook een link met de pensioenopbouw wordt gelegd. In de komende jaren? Wanneer is dat dan precies? Wat wil de minister gaan beschrijven? Ik vraag iets heel praktisch, wat volgens mij ook heel effectief kan zijn, mits het goed is opgezet. Kan de minister niet meer bieden dan hij heeft gedaan?
Over de garantie van seksediversiteit in benoemingsadviescommissies heeft de minister in eerste termijn aangegeven dat hij dit punt steunt. Daar ben ik heel erg blij om, maar wat gaat hij ermee doen? Om die reden de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwen momenteel duidelijk ondervertegenwoordigd zijn in hogere functies binnen de rijksoverheid;
overwegende dat een meer evenredige seksediverse samenstelling van selectie- en benoemingsadviescommissies kan leiden tot meer gendersensitiviteit en aandacht voor genderspecifiek gedrag;
overwegende dat een meer seksediverse samenstelling van selectie- en benoemingsadviescommissies de kansen van vrouwen kan doen toenemen;
verzoekt de regering, voor de Voorjaarsnota te komen met maatregelen die ertoe leiden dat de Algemene Bestuursdienst en de Centraal Loopbaan Beraden van de diverse ministeries seksediverse samenstelling van de selectie- en benoemingsadviescommissies in hun reglementen of procedures opnemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jonker, Hamer en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 77 (30420).
MevrouwJonker(CDA)
Ik heb verzocht om meer genderspecifieke expertise binnen de ABD en de afdelingen P&O en de MD-adviseurs. De minister verwijst naar een brief van 9 oktober 2007. Daar ben ik blij mee, maar ik vroeg mij af of dat echt is waarom wij verzocht hebben. Ik dien daarover de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat vrouwen momenteel duidelijk ondervertegenwoordigd zijn in hogere functies;
constaterende dat op beide eerdergenoemde onderwerpen concrete streefcijfers geformuleerd zijn die binnen deze kabinetsperiode bereikt dienen te worden;
constaterende dat al erg lang binnen de overheid dergelijke doelstellingen bestaan maar slechts marginaal verbeteringen zijn vast te stellen;
overwegende dat er vrouwen op grond van andere afwegingen loopbaankeuzes maken dan de huidig geldende mannelijke werkcultuur, dat er momenteel te weinig kennis aanwezig is binnen de overheid hoe haar organisatie zo te veranderen dat meer vrouwen zich aangesproken en gebonden voelen om in- en door te stromen en dat de overheid hierin een voorbeeldfunctie heeft waar te maken;
verzoekt de regering, voor de Voorjaarsnota te komen met maatregelen die ertoe leiden dat de Algemene Bestuursdienst, de afdelingen P&O waaronder de Management Developmentadviseurs van de diverse ministeries zich (verder) bekwamen in genderdiversiteit,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jonker, Hamer, Van Gent en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 78 (30420).
MevrouwJonker(CDA)
Ik had een vraag gesteld over het in het leven roepen van een emancipatie-index en de mogelijkheid deze te linken met vacaturesites.
De voorzitter:
Ik wijs u erop dat u bijna door uw tijd heen bent. Ik raad u aan om uw moties te gaan voorlezen.
MevrouwJonker(CDA)
Dan moet ik de positieve elementen in het antwoord van de minister overslaan.
De voorzitter:
Als u die niet noemt, gaat het sneller.
MevrouwJonker(CDA)
Dan ga ik over op de jaarlijkse monitoring. Ik heb de minister verzocht precies inzichtelijk te maken wat er gedaan is om de doelstellingen te behalen wat betreft de mogelijkheid voor vrouwen om door te stromen naar de top en op het verkrijgen van gelijk loon. Wat zijn de resultaten? Wat zijn faal- en succesfactoren? De minister heeft verwezen naar een reactie die wij kunnen verwachten van de minister van BZK. Wij zouden het jammer vinden als wij een reactie van BZK kregen die in onze ogen niet voldoet aan de transparante jaarlijkse monitoring. Wij hebben dan voor de voorjaarsnota geen mogelijkheid meer tot verdere uitwerking. Wij willen de reactie eerder krijgen. Achten wij die reactie dan niet voldoende, dan kunnen wij alsnog de minister verzoeken te doen wat wij graag wensen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het huidige Sociaal Jaarverslag op het onderwerp instroom en doorstroom van vrouwen naar en binnen de ABD slechts zeer summier is en dat hierin tevens geen melding gemaakt wordt van de stand van zaken en ontwikkelingen op het terrein van gelijke beloning van mannen en vrouwen;
constaterende dat op beide eerder genoemde onderwerpen concrete streefcijfers geformuleerd zijn die binnen deze kabinetsperiode bereikt dienen te zijn;
constaterende dat al erg lang binnen de overheid dergelijke doelstellingen bestaan, maar slechts marginaal verbeteringen zijn vast te stellen;
verzoekt de regering, voor de Voorjaarsnota te komen met een vernieuwde opzet voor de jaarlijkse monitoring van beide doelstellingen die exact inzichtelijk maken wat ondernomen is om deze doelstellingen te behalen, wat de resultaten zijn, wat de faal- en succesfactoren zijn en of de resultaten conform de streefcijfers verlopen en om, als de beoogde tussenresultaten niet zijn behaald, aan te geven wat gedaan gaat worden om deze negatieve ontwikkeling bij te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Jonker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 79 (30420).
MevrouwJonker
Nogmaals, hiermee loop ik vooruit op het antwoord van de minister.
De voorzitter:
Nu moet u echt gaan afronden.
MevrouwJonker(CDA)
Ik heb nog op twee punten, waarop de minister zegt door te zullen geleiden naar VWS, een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het aanbod van hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld momenteel zeer beperkt is;
constaterende dat de Fiom bewezen goede vormen van hulpverlening kent;
constaterende dat het ministerie van VWS de Fiom heeft gevraagd, haar expertise over te dragen aan reguliere instellingen als het algemeen maatschappelijk werk of de ggz, maar dat dit tot op heden niet of nauwelijks tot stand komt;
overwegende dat het achterblijven van deze overdracht grote consequenties heeft voor de kwaliteit van de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld;
verzoekt de regering, met de betrokken instellingen in gesprek te gaan om deze overdracht alsnog te realiseren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jonker, Van der Vlies, Van der Burg en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 80 (30420).
MevrouwJonker
De minister geleidt ook de zaak van de cliënten- en patiëntenorganisatie voor slachtoffers van huiselijk geweld door naar VWS. Wij vinden de inhoudelijke reactie onvoldoende. Vandaar deze motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld ernstig tekortschiet;
constaterende dat een cliënten- en patiëntenorganisatie een belangrijke rol vervult in zowel het verstrekken van informatie, het organiseren van lotgenotengroepen en het behartigen van de belangen van deze doelgroep;
constaterende dat doordat de huidige financieringswijze van een cliënten- en patiëntenorganisatie is gebaseerd op het aantal leden van de organisatie een vereniging voor slachtoffers van seksueel geweld op achterstand gezet wordt, omdat potentiële leden door schaamte liever in de anonimiteit blijven;
overwegende dat de huidige financieringsproblematiek van een cliënten- en patiëntenorganisatie opgelost kan worden door hen in de voorgenomen nieuwe financieringsopzet van het fonds PGO op te nemen als doelgroep;
verzoekt de regering, in de voorgenomen nieuwe financieringsopzet van het fonds PGO te garanderen dat een cliënten- en patiëntenorganisatie voor slachtoffers van seksueel geweld tot de doelgroep behoort,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Jonker, Van der Vlies en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 81 (30420).
MevrouwVan der Burg(VVD)
In het verleden is een brede motie aangenomen om niet naar VWS te verwijzen, omdat OCW veel gebruikmaakt van de kennis van cliënten- en patiëntenorganisaties, maar niet mee betaalt. Ik vraag daarvoor de aandacht van de minister.
De voorzitter:
Het is eigenlijk niet de bedoeling dat u op deze manier vragen aan de minister stelt. Dat moet u in uw eigen spreektijd doen. Dit is echter genoteerd.
MevrouwVan der Burg(VVD)
Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Er is een aantal punten blijven liggen.
Ik ben blij dat de minister toegeeft dat het beleid van het kabinet op het gebied van emancipatie tweeslachtig is. Ik heb met verbazing geluisterd naar de uitleg van de minister, bijvoorbeeld waarom moeders met kinderen jonger dan zes jaar moeten worden uitgezonderd van de sollicitatieplicht als zij een bijstandsuitkering ontvangen. Volgens de minister is dit nodig om een balans tussen participatie en armoedebestrijding te vinden. Hij zegt dat wij financiële prikkels kunnen aanleggen, maar dat die mensen niet in een positie van financiële armoede mogen brengen. Hoe kan de minister dat nu zeggen? Het is bekend dat juist het uitsluiten van deze groep van de sollicitatieplicht ertoe leidt dat zij in armoede terechtkomt. Wat voor een voorbeeld is dit eigenlijk uit emancipatoir oogpunt? Levert werken volgens de minister niet méér op dan een bijstandsuitkering? De minister suggereert hiermee dat iemand die niet aan de voorwaarden voldoet meteen zijn uitkering verliest. Dat is gewoon niet de realiteit. De zogenaamde tegenstelling tussen een scholingsplicht en een sollicitatieplicht bevreemdt mij zeer en mij niet alleen. Wethouders van PvdA-huize zeggen zelfs dat de scholingsplicht beter werkt met de sollicitatieplicht achter de hand. Wil de minister er verantwoordelijk voor zijn dat door zijn beleid moeders en hun kinderen duurzaam in armoede terechtkomen?
