30 407
Goedkeuring van het op 2 maart 2005 te Enschede totstandgekomen Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Bondsrepubliek Duitsland inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden (Trb. 2005, 86 en 241)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 23 februari 2006

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

InhoudsopgaveBlz. 
   
1. Algemeen1 
2. Artikelsgewijze toelichting4 
Artikel 34 
Artikel 44 
Artikel 55 
Artikel 75 
Artikel 105 
Artikel 115 
Artikel 126 
Artikel 146 
Artikel 216 
Artikel 236 
Artikel 246 
Artikel 276 

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met instemming van dit wetsvoorstel kennisgenomen. De behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking is groot. Deze leden verwachten een versterking van de internationale samenwerking als gevolg van dit verdrag. Deze leden hebben nog wel een aantal vragen over de werking van dit verdrag in de praktijk. Allereerst stellen deze leden vast dat de gegevensuitwisseling zich beperkt tot politiegegevens. Waarom zijn niet tevens strafrechtelijke en strafvorderlijke gegevens meer uitwisselbaar gemaakt? Hoe staat het bijvoorbeeld met de uitwisseling van DNA-profielen en vingerafdrukken, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de regering voornemens is het verdrag vanaf 30 maart 2006 voorlopig toe te passen. Kan de regering aangeven wat dit «voorlopig» inhoudt? Betekent dit dat het verdrag wel reeds in zijn volle omvang in werking treedt? En geldt deze zelfde regeling ook voor Duitsland? Kan het verdrag tijdens het WK voetbal reeds geheel van toepassing zijn? Zo ja, welke toepassing is de regering voornemens hieraan in die periode te geven?

De leden van de CDA-fractie constateren voorts dat na inwerkingtreding van dit verdrag, grensoverschrijdende samenwerking bestaat met Duitsland en de overige Benelux-landen. Deze leden vragen de regering of vergelijkbare verdragen ook zijn of worden gesloten tussen België/Luxemburg en Duitsland.

Is er in dit verband een regeling getroffen voor het geval een Nederlandse politiefunctionaris, bijvoorbeeld in een noodgeval, de Duits-Belgische grens overschrijdt? Hoe is dat juridisch geregeld? Zijn er nog aparte afspraken nodig met de deelstaten, zo vragen deze leden.

De leden van de CDA-fractie vragen tevens hoe in de toepassing van dit verdrag in de praktijk rekening wordt gehouden met praktische ervaring. Is er een evaluatie voorzien, en is er voorzien in een uitwisseling van knelpunten die mogelijk aanleiding geven tot aanpassing van de uitvoeringspraktijk of van het verdrag?

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende verdrag. Zij hebben nog wel enkele vragen.

Op grond van dit verdrag zijn ook ambtenaren van de Koninklijke marechaussee bevoegd grensoverschrijdend op te treden in gemeenschappelijke patrouilles. Het verdrag heeft namelijk betrekking op ambtenaren die politietaken verrichten. Kan de regering een limitatieve lijst overleggen van ambtenaren, behalve die van de Koninklijke marechaussee, op wie dit verdrag van toepassing is? Kan de regering ook een limitatieve lijst overleggen van Duitse ambtenaren op wie dit verdrag van toepassing is?

In de nota naar aanleiding van het verslag van de goedkeuringswet van het op 8 juni 2004 te Luxemburg totstandgekomen Verdrag tussen Nederland, België en Luxemburg inzake grensoverschrijdend politieel optreden, laat de regering weten dat het in de rede ligt de politiële samenwerking met onder andere Duitsland te laten dienen als proeftuin voor de politiesamenwerking binnen de Europese Unie. In hoeverre geldt deze «proeftuingedachte» ook voor infiltratie, zoals die in het voorliggende verdrag is opgenomen?

Bijlage II is een lijst van geweldmiddelen die de grensoverschrijdende ambtenaren louter in het geval van noodweer mogen gebruiken. Is de regering bereid wijziging van beide bijlagen te onderwerpen aan een voorhangprocedure?

