nr. 13
GEWIJZIGD AMENDEMENT VAN HET LID HAMER C.S. TER VERVANGING
VAN DAT GEDRUKT ONDER NR. 11
De ondergetekenden stellen het volgende amendement voor:
I
Aan artikel I, onderdeel B, wordt een nieuw punt toegevoegd, luidende:
4. Onder aanduiding van de bestaande tekst van het artikel als eerste
lid, worden daaraan drie nieuwe leden toegevoegd, luidende:
2. Een ouder van een leerling die van de overblijfmogelijkheid gebruik
maakt, heeft aanspraak op een overblijftoeslag.
3. De Wet kinderopvang en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen
zijn van overeenkomstige toepassing op het vaststellen van de overblijftoeslag,
op de toekenning en op de uitbetaling daarvan, met dien verstande dat:
a. de hoogte van de overblijftoeslag afhankelijk is van de kosten
van het overblijven per kind, die worden bepaald door het aantal uren overblijven
per kind en de voor het overblijven te betalen prijs, met inachtneming van
het bedrag, bedoeld in het vierde lid, en
b. voor het bepalen van de hoogte van de overblijftoeslag wordt uitgegaan
van een verdeling van de kosten voor de overheid en ouder in de verhouding
2 : 1.
4. De uurprijs die bij de hoogte van de overblijftoeslag, bedoeld
in het tweede lid, in aanmerking wordt genomen gaat een bij algemene maatregel
van bestuur vast te stellen bedrag niet te boven. Dit bedrag wordt per 1 januari
van ieder kalenderjaar bij regeling van Onze Minister herzien aan de hand
van een bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen index ter zake van
lonen of prijzen.
II
In artikel II wordt aan artikel 9, onderdeel g, toegevoegd: alsmede de
vaststelling of wijziging van de hoogte van de kosten daarvan.
III
Aan artikel III wordt toegevoegd: dat voor de verschillende artikelen
en onderdelen daarvan, op verschillende tijdstippen kan worden vastgesteld.
Toelichting
Het overblijven (de tussenschoolse opvang) moet voor iedereen toegankelijk
zijn. De kosten hiervan mogen dus geen belemmering zijn voor ouders om hier
aan deel te nemen. Scholen mogen een eigen bijdrage vragen. Ouders moeten
daarom in aanmerking kunnen komen voor een vergoeding van deze kosten. Dat
wordt in dit amendement geregeld.
De tegemoetkoming van de kosten loopt via de Belastingdienst/Toeslagen
en kent eenzelfde vormgeving als welke is geregeld bij de Wet kinderopvang.
Aangezien alle ouders – ook niet werkende ouders – gebruik
moeten kunnen maken van de tussenschoolse opvang is het niet logisch rekening
te houden met een bijdrage van werkgevers. Dit betekent dat de kosten voor
de tussenschoolse opvang voor rekening komen van de overheid en de ouders.
Hierbij wordt de bij de Wet kinderopvang gehanteerde percentagetabel voor
de kinderopvangtoeslag gebruikt, met dien verstande dat hierbij echter niet
van de verdeling ⅓ kosten voor de overheid, ⅓ kosten voor de
werkgever, ⅓ kosten voor de ouders wordt uitgegaan. Voor de tussenschoolse
opvang wordt uitgegaan van de verdeling ⅔ kosten voor de overheid en ⅓
kosten voor de ouders.
Ook de procedure van de uitbetaling van de tegemoetkoming (toeslag) voor
de kosten van de tussenschoolse opvang kan op gelijke wijze als de tegemoetkoming
voor de kosten van de kinderopvang geschieden. Ouders moeten daarbij een verklaring
van de school overleggen waaruit de hoogte van de eigen bijdrage blijkt.
De wijziging die dit amendement in het wetsvoorstel aanbrengt, kan pas
in werking treden als ook de Belastingdienst/ Toeslagen voldoende voorbereid
is. Daarom maakt dit amendement tevens een gedifferentieerde inwerkingtreding
mogelijk.
Hamer
Vergeer
Jungbluth