30 415
Voorstel van wet van de leden Van de Camp, Depla, Griffith en Van der Staaij houdende regels over de parlementaire enquête (Wet op de parlementaire enquête 200.)

nr. 18
BRIEF VAN HET PRESIDIUM

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 5 juni 2008

Hierbij treft u aan een voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties naar aanleiding van een brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de behandeling van het wetvoorstel over de parlementaire enquête in de Eerste Kamer. In deze brief wordt ingegaan op de uitvoering van de motie Rehwinkel c.s. (Kamerstuk I 2007–2008, 30 415, J). De brief en de motie zijn als bijlagen bij deze brief gevoegd.

Uit de brief van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties blijkt dat deze commissie hierover advies heeft gevraagd aan de initiatiefnemers van het eerder genoemde wetsvoorstel. Dit advies is vervolgens door de commissie overgenomen en komt erop neer dat er thans geen aanleiding is om de Wet op de Parlementaire Enquête te wijzigen. Men wil eerst enige ervaring opdoen met de nieuwe wet en op grond daarvan bepalen of een wetswijziging nodig is.

Het Presidium stelt u voor om het voorstel van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over te nemen en in te stemmen met dit advies en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties daarover te berichten.

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

G. A. Verbeet

De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,

J. E. Biesheuvel-Vermeijden

BIJLAGE 1 Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 mei 2008

Geachte Voorzitter,

Op 5 februari jl. heeft de Eerste Kamer ingestemd met de Wet op de Parlementaire Enquête. De wet is op 9 mei 2008 (Staatsblad 2008, nr. 148) in werking getreden.

Naar aanleiding van de behandeling van het initiatiefwetsvoorstel in de Eerste Kamer heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties op 21 maart jl. een brief aan de Tweede Kamer gezonden (30 415, nr. 17). In de brief wordt ingegaan op de uitvoering van de motie-Rehwinkel c.s. (30 415, J).

De commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft naar aanleiding van de brief om advies gevraagd aan de initiatiefnemers van het wetsvoorstel. Dit advies heeft de commissie in de procedurevergadering op 24 april jl. overgenomen. De commissie stelt nu aan de Kamer voor in te stemmen met het advies en de minister van BZK daarover te berichten.

De in de Eerste Kamer aangenomen motie-Rehwinkel c.s. geeft in overweging in de Wet op de parlementaire enquête of anderszins een nadere regeling op te nemen van een verschoningsrecht op non-incriminatie (zwijgrecht) alsmede van de binnentredingsbevoegdheid.

Een mogelijk verschoningsrecht op non-incriminatie alsook de binnentredingsbevoegdheid zijn bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitgebreid aan de orde geweest, waarbij alle argumenten zijn gewisseld. Er zijn geen amendementen ingediend1. Het wetsvoorstel is vervolgens met algemene stemmen aangenomen.

Bij de behandeling in de Eerste Kamer kwamen beide onderwerpen aan de orde zonder dat daarbij nieuwe fundamentele inzichten naar voren werden gebracht2. Ook daar is vervolgens het wetsvoorstel met algemene stemmen aangenomen.

Gezien het voorgaande is de commissie van mening dat er thans geen aanleiding is om de Wet op de parlementaire enquête te wijzigen. Er zijn geen nieuwe argumenten of inzichten die tot een andere afweging nopen. De commissie stelt voor eerst enige ervaring op te doen met de nieuwe Wet op de parlementaire enquête. Op basis van deze ervaring kan worden bepaald of een wetswijziging op het punt van de non-incriminatie, de binnentredingsbevoegdheid of mogelijke andere onderdelen nodig is.

Met vriendelijke groet,

De voorzitter van de commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. A. W. J. Leerdam

BIJLAGE 2

kst-30415-18-1.gif

BIJLAGE 3

kst-30415-18-2.gif

XNoot
1

Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2006–2007, nr. 13, blz. 829-834 en 856-876.

XNoot
2

Handelingen Eerste Kamer, vergaderjaar 2007–2008, nr. 17, blz. 694-731, nr. 18, blz. 747-748 en nr. 19, blz. 812-817.

Naar boven