Er wordt in de toelichting gesteld dat met dit verdrag een nieuwe vorm van samenwerking wordt geïntroduceerd, namelijk het grensoverschrijdende optreden op eigen initiatief. Wil de regering toelichten hoe deze vorm van grensoverschrijdend optreden verschilt van die in het verdrag met België en Luxemburg?

Welke technische en organisatorische aanpassingen worden ingevoerd na inwerkingtreding van dit verdrag? Welke initiatieven zullen worden genomen ter oprichting van gemeenschappelijke politiecentra of -posten, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het Nederlands–Duits Verdrag inzake de grensoverschrijdende politiële samenwerking en de samenwerking in strafrechtelijke aangelegenheden. Zij hechten aan intensieve grensoverschrijdende samenwerking op deze gebieden omdat zij van mening zijn dat criminaliteit zich niet of nauwelijks aan grenzen houdt.

Aangezien er tussen de Benelux-landen al een soortgelijk politieverdrag bestaat, kan zich de situatie voordoen dat in streken waar België, Nederland en Duitsland elkaar treffen, achtervolging trilateraal wordt. De leden van de VVD-fractie vragen aan de regering hoe het met de samenwerking tussen België en Duitsland is geregeld. Mogen Duitse en Belgische politieambtenaren samenwerken in Nederland wanneer de situatie zich daartoe zou lenen? Mogen Belgische ambtenaren, in bijvoorbeeld achtervolgingen via Nederland, de grens over naar Duitsland? Onderhoudt Duitsland verdragen op het gebied van grensoverschrijdende samenwerking met derde landen en hebben zulke verdragen consequenties voor Nederland?

Het is voor de leden van de VVD-fractie onvoldoende duidelijk om wat voor soort informatie het bij informatie-uitwisseling mogelijkerwijs gaat. Betreft het vooral elektronische informatie? Wat voor verschillende soorten niet-elektronische informatie kunnen er worden uitgewisseld? Kunnen naast DNA-sporen ook vingerafdrukken en bewijsvoorwerpen worden uitgewisseld? Waar bestaat de uitwisseling precies uit; het koppelen van bestanden of het actief aanbieden van informatie? In hoeverre bestaan deze structuren al in EU-verband? Bestaat er een overlapping tussen de twee?

De leden van de VVD-fractie vinden het voorstelbaar dat het voor politieambtenaren verwarrend is om in de veelheid van verdragen over informatie-uitwisseling hun weg te vinden. Er wordt over besloten in JBZ-verband, er is een verdrag van Prüm, we hebben een soortgelijk verdrag met België en nu dus ook met Duitsland. De leden van de VVD-fractie zouden willen weten hoe ambtenaren vertrouwd gemaakt worden wat met betrekking tot het ene land mag en met betrekking tot het andere niet. Hoe worden zij getraind in het in de praktijk omgaan met informatie-uitwisseling? Kunnen gebruikers van informatie, verplicht worden hiervoor te betalen om kostenbewust te blijven?

Het is de leden van de VVD-fractie voorts niet duidelijk of elektronische uitwisseling van persoonsgegevens alleen kentekenregistratie betreft of ook informatie uit het wapenregister en het bevolkingsregister. Deze leden zijn van mening dat met de uitwisseling van deze bestanden niet bijzonder terughoudend omgegaan hoeft te worden. Gaat de regering akkoord met een dergelijke uitgebreide benadering?

Als het aan de leden van de VVD-fractie ligt, mag de uitwisseling van persoonsgegevens in meer gevallen gebeuren dan alleen bij zeer ernstige criminaliteit. Het gaat er wat deze leden betreft om dat de criminaliteit effectief bestreden kan worden. Als kleine criminaliteit snel en adequaat kan worden aangepakt in goed overleg met de naburige politiekorpsen, kan soms zwaardere criminaliteit voorkomen worden. De aan het woord zijnde leden vragen de regering daarom eveneens waarom de uitwisseling van persoonsgegevens niet bij een ruimere reeks misdrijven uitgewisseld kan worden.