Er is nog een punt in verband met de twee gezichten van het kabinet waar ik geen antwoord op heb gehad: de koopzondagen. Hoe verhoudt het beperken van de koopzondagen zich volgens de minister tot de flexibilisering van de dagindeling? Wil de minister hier alsnog op ingaan?
Daarnaast is mij opgevallen dat de minister – collega's hebben het er ook al over gehad – steeds verwijst naar zijn collega's. "Dit is iets voor Justitie, dat hoort bij Sociale Zaken" enzovoorts. In zijn brief heeft hij de taakverdeling en de verantwoordelijkheden al aangegeven, maar als bij alle belangrijke zaken wordt verwezen naar zijn collega's, hebben overleggen als dit niet heel veel zin.
De Visitatiecommissie Emancipatie is jarenlang bezig geweest met het bestuderen van de emancipatiefactor van de verschillende ministeries. Van deze rapportages wordt een deel niet besproken. In het geval van Sociale Zaken worden alle conclusies verworpen. Wat vindt de minister eigenlijk van de visitatiecommissie? Hebben de rapportages zin of is het puur symboolpolitiek?
De afgelopen dagen is maar weer gebleken hoeveel platforms, netwerken, taskforces, informatiecentra en noem maar op zich bezighouden met emancipatie. Er is sprake van een echte emancipatie-industrie. Wij zien eigenlijk door de bomen het bos niet meer. Kan de minister inzichtelijk maken hoeveel projecten en organisaties op het gebied van emancipatie gesubsidieerd worden? Op zijn eigen terrein heeft hij dat al toegezegd. Hoeveel geld gaat hier per organisatie naar toe? Wat is het effect van alle inspanningen op de emancipatie van mannen en vrouwen?
Over de algemene heffingskorting heeft de minister in eerste termijn gezegd dat de hele nota vol staat met instrumenten, van de 700 mln. voor kinderopvang tot aan de heffingskorting. De nadruk van de nota ligt juist op het bereiken van een grotere maatschappelijke participatie, met name arbeidsparticipatie van vrouwen. Over het belang van die arbeidsparticipatie zijn wij het eens. Ik blijf van mening dat uitzonderingen die worden gemaakt bij de algemene heffingskorting deze arbeidsparticipatie niet ten goede komen. Ik dien dan ook de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering voornemens is, mensen die voor 1971 zijn geboren en/of kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot en met 5 jaar, te ontheffen van de maatregel om de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting geleidelijk af te bouwen;
overwegende dat het wenselijk is dat de arbeidsparticipatie van vrouwen omhoog gaat en dat het merendeel van de mensen die gebruikmaken van de algemene heffingskorting vrouw is;
overwegende dat de ontheffing de arbeidsparticipatie van deze vrouwen doet stagneren;
verzoekt de regering, het voornemen om mensen die voor 1971 zijn geboren en/of kinderen hebben in de leeftijd van 0 tot en met 5 jaar, te ontheffen van de maatregel om de overdraagbaarheid van de algemene heffingskorting geleidelijk af te bouwen te heroverwegen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg, Koşer Kaya en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 82 (30420).
MevrouwVan der Burg(VVD)
In de schriftelijke beantwoording over de gelijke beloning van mannen en vrouwen worden daar maar liefst zes regels aan gewijd. Er wordt verwezen naar BZK. De minister heeft het onderwerp in zijn nota opgenomen. Het is prima dat hij het verschil wil halveren, maar eigenlijk wordt een verkeerd signaal afgegeven. Het lijkt net alsof wij goed vinden dat er een verschil in beloning is tussen mannen en vrouwen. Daarom mijn motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er nog steeds een gecorrigeerd beloningsverschil van 4% tussen mannen en vrouwen bij de overheid bestaat;
overwegende dat het streven van het kabinet is om dit gecorrigeerde beloningsverschil te halveren;
van mening dat er geen beloningsverschil tussen mannen en vrouwen behoort te zijn;
verzoekt de regering, het streven om de beloningsverschillen te halveren, te vervangen door het streven om het beloningsverschil bij de overheid uit te bannen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg, Koşer Kaya, Van Gent en Hamer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 83 (30420).
MevrouwVan der(VVD)
Tot slot dien ik twee moties in op het gebied van seksuele voorlichting en seksuele vorming. Een eerste stap om de eerder besproken problemen aan te pakken, is het op school aandacht besteden aan seksuele vorming. Om te voorkomen dat scholen zelf mogen bepalen of ze dit noodzakelijk achten, waardoor in veel gevallen juist de kwetsbare groepen niet voorgelicht worden, dient seksuele voorlichting naar de mening van de VVD in de kerndoelen van het onderwijs te worden opgenomen. De minister had het over verkennen. Hij heeft een toezegging gedaan. Ik wil hem ondersteunen in zijn gesprekken met zijn collega's met twee moties, want de problemen zijn groot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat seksuele voorlichting in het basisonderwijs bijdraagt aan de seksuele vorming en de weerbaarheid van de leerlingen;
overwegende dat seksuele voorlichting tevens bijdraagt aan het voorkomen van ongewenste zwangerschappen en seksueel overdraagbare aandoeningen;
overwegende dat in het basisonderwijs seksuele voorlichting niet expliciet in de kerndoelen is opgenomen;
overwegende dat is gebleken dat bij twee derde van het basisonderwijs geen aandacht wordt besteed aan seksuele voorlichting;
verzoekt de regering, seksuele voorlichting expliciet in de kerndoelen van het basisonderwijs op te nemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 84 (30420).
MevrouwVan der Burg(VVD)
Voor het voortgezet onderwijs gaan wij nog een stapje verder. Daar moet aandacht worden besteed aan seksuele vorming en aan weerbaarheid.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat jongeren steeds vaker grensoverschrijdend seksueel gedrag vertonen;
van mening dat het noodzakelijk is, jongeren daar weerbaar voor te maken;
constaterende dat dit momenteel niet voldoende gebeurt;
verzoekt de regering, in het voortgezet onderwijs seksuele vorming en weerbaarheidslessen een vanzelfsprekend onderdeel te laten zijn van het reguliere aanbod en hier middelen voor beschikbaar te stellen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Burg en Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 85 (30420).
De voorzitter: Van Gent
MevrouwHamer(PvdA)
Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Hij heeft ons op twee punten een belangrijke toelichting gegeven: ten eerste over de balans van de verworvenheden van de jaren zestig in de seksualiteit en het belang van de aandacht voor seksueel geweld, waarover mevrouw Arib meer zal zeggen, en ten tweede over de balans die in de emancipatie gevonden moet worden bij de emancipatie van mannen en vrouwen. Ik dank hem in het bijzonder voor de toezegging die hij heeft gedaan inzake mijn plan voor de man, dat veel aandacht heeft gekregen. Hij zal binnen afzienbare tijd reageren en wil dit als aanvulling op de emancipatienota zien. Ik zal een motie van mevrouw Van Gent ondersteunen. Er waren nog negen punten over. De minister heeft het idee van de "uit je keurslijf komenprijs" overgenomen. Als wij het punt van mevrouw Van Gent, om alle mannen bewust te maken van de rechten op verlof, eraan weten toe te voegen, hebben wij er weer tien.
De voorzitter:
Nu het vaderverlof nog!
MevrouwHamer(PvdA)
U bent aan het voorzitten, mevrouw Van Gent. U mag niet door mijn betoog heen praten.
De voorzitter:
Ik heb een dubbelrol.
MevrouwHamer(PvdA)
Ik dank de minister voor een aantal toezeggingen die hij mij heeft gedaan. Dat bespaart mij veel moties. Hij zei een evaluatie van het subsidiebeleid, dat door de vorige minister is omgevormd van een beleid van het subsidiëren van instellingen naar het subsidiëren van projecten, toe. Ik heb de minister gevraagd om zolang die evaluatie er nog niet is geen onomkeerbare stappen te nemen bij verdere bezuinigingen op de subsidies die er zijn. Volgens mij heeft hij mij dat toegezegd.
Een volgende belangrijke toezegging die de minister mij heeft gedaan is het doen van een onderzoek naar de taakbelasting van vrouwen, vooral naar de optelsom van eisen die departementen aan vrouwen stellen. Hij zal ons bij voorkeur voor het voorjaar van 2008 de resultaten melden, zodat wij kunnen zien of niet juist de overheid ook te veel vraagt van vrouwen en hoe wij tot een betere verdeling kunnen komen.
Hoewel de minister positief heeft gereageerd, wil ik toch in een motie vastleggen hoe wij verder gaan met het emancipatiebeleid, want ik denk dat dit ook voor de Kamer van belang is. Ik heb gevraagd om een jaarlijkse voortgangsperiode en leg dat graag vast in een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat door de regering een duidelijk signaal is afgegeven op het gebied van emancipatie in de nota "Meer kansen voor vrouwen";
overwegende dat dit beleid nog verder dient te worden voorzien van concrete doelen en maatregelen;
verzoekt de regering, uiterlijk in het voorjaar van 2008 de Kamer nader te informeren op welke onderdelen en op welke wijze zij dit emancipatiebeleid gaat monitoren;
verzoekt de regering tevens, een jaarlijkse voortgangsrapportage over het emancipatiebeleid aan de Kamer te doen toekomen, voorafgaand aan de begrotingsbehandeling van OCW,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hamer, Van Gent, Van der Burg en Jonker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 86 (30420).
