30 418
Wijziging van de Kieswet, houdende verlaging van de voorkeurdrempel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer

nr. 8
BRIEF HOUDENDE INTREKKING VAN HET WETSVOORSTEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 november 2006

Op dit moment is bij uw Kamer aanhangig het wetsvoorstel tot verlaging van de voorkeurdrempel voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer (Kamerstukken II 2005/06, 30 418). De relatie tussen kiezer en gekozene vormt het hart van ons democratische stelsel. Deze relatie is naar mijn overtuiging niet gediend met een verlaging van de voorkeurdrempel voor de Tweede Kamerverkiezing. Integendeel, als voor een kandidaat minder stemmen nodig zijn dan nu om bij voorkeur in de Tweede Kamer verkozen te worden (1/8 in plaats van 1/4 van de kiesdeler), ontstaat eerder een verwijdering tussen de volksvertegenwoordiging en het electoraal als geheel. De band van een kamerlid met een kleine groep kiezers kan ook te knellend zijn. Cliëntelisme in plaats van de behartiging van het algemene belang ligt op de loer. Om die reden heb ik in mijn brief van 1 september 2006 over de bestuurlijke vernieuwing (Kamerstukken II 2006/07, 30 184, nr. 9) aan u laten weten dat kabinet het voornemen heeft dit voorstel van wet in te trekken.

Daartoe gemachtigd door de Koningin trek ik het voorstel van wet hierbij in.

De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,

A. Nicolaï

Naar boven