nr. 7
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 februari 2006
IBG-route
In december 2005 heb ik u het voorstel Wijziging van
diverse wetten in verband met enkele aanpassingen met betrekking tot persoonsgebonden
nummers in het onderwijs (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 404,
nrs. 2 en 3) aangeboden. Daarin komt een onderdeel voor dat gaat over het
verstrekken van gegevens over voortijdig schoolverlaten (VSV) door de IB-Groep
aan gemeenten (Artikel VI.D en toelichting § 1.16). In haar uitvoeringstoets
heeft de IB-Groep aangegeven een pilot te willen houden met gemeenten, om
te onderzoeken hoe die gegevensuitwisseling uit organisatorisch en technisch
oogpunt het best tot stand kan komen. Gemeenten hechten daarnaast ook aan
deze pilot omdat deze hen naar verwachting sneller en beter inzicht geeft
in de voortijdig schoolverlaters. Deze pilot duurt ongeveer een half jaar.
Gezien het belang dat ook u aan het terugdringen van voortijdig schoolverlaten
hecht, heb ik, om voornoemde wetswijziging zo spoedig mogelijk na het van
kracht worden landelijk toe te passen, besloten met deze pilot in maart 2006
te starten. Dit is in overeenstemming met mijn voornemen dat ik met u in het
Algemeen Overleg over de leer/werkplicht en voortijdig schoolverlaten op 24 november
2005 heb besproken.
Advies CBP
Omdat de pilot vooruitloopt op de wettelijke regeling heb ik, mede uit
oogpunt van privacy, daarover advies gevraagd aan het College Bescherming
Persoonsgegevens (zie bijlage 1)1. Mijn argumenten
om met de pilot vooruit te lopen op de wettelijke regeling heb ik aan het
CBP voorgelegd. Samengevat luidden die als volgt.
1. de pilot is nodig om na vaststelling van het wetsvoorstel snel de levering
van gegevens over voortijdig schoolverlaters door IBG aan gemeenten landelijk
in te voeren. We winnen hiermee een half jaar;
2. er is uit materieel oogpunt geen sprake van extra aantasting van de
privacy, omdat alle betrokken instanties nu al recht hebben op de betreffende
gegevens. Het enige dat verandert is de wijze waarop deze gegevens voor gemeenten
beschikbaar komen: niet rechtstreeks van de onderwijsinstellingen, maar (na
bewerking) van de IB-Groep;
3. gemeenten staan erom te springen omdat ze met deze aanpak veel tijd
en werk besparen om voortijdig schoolverlaters goed in beeld te krijgen. De
bespaarde tijd kan dan worden besteed aan trajectbemiddeling.
Ik verwacht dan ook dat ik hiermee aan de wens van de Tweede Kamer tegemoet
kom om snel maatregelen te nemen om het voortijdig schoolverlaten terug te
dringen.
Helaas was het advies van het CBP over de pilot negatief (zie bijlage
2)1. Van de punten die het CBP noemt, zijn de
volgende twee het belangrijkst. Ik heb mijn standpunt bij deze punten hieronder
aangegeven.
1. Er is geen wettelijke basis.
Standpunt: Anders was er geen advies nodig. Het CBP
gaat geheel niet in op het feit dat er materieel geen conflict is met de huidige
wet. Er vindt ook geen belangenafweging plaats.
2. Er wordt niet aangetoond waarom niet met gesimuleerde gegevens gewerkt
kan worden. standpunt:
2.1. Met gesimuleerde gegevens is geen toetsing tegen
de Gemeentelijke Basisadministratie (GBA) mogelijk.
2.2. Tevens zou dat tot hoge lasten van de gemeenten leiden, die niet
zo maar gesimuleerde gegevens kunnen invoeren en bewerken.
2.3. Bovendien zou daarmee de pilot zijn inhoudelijke meerwaarde voor
de deelnemende gemeenten verliezen.
De door het CBP gebruikte argumenten geven mij niet voldoende reden om
van de pilot af te zien.
ho-studenten
In november 2005 heeft de gemeente Amsterdam de IB-Groep een brief gestuurd
waarin geklaagd wordt over het feit dat de pilot geen rekening houdt met studenten
in het hoger onderwijs (ho). Grote steden kennen relatief veel jonge nieuwe
vestigers die komen studeren aan het ho. Via de GBA heeft de gemeente echter
geen inzicht in de achtergrond van deze jongeren en deze worden daarom als
potentiële vsv-er aangemerkt terwijl ze dit niet zijn. Voor het opschonen
van bestanden koopt de gemeente bijvoorbeeld ledenbestanden van studentenverenigingen
op.
Hoewel in de opzet van de pilot nooit sprake is geweest van gegevens over
ho-studenten (de pilot strekt zich alleen uit tot leerlingen over wie de IB-Groep
beschikte in het kader van het persoonsgebonden nummer, dat wil zeggen VO
en BVE), heb ik begrip voor de wens van Amsterdam. Ook de Taskforce Jeugdwerkloosheid
heeft er bij mij op aangedrongen Amsterdam ter wille te zijn. Navraag bij
de IB-Groep leert mij, dat het wel mogelijk is aan de wens tegemoet te komen,
hoewel het persoonsgebonden nummer formeel nog niet ingevoerd is bij het ho.
De IB-Groep beschikt over het centraal register van studenten, CRIHO, van
wie de SOFI-nummers in principe uit de GBA gevonden zouden kunnen worden.
In dit geval gaat het om het vooruitlopen op een Koninklijk Besluit, dat in
de loop van 2007 verwacht wordt. En ook in dit geval zorg ik ervoor dat de
privacy zoveel mogelijk gewaarborgd wordt: van een door de gemeente opgegeven
persoon wordt enkel gemeld dat hij geen VSV’er is omdat hij studeert.
Ik heb daarom besloten aan de wens van Amsterdam tegemoet te komen.
De andere gemeenten die meedoen met de pilot, wil ik hiervan ook laten
meeprofiteren.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. J. A. van der Hoeven