MevrouwHamer(PvdA)
Ik moet bekennen dat ik niet in staat ben geweest om alle leden om hun handtekening te vragen.
Ik zal de motie van mevrouw Van Gent over de economische zelfstandigheid ondersteunen. In eerste termijn heb ik daar al het nodige over gezegd.
De minister heeft mij een aparte brief naar aanleiding van de brief van het Netwerk VN-vrouwenverdrag toegezegd.
De voorzitter: Hamer
MevrouwArib(PvdA)
Voorzitter. Ook ik dank de minister voor zijn beantwoording. De vorige keer ging dat wat rommelig. Ik weet nu een beetje waar het aan ligt. Op het eind was niet helemaal duidelijk wat wel en niet concreet is toegezegd. Ik maak de minister op één punt een compliment. De vorige keer heb ik dat ook gedaan. Het is altijd leuk om een compliment te herhalen. Ik vind dat de minister een belangrijke maatschappelijke discussie, over de seksualisering van de samenleving, heeft aangekaart en aangedurfd. Alle lof daarvoor! Hij zal verder onderzoek daarnaar instellen en binnen een jaar met een gedragscode komen. Hij wil eerst verkennen hoe het opnemen in de leerstof van de seksualisering van de samenleving in het onderwijs ligt. Hij wil ook overleggen met staatssecretaris Van Bijsterveldt. Graag hoor ik binnen welke termijn hij dat wil doen, te meer omdat ik een van de moties van mevrouw Van der Burg sympathiek vind. Die ligt in de lijn van wat onze fractie tot nu toe heeft gevraagd.
Ik verschil met de minister van mening over allochtone vrouwen. Hij keek mij aan van "ik doe zo mijn best, ik heb een aantal dingen voorgesteld en waarom doet u zo moeilijk?" Misschien hebben wij verschillende visies op de emancipatie van allochtone vrouwen. Ik spreek vrouwen die, ook al zijn zij laag opgeleid of hebben zij zelfs helemaal geen scholing gehad, graag een betaalde baan willen. Ik was blij verrast om in de NRC te lezen dat hoogopgeleide vrouwen dezelfde opvatting hebben. Natuurlijk heeft een grote groep het moeilijk. Het is belangrijk dat die groep meedoet. Voor die groep is betaalde arbeid even belangrijk als voor anderen. Investeren in een klein percentage is ook heel belangrijk, zodat zij fungeren als rolmodel voor de vrouwen die nog niet zo ver zijn. Ik nodig de minister uit om met hoog opgeleide allochtone vrouwen in gesprek te gaan. Wellicht hebben zij nieuwe ideeën. Ik dien de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat niet-westerse allochtone vrouwen, waaronder Turkse en Marokkaanse, minder betaald werk verrichten ten opzichte van autochtone vrouwen;
overwegende dat in de emancipatienota wel melding wordt gemaakt van het feit dat vele allochtone vrouwen geen uitzicht hebben op een betaalde baan, maar een gedifferentieerde aanpak met meetbare resultaten jegens hen ontbreekt;
verzoekt de regering, voor 1 maart 2008 met een uitgewerkt plan van aanpak te komen, waarin concrete en meetbare doelen en resultaten worden voorgesteld, gedifferentieerd naar de diverse allochtone groepen, om deelname aan de arbeidsmarkt te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 87 (30420).
MevrouwArib(PvdA)
Een vraag die is blijven liggen is die om aandacht voor meisjes die nu op school zitten en de minister in zijn nota noemt, en die met allerlei problemen worden geconfronteerd. Zij maken geen gebruik van allerlei hulpverleningsinstanties, maar hebben op school wel de nodige ondersteuning. Zij doen hun best om de school af te maken, maar staan onder druk van de omgeving of krijgen niet de juiste steun van huis uit. Ik denk aan extra begeleiding voor die meisjes, zodat zij niet vroegtijdig afhaken of gaan trouwen, maar de hele school afmaken. Ik denk ook aan mentorschap.
Ik zou ook graag zien dat er een onderzoek werd gedaan naar de positie van allochtone vrouwen in vergelijking met de positie van allochtone vrouwen in andere landen, omdat mijn indruk is dat wij het in Nederland niet zo goed doen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er geen beeld bestaat over de positie van allochtone vrouwen ten opzichte van de positie van allochtone vrouwen in andere Europese landen;
constaterende dat er wel een vergelijkend Europees onderzoek bestaat inzake arbeidsparticipatie onder de autochtone vrouwen;
van mening dat een dergelijk vergelijkend onderzoek een concrete aanpak doet stimuleren;
van mening dat een dergelijk onderzoek naar de positie van allochtone vrouwen en in het bijzonder naar de arbeidspositie van deze vrouwen kan bijdragen aan het blootleggen van knelpunten daaromtrent;
verzoekt de regering om zo spoedig mogelijk een vergelijkend onderzoek inzake de positie van allochtone vrouwen te bevorderen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Arib. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 88 (30420).
Mevrouw Ortega-Martijn is verhinderd. De heer Anker neemt haar bijdrage over.
De heerAnker(ChristenUnie)
Voorzitter. Bij ons mogen mannen af en toe ook het woord hierover voeren. Ik maak daar graag gebruik van.
De voorzitter:
U bent gelet op de voorgaande discussie van harte welkom.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik heb die discussie niet meegemaakt, maar ik ben blij met de hartelijke ontvangst.
Ik dank de minister voor zijn antwoord in eerste termijn. Wij hadden een vraag gesteld over informele kinderopvang. De minister verwees naar zijn staatssecretaris. Toch dienen wij hierover een motie in. In de emancipatienota stelt de minister dat de ouders zelf moeten kunnen kiezen hoe zij de zorg voor hun kinderen vorm willen gegeven. Vervolgens wordt ingegaan op het verbeteren van de formele kinderopvang, iets wat absoluut waarde heeft. Het is hartstikke goed om het zo te doen. In het coalitieakkoord wordt echter om de participatie te bevorderen ook gesteld dat tweeverdieners die gebruikmaken van informele kinderopvang een betere toegang moeten krijgen tot financiële ondersteuning. Dat komt in de emancipatienota niet terug. Wij vinden wel dat het er in hoort. Daarom dienen wij de volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat het kabinet inzet op een verhoging van de arbeidsparticipatie tot 80% in 2016;
overwegende dat het kabinet stelt dat dit niet ten koste mag gaan van de kwaliteit van de zorg voor kinderen;
overwegende dat daarbij sterk wordt ingezet op het verbeteren van de toegankelijkheid van formele kinderopvang;
constaterende dat veel gezinnen gebruikmaken van een vorm van informele kinderopvang;
constaterende dat de regering het voornemen heeft, tweeverdieners die gebruikmaken van informele kinderopvang een betere toegang tot financiële ondersteuning te verschaffen;
verzoekt de regering, de Kamer voor de Voorjaarsnota te informeren over de concrete uitwerking van dit voornemen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Anker en Jonker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 89 (30420).
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Ik sta niet bij voorbaat afwijzend tegenover de motie, maar zou de heer Anker bij het onderzoek willen betrekken dat de ouders een reële keus moeten hebben tussen formele en informele kinderopvang? Die is er op dit moment vaak niet, omdat de formele opvang nog volstrekt onvoldoende is. Noodgedwongen maken ouders dan de keuze voor de informele kinderopvang. De formele kinderopvang is nog niet op orde. Er zijn lange wachttijden enzovoorts. De ouders hebben daardoor geen reële keuze.
De heerAnker(ChristenUnie)
Wij vragen niet om een onderzoek van dit soort dingen, maar om in het kader van de emancipatienota werk te maken van het voornemen uit het coalitieakkoord om ook aandacht te besteden aan informele kinderopvang. Wij vragen niet om een uitgebreid onderzoek. Als er een verband is tussen het achterlopen van formele opvang bij informele opvang, waardoor de informele opvang populairder is, kan ik mij heel goed voorstellen dat daar iets voor wordt gedaan. Ik zit er niet zo diep in, maar de informele kinderopvang heeft volgens ons op zichzelf ook kwaliteit. Wij willen dat die in de nota net zo veel aandacht krijgt als de formele kinderopvang.
De voorzitter:
Ik neem aan dat de heer Anker zich ervan bewust is dat in het coalitieakkoord ook de maatregel daarvoor is opgenomen en dat wij net de behandeling van de kinderkorting hebben afgerond, dus volgens mij bent u al op uw wenken bediend.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik ben er niet van op de hoogte. Ik kom echt net uit de discussies over het Europees asielbeleid in Italië, dus mijn kennis is even beperkt.
Dit soort zaken moet gewoon opgenomen zijn in een beleidsstuk zoals dit. Daar gaat deze motie ook over. Wij willen dat er niet alleen wordt gefocust op formele opvang. De informele opvang is heel belangrijk en voor veel mensen ook een prima oplossing. Daarom willen wij dat die ook een plekje krijgt in deze notitie.
De voorzitter:
Ik heb goed begrepen dat u in uw motie ook vraagt om verdergaande maatregelen. Alleen zeg ik dat u die al heeft gekregen, want de behandeling van de kinderkorting is in de Eerste Kamer net afgerond. Die was in het coalitieakkoord juist omschreven als invulling van deze maatregel. Ik snap dat het voor u wat ingewikkeld is, maar neemt u dat vooral mee.