Kan de regering uiteenzetten welke afspraken over de uitvoering nog precies gemaakt moeten worden? Kan de regering daaraan een tijdschema koppelen, zo vragen de leden van de VVD-fractie.

Omdat agenten in het gastland slechts hun wapens in geval van noodweer mogen gebruiken, is hun slagkracht automatisch kleiner. De leden van de VVD-fractie vragen wat voor gevaren dit oplevert en in hoeverre ambtenaren nog functioneel zijn zonder pepperspray (bijvoorbeeld bij supportersrellen). Daarbij worden ambtenaren niet zelf bedreigd, maar zij moeten wel mensen onder extreme omstandigheden in toom houden. Het wetsvoorstel spreekt verder over situaties, anders dan in geval van noodweer, waarbij het voor de gaststaat wenselijk is dat een grensoverschrijdend ambtenaar gebruik maakt van zijn vuurwapen. Kan de regering uiteenzetten wat voor situaties hieronder vallen?

In een aantal Nederlandse grensregio’s zijn politiekorpsen momenteel onderhevig aan bezuinigingen. Wat is, volgens de regering, het gevolg van deze ontwikkelingen voor dit moment en voor de toekomst? Wanneer Nederlandse politiekorpsen inkrimpen, zullen Duitse politiekorpsen daar de gevolgen van ondervinden en vice versa. Er komt dan in gevallen van gezamenlijk optreden automatisch een grotere druk op het korps aan de andere kant van de grens te liggen. De leden van de VVD-fractie vragen of grote wijzigingen in de samenstelling en werkwijzen van politiekorpsen worden overlegd met het partnerland. Zo ja, hoever gaat dit overleg; heeft het partnerland enige vorm van inspraak in deze besluiten? Zo neen, zet dit een goede samenwerking niet onder druk?

Voor samenwerking bij grote evenementen in de grensstreek, zoals voetbalevenementen, kan lang van tevoren een inschatting worden gemaakt van de benodigde bijstand. Het wetsvoorstel beoogt echter dat ook in deze situaties grensoverschrijdend politieoptreden mogelijk zal zijn. De leden van de VVD-fractie vragen waarom ieder land in dit soort situaties niet zelf in staat is om voldoende politie op de been te krijgen. De voorbereidingstermijn is immers lang genoeg en de risico’s voor ordeverstoring zijn goed in te schatten. Is het gevaar niet groot dat landen teveel op korpsen uit het partnerland zullen steunen in situaties die heel goed eigenhandig aan te pakken zijn? Is de regering het met de aan het woord zijnde leden eens dat alleen wanneer er zich onvoorziene situaties voordoen en er acuut assistentie nodig is, grensoverschrijdende politiesamenwerking mogelijk zou moeten zijn? Is de regering het dus ook met deze leden eens dat voetbalevenementen hier, op onvoorziene voorvallen na, niet onder vallen?

In het wetsvoorstel wordt summier melding gemaakt van de kosten die het verlenen van bijstand over de grens met zich meebrengt. De leden van de VVD-fractie vragen wat de geschatte extra kosten of juist besparingen zullen zijn. Is de verwachting dat deze kosten evenals de baten ongeveer gelijk voor beide landen zijn of lijkt een van beide partijen meer baat bij het verdrag te hebben dan de ander? In dit laatste geval zouden de aan het woord zijnde leden willen weten hoe deze verhouding ligt en waar die ongelijkheid uit voortkomt. Wanneer dit nu nog niet te voorzien is, zal dan vanaf het ingaan van het verdrag de stand daarvan bijgehouden worden om te evalueren wat de voordelen van het verdrag zijn op de lange termijn voor zowel Nederland als Duitsland, zo vragen deze leden.

2. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 3

De leden van de PvdA-fractie merken op dat Nederland het gebied heeft aangewezen dat voornamelijk bestaat uit de politieregio’s grenzend aan Duitsland. In artikel 12 geldt bij achtervolgingen een grens van 150 kilometer landinwaarts. Door de geografische ligging is het gebied waarin de Duitse politie in Nederland mag optreden nogal verschillend. In de politieregio Zuid-Limburg is dat een beperkt gebied. In de politieregio Noord- en Oost Gelderland is dat een zeer ruim gebied dat zich uitstrekt van Winterswijk tot Harderwijk. Waarom is voor de huidige begrenzing gekozen en is afgezien om het totale Nederlandse grondgebied aan te wijzen, zo vragen deze leden.

In artikel 3 worden de regio’s waarin beide landen grensoverschrijdend kunnen optreden, beschreven. Wat de leden van de VVD-fractie betreft, hoeft Nederland niet erg terughoudend in te zetten en kan de samenwerking wanneer dat nodig is tot verder dan alleen de grensstreek reiken. Wat betreft infiltratie voorziet het wetsvoorstel hier al in. De aan het woord zijnde leden zijn van mening dat vooral wat betreft het op verzoek bijstand verlenen de samenwerking niet regiogebonden hoeft te zijn. Wat voor bezwaren ziet de regering hiertegen?

Artikel 4

De leden van de CDA-fractie merken op dat in artikel 4, eerste lid onder b, van het verdrag is vastgelegd dat de verdragsluitende staten elkaar informeren over feiten, dadergerelateerde verbanden en typisch dadergedrag, zonder verstrekking van persoonsgegevens. Deze leden vragen waarom persoonsgegevens zijn uitgezonderd.

In dit artikel is, zo lezen deze leden in de memorie van toelichting, uitdrukkelijk de mogelijkheid opengelaten voor nadere vormen van samenwerking. Is reeds duidelijk aan welke verdere samenwerking behoefte zou kunnen ontstaan, en is hier met de Duitse regering ook verkennend gesproken, zo vragen deze leden.

Artikel 5

In artikel 5 wordt melding gemaakt van opleidingsprogramma’s waarin ambtenaren over grensoverschrijdend politieoptreden worden voorgelicht. De leden van de VVD-fractie vragen de regering of politieambtenaren behalve in wetgeving en bevoegdheden eveneens worden opgeleid in taal en omgangsvormen van het partnerland. Zijn er plannen om uniformen en politieauto’s op elkaar af te stemmen?

Artikel 7

Artikel 7 bevat een regeling betreffende wederzijdse bijstand op verzoek. De leden van de PvdA-fractie merken op dat dit artikel behoorlijk dwingend is geformuleerd. Welke overwegingen hebben hiertoe geleid? Zijn er ook ervaringen in het verleden geweest die hiertoe hebben geleid? Zo ja, welke?

Artikel 10

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven waarom voor de vergelijking van DNA-profielen een rechtshulpverzoek nodig blijft. Deze leden vinden dat omslachtig. Waarom is niet gekozen voor volledige inzage in elkaars databanken? Biedt het verdrag de mogelijkheid dit op termijn alsnog te doen? Kan een verdragsluitende staat verzoeken DNA-profielen, die in het bezit zijn van een forensisch instituut in de andere verdragsluitende staat, in de eigen DNA bank op te nemen, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie constateren dat artikel 10 in gaat op buitenlandse verzoeken om vergelijking van DNA-profielen. De versoepeling die op dit gebied wordt ingevoerd, betreft de standaardisering van de wijze van mededeling en het gebruik van politiekanalen om rechtshulpverzoeken te verzenden. Dit is naar de mening van deze leden een relatief geringe verandering. Als het doel van dit wetsvoorstel het verbeteren van de opsporing van misdrijven is, lijkt deze wijziging maar weinig toe te voegen. Zeker gezien de bestaande plannen voor meer intensieve informatie-uitwisseling, lijkt dit onderdeel wat achter te lopen. Deze leden vragen daarom of op dit vlak geen grotere stappen te nemen zijn, zoals het opnemen van de mogelijkheid tot spontane informatieverstrekking. Kan de regering in het geval van een negatief antwoord uiteenzetten waarom niet?