De heerAnker(ChristenUnie)
Ik zal de opmerking meenemen en kortsluiten met mevrouw Ortega-Martijn. Dan zullen wij zien wat wij er verder mee doen.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Voorzitter. Ik vond de eerste bespreking vorige week interessant; laat ik het zo zeggen. Je krijgt een bombardement aan vragen als minister. Ik begrijp dat ook wel. Dan denk je: wat is dat allemaal, ik wil gewoon mijn best doen en ik wil een aantal dingen van de grond krijgen, maar dan krijgen wij al dit gedoe. Maar goed, ik was de vorige periode ook een beetje teleurgesteld. Toen zat daar een minister die zei: de emancipatie is voltooid. Maar die minister had wel concrete doelstellingen. Nu is er een minister die zegt: ik ga als een helleveeg te keer. Maar u schrapt de concrete doelstellingen. Dat is toch op zijn minst verwarrend. Ik neem u die vieze sokken helemaal niet kwalijk. Ik vind het wel grappig, maar er zijn natuurlijk nog wel een paar dingen die wij preciezer met elkaar moeten regelen.
U weet namelijk net zo goed als ik dat er nog het nodige te doen is, als het gaat om ongelijke beloning, vrouwen in topposities, seksueel geweld, arbeid en zorg, het bestuur, wie zit er aan het roer, hoe is de macht verdeeld in Nederland en ook internationaal. Wij willen gewoon de vinger aan de pols houden. Soms is het ook nodig om de zere plekken aan te wijzen. De PvdA kwam vorige keer met het Plan van de Man. Ik riep toen nog "voor de man". Wat is deze man – dat bent u, minister – nu concreet van plan? Dat is mij nog niet helemaal helder, zeker op de thema's die ik net heb genoemd. Het blijft mij allemaal nog net iets te vaag, nog net een tikkeltje te vrijblijvend en nog net iets te veel verwijzen naar andere ministeries. U zegt: dan moet je bij Donner zijn. Ik zal mevrouw Jonker aanraden om bij haar partijgenoot nog eens te gaan praten over de ingewikkelde dingen die hij allemaal voorstelt, want dat moet dan toch te regelen zijn.
Ik had van minister Plasterk voortvarendheid en een verfrissende inbreng verwacht. Die verwachting heb ik nog niet opgegeven, maar toch. Ik had verwacht dat hij verantwoordelijkheid neemt en dat, als de andere ministeries te sloom zijn of als er op terreinen van de samenleving te weinig gebeurt, hij bereid is de knuppel in het hoenderhok te gooien. Daar hoeft u helemaal niet benauwd voor te zijn. Ik zal u steunen, ook als ik het er niet mee eens ben, want ik houd wel van een beetje reuring.
Ik wil ook nog iets zeggen over de seksualisering. De minister was opgelucht dat GroenLinks niet meer zo pittig daarover deed, maar ik heb in eerste termijn wel iets gezegd. U gaat nu onderzoek doen hoe erg het eigenlijk is. Wij vinden het van essentieel belang dat u met de jongeren zelf gaat praten, dat u die doelgroep ingaat. Wij kunnen wel als een stelletje oude tut hola's daar van alles en nog wat over vinden, maar dat vind ik echt van essentieel belang. Vroeger ging het ook al zo. Toen wij zelf jong waren, zeiden mensen ook van alles en nog wat, dat wij allemaal waren doorgeslagen. Maar je moet het wel in de juiste proporties blijven zien, want op al die fatsoensrakkerij zit GroenLinks niet te wachten. Maar daar zie ik deze minister ook niet voor aan.
Ik heb nog een opmerking over de 50.000 allochtone vrouwen die vrijwilligerswerk moeten doen. De fractie van GroenLinks ziet dat als een soort carrièrestap. Het is een eerste stap. Die mag wat mij betreft niet te lang duren en niet heel traditioneel worden ingevuld. Dat zien wij ook bij autochtone vrouwen die nog in een soort traditioneel kostwinnerspatroon zitten. Zij doen heel veel vrijwilligerswerk. Het levert ze geen cent op, geen economische zelfstandigheid. En als het mis gaat met de relatie, verzanden zij in de armoede. Dat wil ik natuurlijk niet. Ik zie het als een carrièrestap. Zo'n plan zou ik van de minister ook willen zien.
De fractie van GroenLinks wil vrouwen en mannen sterk maken. Wij willen de samenleving sterk maken als het gaat om emancipatie. Het gaat dan niet alleen om meer kansen voor vrouwen, maar er zit veel meer aan vast. Het gaat om onafhankelijkheid in meerdere opzichten: dat je onafhankelijkheid kunt denken en handelen, dat je economisch zelfstandig bent. Dat zijn voor ons essentiële dingen. Daarom wil ik slechts vier korte moties indienen.
Mijn eerste motie gaat over de naamgeving van de nota. Dat kun je flauw en kinderachtig vinden, maar het gaat wel om iets, want ik vind die naamgeving zeer ongelukkig gekozen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat emancipatiebeleid niet hetzelfde is als beleid voor vrouwen;
overwegende dat emancipatie juist gaat over de cultuur en structuur van de samenleving;
van mening dat mannen meer in beeld moeten komen in het emancipatiebeleid;
verzoekt de regering, de titel van de kabinetsnota voor het emancipatiebeleid 2008-2011 te veranderen van "Meer kansen voor vrouwen" in "Meer kansen voor emancipatie",
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Van Gent. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 90 (30420).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat economische zelfstandigheid van vrouwen aan de basis ligt van zelfbeschikking en hen beschermt tegen armoede, huiselijk geweld en onderdrukking in het algemeen;
van mening dat het bevorderen van economische zelfstandigheid daarom een expliciet doel van de overheid dient te blijven;
van mening dat de regering zich er niet bij neer mag leggen dat de doelstelling van 60% economisch zelfstandige vrouwen in 2010 niet wordt gehaald;
draagt de regering op, de zin op pagina 14 van de kabinetsnota over het emancipatiebeleid 2008-2011 "De doelstelling van het vorige kabinet dat 60% van de vrouwen in 2010 economisch zelfstandig is, kan onmogelijk meer worden gehaald." te vervangen door "De doelstelling van het vorige kabinet dat 60% van de vrouwen in 2010 economisch zelfstandig is, blijft gehandhaafd.",
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent, Hamer, Van der Burg en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 91 (30420).
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er met de nieuwe emancipatienota concrete streefcijfers op "harde" emancipatiethema's worden geschrapt;
van mening dat dit ongewenst is;
draagt de regering op, de volgende streefcijfers op te nemen in de kabinetsnota voor het emancipatiebeleid 2008-2011:
- Economische zelfstandigheid van vrouwen: 60% in 2010;
- Aandeel vrouwen in de Tweede Kamer: 50% in 2011;
- Aandeel vrouwen in de Eerste Kamer: 50% in 2011;
- Aandeel vrouwen in de gemeenteraden: 45% in 2011;
- Aandeel vrouwen in totaal aantal burgemeesters: 40% in 2010;
- Aandeel vrouwen in totaal aantal commissarissen van de Koningin: 30% in 2010;
- Aandeel vrouwen in de top van Zorg en Welzijn: 45% in 2010;
- Aandeel vrouwen in de top van de sociaaleconomische non-profitsector: 35% in 2010,
en gaat over tot de orde van de dag.
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Koşer Kaya. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 92 (30420).
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
De motie komt u waarschijnlijk bekend voor. Die heb ik ook uit een vorige nota gehaald waar nog flink aan getrokken moet worden.
Tot slot wil ik de minister vragen om een brief te sturen van man tot man. Ook een slimme man maakt er werk van, dus minister, hier ligt echt iets voor u: de mannenbrief.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er voor mannen en vrouwen en kinderen veel te winnen is als arbeid en zorg eerlijker worden gedeeld;
constaterende dat veel mannen wel in deeltijd willen werken, maar aanlopen tegen een onvriendelijke bedrijfscultuur en onbekend zijn met hun rechten op deeltijdwerk;
verzoekt de regering, alle werkende mannen in Nederland een brief te sturen met daarin een heldere beschrijving van hun recht op verlof en deeltijdwerk,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Gent en Hamer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.
Zij krijgt nr. 93 (30420).
De vergadering wordt 20.50 uur tot 21.20 uur geschorst.
De voorzitter:
De ambitie was om 21.30 uur klaar te zijn. Ik vrees dat wij dat niet helemaal zullen halen, gezien de vertraging die wij hebben opgelopen. Ik stel voor dat wij uiterlijk 22.00 uur klaar zijn. Dat halen wij alleen, als aan mijn linkerkant de interrupties zeer beperkt blijven. Ik doe daarvoor een beroep op u.
MinisterPlasterk
Voorzitter. Ik wil de leden danken voor het commentaar en de opmerkingen die in tweede termijn zijn ingebracht. Ik benadruk dat voor de regering emancipatiebeleid een hoge prioriteit heeft. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat ten opzichte van een eerdere periode het budget voor emancipatie bijna verdubbeld is. Het was 12 mln. structureel en er is nu 10 mln. structureel bij gekomen. Daar zit inderdaad, uit het hoofd, die 2 mln. homo-emancipatie bij. Het budget is dus niet helemaal verdubbeld, maar bijna verdubbeld. Er is geen ander beleidsterrein behalve homo-emancipatie waar zo'n spectaculaire toename van het budget plaatsvindt; misschien nog kinderopvang, maar dat beleidsterrein is ook direct aanpalend aan het onderwerp vrouwenemancipatie. Vandaar dat ik heb geprobeerd, daartoe ondersteund door de Directie Emancipatiezaken, om zo snel mogelijk een nota emancipatie uit te brengen, zodat u weet wat de plannen voor de komende periode zijn. Er staan zeer veel doelstellingen in, ook zeer veel kwantitatieve doelstellingen. Ik kom zo toe aan een aantal punten waarover leden van uw commissie hebben gevraagd of er niet nog een kwantitatieve doelstelling bij zou kunnen. Daarover kun je een gesprek hebben, maar ik wil toch de indruk weerspreken dat er geen concrete doelstellingen in staan. Wat het generieke oordeel betreft dat het in de geest misschien niet ambitieus genoeg is: dat moge zo wezen. Ik heb van de geest niet zo heel veel verstand, maar van de materie heb ik wel het gevoel dat wij proberen concrete doelstellingen in de nota op te nemen.
Een belangrijk algemeen punt dat in veel van uw bijdragen terugkomt, is de vraag over en soms ook kritiek op wat kennelijk wordt ervaren als het wegschuiven van verantwoordelijkheden. Daar moet ik heel duidelijk op ingaan, want anders lopen er dingen van de rails en gaan wij van elkaar verkeerde verwachtingen koesteren. Dan blijft dat schuren. Ik ben coördinerend minister. Dat betekent dat ik op een aantal terreinen volledig verantwoordelijk ben, op een aantal terreinen samen met een collega verantwoordelijk ben en op een aantal andere terreinen niet de eerstverantwoordelijke ben naar de Kamer toe. Ik kan wel aan mijn collega's vragen om hun ambities en hun inzet op het gebied van emancipatie op papier te zetten en aan u toe te sturen. Dat hebben zij ook allemaal gedaan. Dat zijn terreinen waarop zij politiek verantwoordelijk zijn. Dan nog kan het nuttig zijn om dat op te nemen in een emancipatienota, omdat het een totaalbeeld geeft van wat de regering doet op het gebied van emancipatie.
Je kunt de categorieën verantwoordelijkheden eigenlijk in drieën scheiden. De eerste categorie betreft het terrein waarop ik zelf volledig verantwoordelijk en door de Kamer aanspreekbaar ben. Dat is mijn eigen portefeuille. Ik heb er een paar uitgeschreven, bijvoorbeeld het gesprek met de media over seksualisering omdat ik over de mediaportefeuille ga; meer vrouwelijke hoogleraren; aanpak voor meer vrouwen en meisjes in bèta en techniek; deskundigheidsbevordering van leraren, waarvoor overigens de staatssecretarissen al verantwoordelijk zijn, dus in die zin valt het al meer in de tweede categorie et cetera.
De tweede categorie zijn terreinen waarop ik een extra impuls geef aan datgene wat de collega's doen en waarop met hen samenwerk of bijvoorbeeld zelfs het initiatief neem, maar waarvoor andere collega's medeverantwoordelijk zijn; zij eerst of ik eerst is dan vers twee. Het gaat bijvoorbeeld om de participatie van allochtone vrouwen, wat wij samen met Sociale Zaken en de collega van WWI doen; het verkennen van risico's op het thema seksualiseren, wat wij samen doen met VWS en Jeugd en Gezin; de Taskforce Deeltijd Plus, waarbij het voortrekkerschap ligt bij de staatssecretaris van Sociale Zaken, maar waarin ik participeer; het ontwikkelen van het charter voor meer vrouwen aan de top, samen met collega Heemskerk van Economische Zaken; het tijdbeleid, waarbij wij samen met de gemeenten proberen om de arbeidsdag te verlengen waardoor mensen makkelijk werk en zorg kunnen combineren, wat een gedeelde verantwoordelijkheid is met Binnenlandse Zaken. Dat zijn thema's waarbij ik grotendeels meefinancier en waar de emancipatiepot mee wordt ingezet om te matchen wat ook op andere beleidsterreinen gebeurt.
Op deze eerste twee gebieden ben ik dus geheel of gedeeltelijk door u aanspreekbaar en zal ik u ook jaarlijks rapporteren over de voortgang. Het woord "proactief" dat mevrouw Jonker gebruikte, spreekt mij aan. U vroeg mij of ik bereid ben proactief op te treden. Dat is op beide terreinen zeker het geval.
Op het derde terrein is dat ook wel zo, maar heb ik duidelijk een andere rol. Dan gaat het bijvoorbeeld om seksueel geweld, genitale verminking, wat valt onder VWS samen met Justitie. Dat geldt ook voor de verantwoordelijkheid voor de Algemene Bestuursdienst, het diversiteitsbeleid voor de topfuncties bij het Rijk, wat valt onder mijn collega van Binnenlandse Zaken. Dat is een mooi voorbeeld, want bij diversiteitsbeleid voor hoge functies gaat het niet alleen om meer vrouwen in hoge functies, maar ook om meer mensen uit diverse minderheden in die hogere functies. Daar ben ik al helemaal niet verantwoordelijk voor, want de verantwoordelijkheid voor het minderhedenaspect ligt weer bij andere collega's. Maar als zij daarop aangesproken worden, zullen ook zij zeggen: nee, de aanspreekbare minister voor de Algemene Bestuursdienst is de collega van Binnenlandse Zaken. Dat heeft wel consequenties voor het debat. Wij kunnen hier over die onderwerpen praten om het complete plaatje te hebben. Ik zou het ook een verarming van het debat vinden, als ik zou zeggen dat ik er in de emancipatienota geen opmerkingen aan kan wijden of dat u dat niet kunt betrekken bij uw beschouwingen over vrouwenemancipatie. Maar er komt een aantal moties die niet mijn verantwoordelijkheid zijn in parlementaire zin. "Niet mijn verantwoordelijkheid" klinkt voor de mensen die zitten te kijken als"daar ga ik niet over". Het betekent dat de verantwoordelijke portefeuillehouders degenen zijn die u naar de Kamer moet roepen, als u wilt weten hoe iets zit of als u wilt bespreken of een bepaalde motie kan worden uitgevoerd.
De voorzitter:
Ik herinner eraan dat wij deze discussie voor een deel ook al in eerste termijn hebben gevoerd. Het is een belangrijk punt, dus ik geef u allen gelegenheid tot het stellen van een vraag. Ik zal ze inventariseren, zodat de minister in een keer kan antwoorden.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Als coördinerend minister kunt u wel degelijk – dat was in de vorige emancipatienota ook het geval – de verantwoordelijkheid nemen als wij hier dingen aannemen of dingen willen, ook naar uw collega's toe. Het kabinet spreekt met een mond, ook als het over emancipatiebeleid gaat.
MevrouwKarabulut(SP)
Daar sluit ik mij bij aan. Als wij de redenering van de minister zouden moeten volgen, ook met de moties, had in de nota moeten staan: dit is een pijler, onderwijs, seksualisering, daar ga ik over en de rest behandelen wij met de overige ministers. Nee, wij zitten hier bij elkaar om het integrale emancipatiebeleid voor de komende jaren te bespreken. De moties zijn niet alleen voor de minister, maar voor het gehele kabinet. Datzelfde geldt eigenlijk voor de rapportage. Die kan wel degelijk integraal zijn – in de vorige periode was dat versnipperd – zonder de verantwoordelijkheid van de andere ministers weg te nemen. Dat geeft de Kamer een duidelijk instrument om te sturen en te kijken naar de effecten.
MevrouwJonker(CDA)
Ik heb heel secuur geprobeerd, ook in mijn vragen, om aan te haken op onderwerpen die nadrukkelijk zijn opgenomen in de emancipatienota. Het betreft inderdaad seksueel geweld en wat BZK betreft vrouwen aan de top. Om die reden heb ik gemeend die vragen aan u te kunnen voorleggen. Dan vind ik het toch heel lastig dat u zegt: ik zie niet meer mogelijkheden dan dat strikt door te verwijzen. Is de minister bereid dat niet alleen door te geleiden naar het verantwoordelijke departement, maar ook toe te zien op een tijdige beantwoording door dat departement van deze vragen? Als dat andere departement in gebreke blijft, is hij dan bereid om daarin samen met zijn collega-bewindspersoon op te trekken om ervoor te zorgen dat wij toch antwoord krijgen? Het zijn vragen die ik aan u voorleg. Ik zie geen andere gelegenheid, want dan hadden wij alle ministers moeten uitnodigen tijdens de behandeling van de emancipatienota. Daar hebben wij bewust niet voor gekozen vanwege uw rol als coördinerend bewindspersoon.
MinisterPlasterk
Het is een woord dat ik niet graag gebruik, maar het is niet anders: gender mainstreaming. Het betekent dat het emancipatiebeleid totaal vervlochten is met allerlei aspecten van beleid. Als je een oorlogsschip bouwt, denk je na: waar kunnen de vrouwen hun kajuiten hebben? Maar ik ga niet over die oorlogsschepen. Als ik al die onderwerpen waarvoor ik niet politiek verantwoordelijk ben had weggelaten uit de nota, had u terecht gezegd: dat is ook een karig verhaal, want op allerlei onderwerpen die van belang zijn voor emancipatie zitten er gaten in. Ik heb ze opgenomen, bijvoorbeeld de doelstelling vrouwen in hogere functies bij het Rijk, maar ik heb er heel nadrukkelijk bij gezegd hoe de verantwoordelijkheden liggen. Daar kan ik nu niets aan veranderen. Ook al zou ik het u willen toezeggen, ik kan dat niet. Dat heeft dus niets te maken met mijn ambitie voor emancipatie, maar met de rol van coördinerend minister. Vandaar dat de bijlagen, de hoofdstukken van de verschillende departementen, zijn ondertekend door de verantwoordelijke ministers. Zij zijn daarop aanspreekbaar. Ik snap wel dat mevrouw Jonker het wil vragen omdat het in de nota staat. Ik geef ook wel antwoord, maar dit is het antwoord. Mevrouw Van Gent zegt dat het kabinet met een mond spreekt. Jawel, maar dat is op sommige onderwerpen niet mijn mond, maar de mond van de verantwoordelijk minister. Het is niet anders. Anders zou ik mij vanuit emancipatie zo'n beetje met het hele regeringsbeleid kunnen bezighouden. Ik deed niets liever, maar het kabinet staat mij dat niet toe. Ik vond het fijn dat u de gelegenheid had om er uitgebreid op in te gaan. Ik snap de onvrede ook wel. Wij zitten hier en wij willen praten over het vervolgen van genitale verminking, maar dan zeg ik: vraag maar aan collega Hirsch Ballin. Het is net alsof je zegt: vraag maar aan een ander. Dat is niet mijn intentie, maar zo ligt het feitelijk wel.
Daarmee ben ik door mijn algemene punten heen en kom ik toe aan het bespreken van de moties. Er zijn ook nog wat vragen tussendoor, dus ik zal proberen daaraan evenzeer aandacht te geven.
Ik begin met de moties van mevrouw Koşer Kaya. Haar motie op stuk nr. 68 heeft betrekking op de 70% van het bruto minimumloon. Dat is de bijstandsnorm. Die staat hier niet ter discussie, dus daar kan ik heel weinig aan doen. Ik ontraad aanneming van deze motie.
De motie op stuk nr. 69 verzoekt om overleg met MKB-Nederland en VNO-NCW om de arbeidsdag flexibel te maken. Deze motie is in lijn met het lopende beleid. Dit zal meegenomen worden in de taakopdracht van de Taskforce Deeltijd Plus. Ik laat het oordeel over de motie aan uw Kamer.
De motie op stuk nr. 70 constateert dat veel pensioenregelingen ongunstig uitpakken. Ik ontraad aanneming van deze motie met de argumentatie die mevrouw Van Gent al bij interruptie heeft gegeven. In principe moet ik daarvoor natuurlijk doorverwijzen naar de collega van Sociale Zaken, want hij is verantwoordelijk voor de pensioenregelingen. Maar ik kan u op dit punt met zekerheid voorspellen wat hij daarover zal zeggen, namelijk dat hij aanneming van de motie zal ontraden om de redenen die zojuist zijn genoemd. Er zijn inderdaad ongelijke pensioenresultaten, maar die komen doordat vrouwen minder uren werken of een andere arbeidscarrière hebben dan mannen. Je lost het niet op door de voorwaarden bij de pensioenfondsen te veranderen. Je moet zorgen dat de arbeidsparticipatie van vrouwen toeneemt. Dat is ook een belangrijke doelstelling in het regeringsbeleid.
Ik kom bij de motie van mevrouw Koşer Kaya op stuk nr. 71 over een kwantitatief onderzoek naar de mate van seksualisering. Ik heb haar zo begrepen dat er moet worden gekeken of het eigenlijk wel zo erg is: kijk nou eens echt naar de aantallen. Ik ontraad aanneming van deze motie. Ik heb het zelf op de agenda gezet. Ik wil er goed naar kijken en er een gedegen onderzoek naar doen. Ik informeer u voor de zomer van volgend jaar over de resultaten daarvan. Dan is het aan ons samen – ik zal in eerste instantie voorstellen doen en u moet uw licht daarover laten schijnen – op welke punten actie aan de orde is.
Dan loop ik vooruit op een vraag die ook is gesteld door mevrouw Van Gent of ik ook naar jongeren luister. Het onderzoek van de Rutgersstichting – het heet tegenwoordig anders, maar lang geleden, in de tijd dat ik erheen ging, heette het de Rutgersstichting – richt zich op die jongeren. Een van de getallen die in de nota worden genoemd, heeft betrekking op het signaal dat een van de zes meisjes aangeeft voor de volwassen leeftijd op onvrijwillige wijze bij seksuele handelingen betrokken te zijn. Het komt voor een deel ook al voort uit contacten met jongeren. Ik heb het niet helemaal achter mijn bureau zitten verzinnen.
Dan kom ik bij de motie van mevrouw Karabulut op stuk nr. 72 om bij het ouderschapsverlof de mogelijkheden te verruimen. In de loop van het jaar komt het kabinet met een wetsvoorstel voor de verlenging van het ouderschapsverlof. Dat zal inderdaad met de collega van Sociale Zaken worden besproken. Het lijkt mij een mooie gelegenheid om op de financiële systematiek in te gaan en ook deze motie aan de orde te stellen. Aan de hand hiervan wil ik benadrukken dat er op zo'n punt in mijn positie maar twee smaken zijn. Mijn suggestie is dat u de motie aanhoudt. Als u echter persisteert en vraagt wat ik er nu van vind, dan laat u mij geen andere mogelijkheid dan aanneming ervan te ontraden.
MevrouwKarabulut(SP)
Ik ben bereid de motie aan te houden, als ik nu met u kan afspreken dat u deze wens onder de aandacht brengt van de minister van Sociale Zaken met daarbij ook de opties zoals door de FNV aangereikt en als u inderdaad het belang onderschrijft van het verruimen van dit soort verlofmogelijkheden. Dat is in de kern voor uw emancipatienota ook van belang.
MinisterPlasterk
Dat zeg ik nadrukkelijk toe. Ik heb vorige keer ook gezegd dat ik het een interessante optie vind. Ik zeg er wel bij dat er voetangels en klemmen aan vast kunnen zitten. Ik ben er op voorhand ook niet van overtuigd dat het budgettair neutraal is, maar dat lijkt mij echt iets om met de collega van Sociale Zaken door te akkeren.
MevrouwKarabulut(SP)
Kunt u misschien preciseren wanneer dat voorstel komt?
De voorzitter:
Nee, dit gaan wij niet doen. U krijgt per motie gelegenheid tot een interruptie. Het is niet de bedoeling dat u deze vrijkaart bij elke motie opneemt.
MinisterPlasterk
Dan mag ik er ook geen antwoord op geven! Ik had het al gezegd: in de loop van volgend jaar. Ik heb er contact over gehad met de collega. Het wordt in ieder geval in de loop van volgend jaar.
De minister van SZW is verantwoordelijk voor het aanpakken van de loonkloof tussen mannen en vrouwen in de marktsectoren. Hij heeft naar aanleiding van de recente voortgangsbrief over de gelijke beloning aan de partners gevraagd welke actie zij de komende periode zullen ondernemen. De adviezen daarover van de Raad voor het Overheidspersoneelsbeleid en de Stichting van de Arbeid zijn kort geleden ontvangen. De minister werkt op dit moment aan een reactie daarop. Ik verzoek de indiener dan ook om de motie aan te houden totdat de minister die reactie heeft gegeven. Anders ontraad ik de Kamer om voor die motie te stemmen. Dat geldt ook voor de motie over de rol van de Arbeidsinspectie daarin. Voor de actieve handhaving door de Arbeidsinspectie is het nodig dat eenduidig en eenvoudig kan worden getoetst of bepaald gedrag al dan niet in strijd is met de wet. Discriminatie is lastig aan te tonen. Dat heb ik in eerste termijn al gezegd. Dat geldt in het bijzonder voor indirecte discriminatie. De minister van SZW beziet op dit moment of het mogelijk is om de aanbeveling van de werkgroep ongelijke beloning en het tegengaan van discriminatie in de Arbeidsomstandighedenwet op te nemen. In dat kader besteedt hij ook aandacht aan de rol van de Arbeidsinspectie. Ik zeg nogmaals dat ik de Kamer op dit moment ontraad om die motie aan te nemen.
MevrouwKarabulut(SP)
Ik meen dat de moties voor de minister juist een steun in de rug zijn, ook in het kader van het dossier over ongelijke beloning. Ik begrijp dat de minister het voor de overheid wel zo ver heeft gekregen.
MinisterPlasterk
De motie op stuk nr. 8 en de motie op stuk nr. 9 hebben betrekking op de positie van studerende moeders. Dat is inderdaad een onderwerp waarover ik ga. Ik ben in gesprek met de studentenorganisaties, de studentendecanen en steunpunten over de manier waarop in de toekomst optimaal voorlichting kan worden gegeven aan studerende moeders. Tevens inventariseren wij of er behoefte is aan specifieke ondersteuning. Als dat alles in kaart is gebracht, kom ik bij de Kamer terug en ga ik na wat de instrumenten zijn. Ik wil daarop niet vooruitlopen en ontraad derhalve de zojuist door mij genoemde moties. Ik verwacht dat ik over vier maanden op dit onderwerp terugkom. Is dat akkoord?
MevrouwKarabulut(SP)
Dat duurt wel heel lang.
MinisterPlasterk
Ik zeg toe dat ik daarop binnen drie maanden bij de Kamer terugkom.
Er zijn drie moties die betrekking hebben op het monitoren, de Algemene Bestuursdienst, de afdelingen Personeel en Organisatie en het centrale loopbaanberaad van de ministeries. Die klinken mij sympathiek in de oren. Ik ben het eens met de strekking daarvan, maar die moties vallen ook onder de categorie "bespreken met de betreffende vakminister". Ik noem de motie over de samenstelling van de benoemingscommissies voor posities bij het Rijk als voorbeeld. Dat is echt de verantwoordelijkheid van de minister van BZK. Het is goed te proberen om te voorkomen dat er alleen kerels in die commissies zitting nemen met als doel de eigen vooroordelen een rol van betekenis te laten spelen. Zoals gezegd, is dat echter wel de verantwoordelijkheid van minister Ter Horst. Zij zet zich op dat terrein goed in, dus ik maak mij daarover niet veel zorgen.
Ik kom op de motie op stuk nr. 80 over Fiom. Daarvoor geldt hetzelfde. Het is een sympathieke motie, maar die heeft betrekking op de portefeuille van minister Klink. Ik verwijs de indiener dan ook naar hem en zal een goed woordje voor die motie doen. Hetzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 81 over seksueel geweld. Dat onderwerp valt onder de verantwoordelijkheid van de minister van VWS.
Mevrouw Van der Burg heeft een vraag gesteld over koopzondagen. Zij heeft op zichzelf gelijk als zij zegt dat het vanuit het oogpunt van het verlengen van de dag ideaal zou zijn om de winkels altijd open te laten. Daaraan zijn echter meerdere aspecten verbonden. Zij is op de hoogte van de discussie met minister Van der Hoeven daarover. Ik ben niet van plan om die te heropenen. Eén aspect is dat de medewerkers beschikbaar moeten zijn. Een ander aspect is het oprekken van de grenzen van de Winkeltijdenwet. Volgens die wet geldt er in toeristische gebieden namelijk een beperkte openstelling en mevrouw Van der Burg weet dat de gehele gemeente Almere tot toeristisch gebied is verklaard. Er zijn dus veel aspecten van belang.
Mevrouw Van der Burg heeft gevraagd of de rapportages van de visitatiecommissie zinvol zijn geweest. Dat is inderdaad het geval. De Kamer ontvangt de rapportages van de verschillende departementen met een groot aantal intensiveringen op het gebied van het emancipatiebeleid.
Ik meen dat wij een andere opvatting hebben over de sollicitatieplicht voor alleenstaande ouders. Mevrouw Van der Burg heeft gelijk als zij zegt dat alleenstaande ouders niet automatisch hun uitkering kwijtraken, maar uiteindelijk is dat wel de laatste instantie van het verschil tussen een scholings- en een sollicitatieplicht. De regering ziet het dus anders dan mevrouw Van der Burg.
Ik ontraad de Kamer om de motie-Van der Burg op stuk nr. 82 over de algemene heffingskorting aan te nemen. Het afbouwen van de zogenaamde aanrechtsubsidies kan worden beschouwd als een principiële doorbraak in het inkomensbeleid. In totaal betreft het een bedrag van 1,2 mld. Het markeert als het ware het afscheid van de kostwinnerseconomie, ofwel de vanzelfsprekendheid dat een gezin bestaat uit een kostwinner en iemand die thuisblijft. Het is een onomkeerbare ontwikkeling naar een combinatie-economie waarin iedereen op de arbeidsmarkt actief kan zijn. Die afbouw is met het beleidsprogramma versneld van 20 naar 15 jaar ten opzichte van de afspraken in het coalitieakkoord. Wat de regering betreft, blijft het daarbij.
MevrouwVan der Burg(VVD)
De mensen die voor 1971 geboren zijn, worden hiervan ook vrijgesteld. Het criterium in de Algemene nabestaandenwet is "voor 1950 geboren". Waarom gelden steeds andere criteria? Zodoende wordt het voor de burger niet duidelijker.
MinisterPlasterk
Mevrouw Van der Burg heeft gelijk dat niet in alle wetten dezelfde criteria gelden. De mensen die voor 1950 geboren zijn, zijn inmiddels zeker 57 jaar oud. Het gaat echter met name om mensen met thuiswonende kinderen.
De motie op stuk nr. 83 heeft betrekking op de beloningsverschillen bij het Rijk. Gevraagd wordt om die niet te halveren maar om die uit te bannen. Uiteraard is het uitbannen daarvan de doelstelling. Wij hebben echter een doelstelling vastgelegd die wij naar verwachting in onze regeringsperiode kunnen realiseren. Ik heb over dit punt contact gehad met de minister van BZK. Zij komt met een uitgebreide rapportage, namelijk het Sociaal Jaarverslag Rijk. De minister van BZK meent dat het een ambitieuze doelstelling is en dat er hard zal moeten worden gewerkt om die te realiseren. Ik ontraad de Kamer dan ook om deze motie aan te nemen.
De motie op stuk nr. 84 heeft betrekking op de seksuele vorming. Ik zeg toe dat ik daarover in overleg zal treden met de staatssecretaris. Die motie heeft weliswaar betrekking op het onderwijs, maar seksuele vorming is ook de verantwoordelijkheid van de portefeuillehoudende staatssecretaris. Het is niet anders. Ik wijs er overigens op dat oriëntatie op zichzelf en de wereld het kerndoel van het primair onderwijs is. Van het voortgezet onderwijs is het doel dat de leerling leert over zorg en dat hij leert om te zorgen voor zichzelf, anderen en zijn omgeving. Dat is weliswaar ruim geformuleerd, maar daarbij is inbegrepen dat kinderen leren om zorg te dragen voor hun psychische gezondheid en die van anderen. Dat biedt op zichzelf een kader voor het geven van seksuele voorlichting. Het is echter niet een dwingend kader. Wie dat niet in die doelstelling wil lezen, hoeft dat immers niet te doen. Daarin heeft mevrouw Van der Burg dus gelijk. Wij voeren daarover gesprekken met de sector en mevrouw Van der Burg weet dat die korzelig is over het voortdurend formuleren van nieuwe kerndoelen. Ongeacht het onderwerp wordt steeds gevraagd om het op te nemen in de kerndoelen. De sector heeft de neiging om het als het ware aan de kapstok te hangen: nagaan of het onder de bestaande kerndoelen valt alvorens die aan te passen. Ik zeg nogmaals dat ik over deze kwestie met de staatssecretaris van gedachten zal wisselen en dat ik de Kamer in het voorjaar 2008 informeer over de stand van zaken.
MevrouwVan der Burg(VVD)
De opmerking over die brede formulering is correct, maar daardoor wordt dat middel juist niet gebruikt op scholen met kwetsbare groepen. Daarom heb ik die motie ingediend. Ik dank de minister in ieder geval voor zijn reactie.
MinisterPlasterk
Ik kan mij vinden in de motie op stuk nr. 86 over de voortgangsrapportage emancipatiebeleid. Er is in ieder geval een tweejaarlijkse emancipatiemonitor, maar het oordeel over de categorieën 1 en 2 laat ik aan de Kamer over.
MevrouwKarabulut(SP)
In het dictum wordt alleen gedoeld op de categorieën 1 en 2, dus niet op het emancipatiebeleid.
MinisterPlasterk
De motie-Arib op stuk nr. 88 heeft betrekking op arbeidsparticipatie en vergelijkend onderzoek daarnaar onder allochtone vrouwen in Europa. De bedoeling van dat onderzoek is het blootleggen van de knelpunten. Dat soort onderzoek is eerder gedaan en dat is weinig productief gebleken, omdat de data niet goed vergelijkbaar waren en zijn. De meerwaarde daarvan voor de Nederlandse situatie was daarom op dat moment zeer beperkt. Ook op Europees niveau is er uiteraard voortdurend de neiging om allerlei zaken te onderzoeken, maar de vergelijkingsbasis was dus niet hetzelfde. Ik ontraad de Kamer daarom om die motie aan te nemen.
MevrouwArib(PvdA)
Misschien ben ik niet goed geïnformeerd, want ik weet niet welke onderzoeken eerder zijn gedaan.
MinisterPlasterk
Als mevrouw Arib een overzicht van de onderzoeken wil ontvangen, zeg ik haar toe dat ik dat aan de Kamer stuur.
MevrouwArib(PvdA)
Het zou fijn zijn als wij dat konden ontvangen voordat deze motie in stemming wordt gebracht.
MinisterPlasterk
Dat zeg ik toe.
Ik steun het idee om allochtone meisjes in het voortgezet onderwijs specifiek aandacht te geven. In de Emancipatienota wordt ook een verkenning aangekondigd van de problematiek van het vroegtijdig verlaten van de school door allochtone meisjes. Het voortijdig verlaten van de school is namelijk de belangrijkste oorzaak van de problemen die later ontstaan. In het kader van de rapportage over het vsv-beleid kom ik daarop terug.
Ik begrijp uit de motie op stuk nr. 87 dat wordt verzocht om een plan van aanpak voor allochtone vrouwen. Dat lijkt mij op zichzelf goed. Ik zeg toe dat ik de Kamer gegevens aanlever over allochtone vrouwen en de algemene en specifieke maatregelen ter bevordering van de arbeidsparticipatie. Op basis daarvan kunnen wij verder spreken over acties. Misschien is het algemene emancipatiebeleid voldoende en is er op bepaalde terreinen dus geen specifieke actie nodig voor allochtone vrouwen. Het is mogelijk dat bijvoorbeeld Surinaamse vrouwen het in die categorie op de arbeidsmarkt goed doen. Ik hoop dat ik de motie op die wijze goed heb geïnterpreteerd en laat het aan de Kamer over om daarover een oordeel te geven.
MevrouwArib(PvdA)
Ik heb de suggestie gedaan om ook in gesprek te gaan met hoog opgeleide allochtone vrouwen. Naar mijn idee kan dat heel informatief zijn en dat kost geen geld.
MinisterPlasterk
Dat doe ik al. Twee weken geleden heb ik mijn zaterdag nog besteed aan een netwerk allochtone vrouwen van de PvdA. Het laatste was overigens toeval. Het was een multi-etnisch vrouwennetwerk. Ik zeg toe dat wij doorgaan met het voeren van dat soort gesprekken.
Ik ontraad de Kamer om de motie-Anker over de informele kinderopvang aan te nemen. De argumentatie daarvoor is door mevrouw Hamer bij interruptie gegeven.
De titel "Meer kansen voor emancipatie" in de motie-Van Gent op stuk nr. 90 vind ik enigszins misleidend. Emancipatie van allochtonen valt onder de verantwoordelijkheid van de minister voor WWI en die van gehandicapten is de verantwoordelijkheid van de minister van VWS. Ik ben verantwoordelijk voor emancipatie van vrouwen en homo's. Dat is een nieuwe verantwoordelijkheid voor de minister van OCW, want die lag eerst bij respectievelijk de minister van SZW en die van VWS. Ik weet niet wie dat bedacht had. Dat ik verantwoordelijk ben voor emancipatie van vrouwen en homo's, wil niet zeggen dat ik de verantwoordelijkheid draag voor alle vormen van emancipatie, zoals die van de kleine luiden tot en met die van de katholieken. In die zin dekt de titel naar mijn idee dus niet de lading.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
De minister zegt dat hij alleen verantwoordelijk is voor emancipatie van vrouwen. Dat dekt de lading ook niet. Hij heeft eerder gezegd dat hij over onderwijs gaat. Het wordt nu toch een beetje warrig.
MinisterPlasterk
Nee, ik ga niet over emancipatie van alle groepen in dit land die zouden kunnen emanciperen. Ik ben bijvoorbeeld niet verantwoordelijk voor emancipatie van ouderen of gehandicapten. Daarvoor dragen andere ministers de verantwoordelijkheid. Als wij spreken over meer kansen voor vrouwen, is het obstakel vaak dat het probleem in de hoofden van de mannen zit. Als immers thuis aan de keukentafel wordt gesproken over de vraag wie korter gaat werken, is de man geneigd om de vrouw aan te wijzen. Wat dat betreft wordt de lading wel gedekt door de titel van de voorliggende motie.
Mevrouw Van Gent heeft de interessante suggestie gedaan om alle mannen een brief te sturen. Ik vrees dat ik minister Cramer, mevrouw Van Gent – dat vind ik al geen aantrekkelijk perspectief – en de heer Duyvendak op mijn dak krijg als ik iedereen een brief stuur.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Nee, dat regel ik wel.
MinisterPlasterk
Ja, maar dat geldt niet voor minister Cramer. Zij gaat voor het milieu immers ook behoorlijk tekeer. Ik ben dus niet van plan om brieven rond te sturen en ontraad de Kamer om de motie aan te nemen. Men kan voor informatie terecht op de website van het ministerie van SZW. Vanaf de homepage moet men klikken op "werk" en vervolgens op "minder of meer werken".
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
De minister moet zich er geen zorgen over maken dat hij de heer Duyvendak op zijn dak krijgt. Dat regel ik wel. Het punt is dat uit onderzoek blijkt dat veel mannen niet weten of niet willen weten dat zij in deeltijd kunnen werken. Mannen die daarvan wel op de hoogte zijn, durven dat op het werk niet te vragen. Zij hebben niet alleen angst omdat zij dan voor slap worden aangezien, maar ook omdat de werksfeer zodanig is dat dat niet bespreekbaar wordt gemaakt.
MinisterPlasterk
Dat ben ik met mevrouw Van Gent eens.
MevrouwVan Gent(GroenLinks)
Ik wil dat de minister daarvan serieus werk maakt. Misschien kan hij zich er wat beter vanaf maken dan met de opmerking dat dat papier kost.
MinisterPlasterk
Ik heb mij gericht op het dictum van de motie waarin wordt gevraagd om een brief. In het kader van de taskforce Deeltijd Plus staat het onderwerp echter duidelijk op de agenda. Ik onderschrijf de algemene strekking, namelijk het aanspreken van mannen op de mogelijkheid om minder uren te werken, en het is een deel van het beleid. Het gaat mij dus om het dictum van de motie over die brief. Dat ontraad ik.
De motie-Van Gent/Koşer Kaya op stuk nr. 92 heeft betrekking op vrouwen in politiek getinte functies en in de non-profitsector. Dat onderwerp maakt deel uit van de portefeuille van minister Ter Horst. In haar brief van 9 oktober jongstleden heeft zij dat probleem onderkend. In het meerjarenbeleidsplan is het streefcijfer van minimaal 45% opgenomen. Dat heeft betrekking op vrouwen in politieke posities in 2010. De minister van BZK meent dat het lastig zal zijn om dat streefcijfer te behalen. Zij spreekt daarom politieke partijen aan op hun rekrutering en kandidaatstelling. Meer kan zij niet doen, want in een democratie zijn politieke partijen daarvoor verder zelf verantwoordelijk. De minister van BZK zal ook scherp letten op het aantal vrouwelijke burgemeesters. Verder spreekt zij met de commissarissen van de Koningin en de beroepsorganisaties van burgemeesters over concrete activiteiten. Mijn oordeel over de minister van BZK is dat zij daaraan hard trekt. Ik ontraad de Kamer om de motie op stuk nr. 92 aan te nemen.
Ik kom op de motie-Van Gent c.s. op stuk nr. 91 over een percentage van 60 aan economische zelfstandigheid in 2010. Er is sprake van twee trends. De eerste trend is de langzame toename van de economische zelfstandigheid van groepen die al werken. De tweede is het steeds grotere percentage vrouwen dat een gering aantal uren gaat werken. De vrouwen die onder de tweede trend vallen, worden in het totale percentage niet tot de economisch zelfstandige vrouwen gerekend. Er is geen misverstand over dat die doelstelling in 2010 niet haalbaar is, zelfs niet met duizend olifanten. Als de Kamer het stoer vindt om een motie aan te nemen met een dergelijke doelstelling, staat haar dat uiteraard vrij. Mijn Engelse collega heeft over dit onderwerp eerder echter iets anders gezegd, namelijk: "Not a snowflake's change in hell." Gezien de trendontwikkelingen, zeg ik dat wij die doelstelling niet zullen behalen.
Sluiting 22.03 uur.
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill'ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), De Wit (SP), voorzitter, Van Gent (GroenLinks), Hamer (PvdA), Blok (VVD), Nicolaï (VVD), Jan Jacob van Dijk (CDA), Smeets (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Van Hijum (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), ondervoorzitter, Luijben (SP), Ulenbelt (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Van der Burg (VVD), Koppejan (CDA), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Karabulut (SP) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Gerkens (SP), Vendrik (GroenLinks), Wolfsen (PvdA), De Krom (VVD), Weekers (VVD), De Rouwe (CDA), Depla (PvdA), Aptroot (VVD), Sterk (CDA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Spies (CDA), Irrgang (SP), Lempens (SP), Cramer (ChristenUnie), Biskop (CDA), Kamp (VVD), Joldersma (CDA), Fritsma (PVV), Tang (PvdA), Ouwehand (PvdD), Gesthuizen (SP) en Heijnen (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Azough (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill'ard (PvdA), Jonker (CDA), Langkamp (SP), Jacobi (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), De Wit (SP), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA) en Ortega-Martijn (ChristenUnie).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA).
Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Wolfsen (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP) en Madlener (PVV).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Hamer (PvdA), Kant (SP), ondervoorzitter, Çörüz (CDA), Sterk (CDA), Van Miltenburg (VVD), Van Dijken (PvdA), Dezentjé Hamming (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Jonker (CDA), Teeven (VVD), Wolbert (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Voordewind (ChristenUnie), Zijlstra (VVD), Bouchibti (PvdA), Langkamp (SP), Van Gijlswijk (SP), Ouwehand (PvdD), Agema (BVV), Leijten (SP), Dibi (GroenLinks), Heijnen (PvdA), voorzitter en Van Toorenburg (CDA).
Plv. leden: Heerts (PvdA), Gerkens (SP), De Rouwe (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van der Burg (VVD), Eijsink (PvdA), Biskop (CDA), Van der Ham (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Verdonk (Verdonk), Nicolaï (VVD), Bouwmeester (PvdA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie), Schippers (VVD), Wolfsen (PvdA), Gesthuizen (SP), Karabulut (SP), Fritsma (PVV), De Wit (SP), Azough (GroenLinks), Arib (PvdA) en Jan de Vries (CDA).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30420-106.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.