Artikel 11

De leden van de CDA-fractie constateren dat in artikel 11, twaalfde lid, is bepaald dat in het kader van een grensoverschrijdende observatie niet is toegestaan een woning of een niet voor het publiek toegankelijk terrein te betreden. Is dit verbod absoluut, of mag dit wel wanneer een ambtenaar van het gastland bij het betreden aanwezig is?

De restrictieve lijst van strafbare feiten op grond waarvan grensoverschrijdende observatie mogelijk is, wordt in de praktijk als knelpunt ervaren. Hoe wordt dit knelpunt in de huidige praktijk opgelost, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

Artikel 12

De leden van de CDA-fractie vragen de regering of de regeling voor grensoverschrijdende achtervolging overeenkomt met de regeling die tussen de Benelux-landen is overeengekomen. Zo neen, wat zijn dan de verschillen?

De leden van de CDA-fractie nemen met instemming kennis van de bepalingen over gecontroleerde levering. Deze leden vragen de regering of een dergelijke regeling ook met België en Luxemburg is overeengekomen. Tevens vragen deze leden hoe wordt omgegaan met het bijzondere en gevoelige karakter van gecontroleerde levering. Zijn de voorwaarden voor toepassing van dit bijzondere opsporingsmiddel, vergelijkbaar in de verdragsluitende partijen? Hoe wordt zeker gesteld dat dit middel wordt ingezet volgens de regels van het gastland?

Artikel 14

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de regeling voor infiltratie. Deze leden vragen de regering wel in te gaan op de wijze waarop deze regeling in de praktijk zal worden toegepast. Kan bijvoorbeeld in de praktijk gebruik worden gemaakt van burgerinfiltranten of zelfs criminele burgerinfiltranten? Welke regeling geldt hiervoor in Duitsland, zo vragen deze leden.

Artikel 21

In artikel 21 wordt een regeling getroffen voor grensoverschrijding in geval van noodsituaties. De leden van de CDA-fractie vragen of kan worden aangegeven wat wordt bedoeld met het begrip «voorlopig». Wat is de juridische betekenis van dit begrip in het verband van dit verdrag?

Artikel 23

De leden van de CDA-fractie verzoeken de regering aan te geven aan welke concrete situaties in artikel 23 moet worden gedacht bij de inrichting van tijdelijke controleposten aan de andere zijde van de grens. Zijn er specifiek grensovergangen waar inrichting van controleposten aan de eigen zijde van de grens niet mogelijk zijn? Komt dit artikel voort uit gebleken knelpunten in de praktijk, zo vragen deze leden.

Artikel 24

In artikel 24 is sprake van de opzet van bemande centra. Wordt na inwerkingtreding van dit verdrag gewerkt aan een uitbreiding van het aantal gemeenschappelijke bemande centra?

De leden van de CDA-fractie vragen de regering aan te geven hoe de informatie-uitwisseling in de praktijk zal verlopen. Worden de communicatiesystemen aan elkaar gekoppeld? Zo ja, op welke wijze zal dit gebeuren? Deze leden vragen voorts of hieraan kosten zijn verbonden.

Artikel 27

De leden van de VVD-fractie merken op dat wanneer ambtenaren van een verdragsluitende staat gebruik maken van hun recht van overpad en daarbij de verkeersvoorschriften voor voorrangsvoertuigen benutten, dit voor verwarring onder burgers kan zorgen. Hetzelfde geldt voor de bevoegdheden van ambtenaren op treinen en vaartuigen in het partnerland. Kan de regering uiteenzetten of bewoners van grensstreken en internationale reizigers geïnformeerd worden over deze bevoegdheden opdat misstanden worden voorkomen en medewerking van burgers optimaal zal zijn, zo vragen deze leden.

De voorzitter van de commissie,

De Pater-van der Meer

Adjunct-griffier van de commissie,

Van Bemmel


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) en Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven