30 397
Nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 26 januari 2006

De vaste commissie voor Justitie1 belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen tijdig zullen zijn beantwoord, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Met de regering delen zij de mening dat het gewenst is het tuchtrecht voor accountants te stroomlijnen en de onafhankelijke positie van het tuchtrecht met het oog op het maatschappelijk vertrouwen te versterken. Wel hebben zij nog de volgende vragen en opmerkingen.

Het is de leden van de CDA-fractie niet ontgaan dat dit kabinet bij het vormgeven van het klacht- en tuchtrecht voor de verschillende beroepsgroepen inzet op de interne afhandeling van klachten door de beroepsgroep zelf. Genoemde leden onderschrijven deze gedachtelijn. Beroepsgroepen dienen er primair zelf voor te zorgen dat de kwaliteit en de integriteit van de betreffende beroepsbeoefenaren gewaarborgd is. Voor zover de taken die een beroepsgroep uitoefent het algemeen belang raken, mag ook een beroep worden gedaan op het door de overheid vorm gegeven en gefinancierde tuchtrecht. Genoemde leden zijn van mening dat dit wetsvoorstel op deze leest geschoeid is.

Ten behoeve van de transparantie van het klacht- en tuchtrecht in algemene zin zijn genoemde leden van mening dat deze lijn – namelijk dat afhandeling van klachten primair door de beroepsgroep zelf moeten worden afgehandeld, en pas wanneer het algemeen belang erbij betrokken is op grond van het publieke tuchtrecht – zo consequent mogelijk dient te worden doorgetrokken. Kan de regering aangeven in hoeverre dit principe nu vorm heeft/vorm aan het krijgen is voor de verschillende beroepsgroepen. Welke plaats verdient het privaatrechtelijke tuchtrecht in deze visie? In het verlengde daarvan: de accountants zelf hebben het idee op achterstand te zijn gezet, omdat andere vrije beroepen wel beschikken over een publiek, dan wel privaatrechtelijk tuchtrecht. Kan de regering nader op deze kritiek ingaan.

De leden van de CDA-fractie delen dus niet per definitie de visie van de beroepsgroep, dat het ongewenst is dat het grootste deel van de procedures straks onder de toekomstige klachtenregeling zal vallen. Echter, in dat licht is het wel van het grootste belang dat de klachtenregeling goed vorm krijgt.

In dat licht achten de leden van de CDA-fractie het van het grootste belang dat de klachtenregeling onafhankelijk is. Het publiek, maar ook de beroepsgroep zelf kennelijk, zullen geneigd zijn de onafhankelijkheid van de klachtenregeling in twijfel te trekken. Kan de regering ingaan op de wijze waarop de onafhankelijkheid van de klachtenregeling gewaarborgd is.

Het bevreemdt genoemde leden dat in de klachtenprocedure geen disciplinaire maatregelen kunnen worden opgelegd. Nu het uitdrukkelijk de bedoeling is van onderhavig wetsvoorstel om het gros van de procedures binnen de klachtenregeling af te handelen, dient ook het opleggen van sancties tot de mogelijkheden te behoren. De klachtenregeling mag niet verworden tot een tandenloze leeuw. Graag een reactie van de regering op dit punt.

Het bevreemdt de leden van de CDA-fractie tevens dat in de klachtenregeling niet voorzien is in een mogelijkheid van beroep. Waarom niet? Zij achten het voor een volwaardige klachtenregeling van belang dat in een beroepsmogelijkheid wordt voorzien.

Deze leden constateren dat – in tegenstelling tot de regels van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) die stellen dat klachten behandeld dienen te worden door het bestuursorgaan dat ook «verantwoordelijk» is voor de klacht – hier gekozen is voor een gezamenlijke klachtencommissie voor het Koninklijk Nederlands Insituut van Registeraccountants (NIVRA) en de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA). De Awb kent een dergelijke gezamenlijke klachtencommissie niet. Genoemde leden hebben behoefte aan een nadere uitleg die deze afwijking rechtvaardigt.

In algemene zin achten de leden van de CDA-fractie het gewenst dat het tuchtrecht voor de verschillende beroepsgroepen zoveel mogelijk op elkaar is afgestemd. Dat zou de transparantie van het rechtssysteem ten goede komen. In reactie op het advies van de Raad van State geeft de regering aan niet de ambitie te hebben het tuchtrecht te stroomlijnen. Genoemde leden betreuren dat. In hun ogen moet – meer dan nu het geval is – eenheid van het tuchtrecht worden nagestreefd.

Het valt deze leden op dat het voorgestelde tuchtrecht voor accountants op een aantal punten afwijkt van het tuchtrecht voor andere beroepsgroepen. Kan een nauwkeurig overzicht worden gegeven van de punten – buiten de drie door de Raad van State genoemde punten – waarop het voorgestelde tuchtrecht voor accountants afwijkt van het tuchtrecht voor andere beroepsgroepen?

Ligt het niet voor de hand om een model voor tuchtrechtprocedures te publiceren, aan de hand waarvan de tuchtrechtprocedures voor de verschillende beroepsgroepen kan worden geformuleerd? Het lijkt erop dat nu weer eens aansluiting wordt gezocht bij de tuchtregels voor notarissen en advocaten, dan weer bij die voor de gerechtsdeurwaarders of de bedrijfsorganisaties. Graag een reactie.

Het valt de leden van de CDA-fractie op dat in andere tuchtprocedures geen griffierecht verschuldigd is. Het is genoemde leden nog niet duidelijk welke reden deze afwijking rechtvaardigt. Daarbij bevreemdt het genoemde leden dat NIVRA, NOvAA en Autoriteit Financiële Markten (AFM) geen griffierecht hoeven te betalen. Wat is daarvan de reden?

De maximum boete wordt gesteld op € 4 500. Als de accountantskamer deze maximumboete aan de lage kant vindt, kan zij ook kiezen voor de maatregel van tijdelijke doorhaling. Bij genoemde leden rijst de vraag hoe het in die gevallen is geregeld met de rechtsbescherming van de accountant. Graag een reactie van de regering.

Het komt genoemde leden voor dat het onderscheid tussen de geschillencommissie en de klachtencommissie voor buitenstaanders moeilijk te maken is. Waarom is er – met het oog op de stroomlijning van het klacht- en tuchtrecht niet voor gekozen om de geschillencommissie en de klachtencommissie samen te voegen?

Kan de regering ingaan op de technische commentaren zoals door het NIVRA en de NOvAA naar voren gebracht in de bijlagen van hun brieven van respectievelijk 11 en 12 januari jl.

De leden van de PvdA-fractie hebben met verwondering kennisgenomen van het wetsvoorstel tuchtrechtspraak accountants. Het wetsvoorstel heeft een ander karakter gekregen dan op grond van de behandeling van de Wet toezicht accountants kon worden verwacht. Deze leden hebben dan ook een aantal indringende vragen.

Tijdens de behandeling van de Wet toezicht accountants is de suggestie gewekt dat voor het klachtrecht in het private domein van de activiteiten van accountants een wettelijke regeling voor klachtrecht zou worden gemaakt, waarin tegelijk het klachtrecht in enkele andere vrije beroepen wettelijk zou worden verankerd. Dat is niet gebeurd. Kan de regering aangeven waarom in het wetsvoorstel alleen wordt ingegaan op het klachtrecht voor accountants?

Kan de regering aangeven op welke wijze het klacht- c.q. tuchtrecht is geregeld, voor zover het de private activiteiten van die vrije beroepsbeoefenaren betreft, in enkele andere vrije beroepen waarin sprake is van uitvoering van zowel publiekrechtelijke, wettelijk verankerde taken als private taken? De leden van de PvdA-fractie denken daarbij bijvoorbeeld aan notarissen, deurwaarders, advocaten, curatoren, belastingadviseurs etc.

Het advies van de Raad van State is buitengewoon kritisch over dit wetsvoorstel. In de reactie van de regering wordt aan veel van deze kritiek gewoon voorbij gegaan, zonder duidelijke argumenten. De leden van de PvdA-fractie zien in die reactie een onterechte miskenning van de kritiek van de Raad van State en vraagt de regering alsnog om op die kritiek in te gaan en zonodig een aangepast wetsvoorstel in te dienen.

In het bijzonder zijn de leden van de PvdA-fractie nieuwsgierig wat de reactie is op de vraag wat nu eigenlijk het nut is van dit wetsvoorstel? Immers, nu de regering heeft besloten het wetsvoorstel te beperken tot het klachtrecht voor accountants wordt de vraag actueel wat überhaupt de meerwaarde van dit wetsvoorstel is ten opzichte van het huidige tuchtrecht zoals dat is ingericht door de publieksrechtelijke organisaties NOvAA en NIVRA. Deze leden ontvangen graag een reactie van de regering hierop.

Het huidige tuchtrecht voor de privaatrechtelijke activiteiten van accountants heeft een duidelijke link met de publiekrechtelijke, wettelijk verankerde taken van accountants en de daarbij behorende rechtsgang. Welke toegevoegde waarde biedt het hier aan de orde zijnde wetsvoorstel?

Het huidige tuchtrecht voor accountants, zoals vormgegeven door NOvAA en NIVRA bevat verschillende mogelijkheden tot het treffen van sancties. Het ontgaat de leden van de PvdA-fractie op welke wijze in dit wetsvoorstel effectieve sancties kunnen worden ingezet. Ook hier is dus de vraag welke toegevoegde waarde het onderhavige wetsvoorstel biedt.

Voor een effectieve uitvoering van klachtenprocedures is het van groot belang dat het voor eventuele gedupeerden en «klagers» duidelijk is waar men met een klacht terecht kan, welke procedure vervolgens aan de orde is en wat de mogelijke uitkomsten van een dergelijke procedure kunnen zijn. Kan de regering aangeven hoe de verschillende procedures, klachten afgehandeld worden, zowel in het publieke als in het private domein? Kan de regering aangeven waarin de voorgestelde procedure afwijken van de huidige? Kan de regering tenslotte aangeven wat voor de potentiële klager de toegevoegde waarde is van de thans voorgestelde klachtenprocedure, zo vragen de leden van de PvdA-fractie.

De Stichting Onderzoek bedrijfsinformatie (SOBI) heeft in een brief aandacht gevraagd voor een aantal punten. Onder andere wordt de vraag gesteld of het op grond van het wetsvoorstel onmogelijk wordt in beroep te gaan wanneer een klacht wordt afgewezen. Tevens wordt de vraag gesteld of in geval van vermeende valsheid in geschrifte of oplichting door een accountant überhaupt geen klacht meer kan worden ingediend. Ten slotte vraagt SOBI of het wetsvoorstel negatieve gevolgen heeft voor het aantal gevallen waarin de gerechtelijke macht met onjuiste accountantrapporten misleid wordt c.q. kan worden? De leden van de PvdA-fractie zouden graag van de regering een antwoord krijgen op deze vragen.

Aangezien het wetsvoorstel gaat over de niet wettelijk verankerde, private activiteiten van accountants is het duidelijk dat ook andere beroepsgroepen, zoals boekhouden administratiekantoren op deze markt actief zijn. Deze leden vragen waarom dit wetsvoorstel zich beperkt tot accountants, dan wel hoe het voorgestelde klachtrecht zich uitstrekt tot de vergelijkbare, c.q. identieke activiteiten.

In de schriftelijke reacties van de publiekrechtelijke organisaties NOvAA en NIVRA is gewezen op respectievelijk 30 en 90 onduidelijkheden, inconsistenties en fouten in het wetsvoorstel. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering uitgebreid in te gaan op de inhoudelijke opmerkingen van NOvAA en NIVRA of de Kamer een aangepast wetsvoorstel te sturen waarin een en ander is gecorrigeerd.

Zij vragen de regering of het mogelijk is het klachtrecht voor de private activiteiten van accountants vorm te geven conform het huidige tuchtrecht van NOvAA en NIVRA en welke aanpassingen van het onderhavige wetsvoorstel en eventuele andere wetten in dat geval nodig zijn.

Ten slotte vragen de leden van de PvdA-fractie welke gevolgen het niet tijdig afronden van behandeling van het wetsvoorstel heeft voor de inwerkingtreding van de Wet toezicht accountants.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het wetsvoorstel. Zij hebben echter nog enkele vragen en opmerkingen die zij in deze bijdrage aan de orde willen stellen. Zij plaatsen kritische kanttekening maken omdat hen is gebleken dat er nog enige tekortkomingen in onder andere de verwijzingen blijken te zitten. Daarom zouden zij met klem willen vragen om deze, vooral technische, tekortkomingen op een zo kort mogelijke termijn te verhelpen.

Welk voordeel zal de gebruiker van accountantsdiensten hebben van de invoering van het wetsvoorstel ten opzichte van de huidige regelgeving?

Kan de regering ingaan op het bezwaar van de accountantsorganisaties dat met een tuchtrecht voor de kerntaken van accountants en een klachtenregeling voor de overige werkzaamheden van accountants, er een sterke achteruitgang is ten opzichte van de huidige regeling van het tuchtrecht?

Uit analyse door de accountantsorganisaties zelf van de tuchtzaken uit de afgelopen jaren (ca. 120 per jaar) blijkt dat bijna tachtig procent van de procedures onder de toekomstige klachtenregeling zal vallen. Kan de regering hier op ingaan. Wat gaat in de toekomst met de resterende 20% gebeuren?

Kan de regering de bezwaren tegen een verruiming van het tuchtrecht tot andere dan publieke werkzaamheden aangeven?

De regering is van mening dat het huidige tuchtrecht niet als onafhankelijk gezien wordt. In de praktijk blijkt echter dat de minister van Justitie de leden van deze raden op voordracht zelf benoemd, veel van de leden van de tuchtraden raadsheer zijn en dat het College van Beroep voor het bedrijfsleven als beroepsinstantie is aangewezen. Kan de regering aangeven waar zij in deze gevallen een gebrek aan onafhankelijkheid ziet?

Kan de regering een overzicht geven van de tuchtmaatregelen (zowel door de beroepsorganisaties als civiel-rechtelijke en bestuursrechtelijke maatregelen) die ,ingeval er klachten zijn, aangewend kunnen worden tegen belastingadviseurs, auditors en advocaten? Hoe verhoudt dit zich tot het voorgestelde tuchtrecht voor accountants?

In het wetsvoorstel ontbreekt, zowel voor de klager als de betrokkene, de mogelijkheid tot het aantekenen van beroep tegen de uitspraak van de klachtencommissie. Door het ontbreken van deze beroepsmogelijkheid wordt een zorgvuldige rechtsgang belemmerd. Waarom is er in het wetsvoorstel niet voorzien in een (korte) beroepsprocedure?

De maatregel van waarschuwing wordt niet in het register opgenomen. Een geldboete van € 2 wordt wel in het register opgenomen. Blijkens de memorie van toelichting moet een geldboete van € 2 worden gezien als een symbolische maatregel, te vergelijken met in het strafrecht schuldigverklaring zonder of met een symbolische strafoplegging. Het wetsvoorstel kent niet, zoals in het huidige tuchtrecht, de uitspraak «gegrondverklaring van de klacht zonder oplegging van een maatregel». Dus in deze gevallen, als een waarschuwing al een te zware maatregel zou zijn, moet de Accountantskamer altijd een boete van € 2 opleggen. Deze maatregel blijft, aldus de memorie van toelichting aan betrokkene kleven. Dit leidt tot onrechtvaardigheid. In de wet zou daarom nog moeten worden opgenomen dat de vastlegging in het register van opgelegde tuchtmaatregelen een beperkte duur heeft, bij voorbeeld vier jaar.

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Wel hebben zij nog een aantal vragen met betrekking tot de klachtencommissie. Om te beginnen de vraag wat de mogelijkheden van de klachtencommissie zijn met betrekking tot het opleggen van sancties, en/of het opleggen van een regeling tussen de klagende partij en de betreffende accountant. Daarnaast vragen zij welke beroepsmogelijkheden er zijn tegen een beslissing van de klachtencommissie.

De volgende vraag heeft betrekking op de voorwaarden die worden gesteld aan de voorzitter van de klachtencommissie. In de memorie van toelichting wordt slechts gesproken over onafhankelijkheid en het genieten van vertrouwen en gezag ten opzichte van het publiek. Waarom worden naast deze voorwaarden geen voorwaarden gesteld op het gebied van deskundigheid?

Waarom heeft de klachtencommissie als een klacht gegrond is verklaard deze direct voor te leggen aan de accountantskamer? Waarom moet dat via de voorzitter van de NIVRA of NOvAA, zeker als het toch al voor de hand ligt dat deze aanbeveling wordt overgenomen?

Artikelsgewijs

Artikel 9

Naar aanleiding van artikel 9, tweede lid, rijst volgens de leden van de VVD-fractie de vraag welke waarde moet worden toegekend aan het opnemen van deze maatregelen in het register van NIVRA, respectievelijk NOvAA. Derden kunnen er alleen van kennis nemen als zij bij het bestuur van NIVRA of van NOvAA om inzage in het register vragen. Schriftelijk mag alleen worden meegedeeld of een persoon als RA/AA staat ingeschreven en of de inschrijving van een RA/AA tijdelijk is doorgehaald (artikel 56, tweede lid, onder b WRA, artikel 37, tweede lid, onder b WAA). Dit geldt ook in geval van elektronische raadpleging van het register via internet. Overigens is de vraag welke waarde moet worden toegekend aan het opnemen van deze maatregelen in het register van NIVRA, respectievelijk NOvAA. Derden kunnen er alleen van kennisnemen als zij bij het bestuur van NIVRA of NOvAA inzage in het register vragen. Schriftelijk mag alleen worden meegedeeld of een persoon als RA/AA staat ingeschreven en of de inschrijving van een RA/AA tijdelijk is doorgehaald. Dit geldt ook in geval van elektronische raadpleging van her register via internet.

Artikel 22

In artikel 22, eerste lid, wordt bepaald dat een tuchtrechtzaak binnen 3 jaar na constatering van de overtreding aanhangig kan worden gemaakt bij de Accountantskamer. Er wordt evenwel geen termijn gesteld aan het moment waarop die ontdekking moet plaatsvinden, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Dit in tegenstelling tot de klachtenprocedure, waarbij in artikel 50f is bepaald dat een klacht niet in behandeling genomen hoeft te worden indien de gedraging langer dan 3 jaar voor de constatering heeft plaatsgevonden. Het ligt voor de hand om ook voor de tuchtrechtprocedure een termijn te stellen, na het verstrijken waarvan een klacht niet noodzakelijkerwijs in behandeling genomen hoeft te worden. In artikel 22, derde lid, onder b wordt gesproken van «integriteit en vakbekwaamheid aan het accountantsberoep». Dit moet waarschijnlijk zijn «integriteit en vakbekwaamheid van het accountantsberoep».

Op grond van het bepaalde in artikel 22, tweede lid, zou de voorzitter van de NOvAA een klacht tegen een registeraccountant aanhangig kunnen maken (en de voorzitter van het NIVRA tegen een Accountant-Administratieconsulent). Een dergelijke mogelijkheid achten de leden van de VVD-fractie.

Artikel 24

In de memorie van toelichting wordt, aldus de leden van de VVD-fractie, bij de toelichting op artikel 24 het volgende geschreven: «Indien een klacht wordt ingediend tegen een lid of plaatsvervangend lid van de Accountantskamer die zelf externe accountant, registeraccount of Accountant-Administratieconsulent is, ...». Wat aan deze formulering opvalt, is dat de regering hier blijkbaar de aanduiding extern accountant toch als een titelaanduiding ziet, die gebruikt kan worden naast de titels AA en RA (anders had immers volstaan kunnen worden met een verwijzing naar de titels AA en RA). Dit ondanks eerdere ontkenningen op dit punt tijdens de parlementaire behandeling van de Wta. Kan de regering dit toelichten?

Artikel 26

Niet duidelijk is hoe in artikel 26, eerste lid, geconcludeerd kan worden dat binnen een termijn van ten hoogste acht weken nadat de klacht aanhangig is gemaakt, betrokkene moet worden opgeroepen om op een nader te bepalen tijdstip voor de Accountantskamer te verschijnen, aldus de leden van de VVD-fractie. De termijn voor het indienen van het verweerschrift is immers vier weken, de termijn voor repliek is eveneens vier weken, terwijl de termijn voor dupliek twee weken is. Het ligt daardoor voor de hand dat de oproeptermijn ten hoogste tien weken ligt na het aanhangig maken van de klacht.

In artikel 26, derde lid, wordt bepaald dat de oproeping om voor de Accountantskamer te verschijnen vergezeld gaat van alle op de zaak betrekking hebbende stukken. Het is de vraag of deze bepaling noodzakelijk is. Immers: indien de procedure van artikel 25 wordt gevolgd, zijn alle stukken reeds in het bezit van partijen.

Artikel 30

In artikel 30 wordt geregeld dat, indien de klacht wordt ingetrokken, de behandeling daarvan wordt gestaakt tenzij de Accountantskamer beslist dat de behandeling van klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. De klacht wordt dan verder behandeld als ware deze afkomstig van AFM, NOvAA of NIVRA, zo stellen de leden van de VVD-fractie. Onduidelijk is op welke wijze de Accountantskamer instemming van AFM, NOvAA of NIVRA gaat verwerven indien ten aanzien van de klacht besloten wordt deze verder te behandelen «als ware deze afkomstig van AFM, NOvAA of NIVRA». Kan de regering dit verduidelijken?

Artikel 38

In artikel 38 wordt, ten onrechte, niet geregeld aan welke eisen de uitspraak dient te voldoen indien de klacht door de Accountantskamer ongegrond wordt geacht. Voorts wordt uit dit artikel, noch uit de memorie van toelichting, volgens de leden van de VVD-fractie duidelijk waarom de uitspraak in geval van een ongegronde klacht, niet in het openbaar behoeft te worden uitgesproken. Kan de regering dit toelichten?

Artikel 39

In artikel 39, tweede lid, wordt weergegeven in welke situaties de voorzitter van de Accountantskamer een zaak zonder zitting kan afdoen, zo constateren de leden van de VVD-fractie. Het gaat hierbij steeds om gevallen waarbij de klacht ongegrond is maar geen andere tuchtrechtmaatregel dan waarschuwing, berisping of geldboete van ten hoogste € 225 dient te worden opgelegd. Merkwaardig genoeg kan de voorzitter van de Accountantskamer de zaak niet afdoen indien hij van mening is dat de klacht ongegrond moet worden verklaard of dat de zaak gegrond moet worden verklaard maar geen straf wordt opgelegd. Wat is hiervan de reden?

Artikel 41

In artikel 41, eerste lid, wordt de mogelijkheid gecreëerd om (als tijdelijke voorziening) een externe accountant tijdelijk door te halen. De leden van de VVD-fractie vragen op welke wijze de externe accountant bezwaar kan aantekenen tegen een dergelijk door de Accountantskamer genomen besluit.

Het is volstrekt onduidelijk waarom, zoals bepaald in artikel 41, achtste lid, een veroordeling als externe accountant automatisch tot gevolg moet hebben dat een eventuele betrekking bij NIVRA of NOvAA verloren gaat. Er hoeft immers geen enkele samenhang te zijn tussen het werk als extern accountant en het werk bij NIVRA of NOvAA. De in dit lid opgenomen bepaling dat bij doorhaling de titel (tijdelijk) vervalt, is gelet op het bepaalde in de wetten AA en RA zo vanzelfsprekend, dat zij volgens de leden van de VVD-fractie kan komen te vervallen.

Artikel 44

In artikel 44, vijfde lid, wordt het College van Beroep voor het bedrijfsleven de mogelijkheid geboden om bij een tijdelijke doorhaling «de periode van de tijdelijke doorhaling van de inschrijving ingevolge het eerste lid» in mindering te brengen op de termijn van de uitspraak. Bedacht dient evenwel te worden, aldus de leden van de VVD-fractie, dat het eerste lid uitsluitend gaat over de voorziening die door het College van Beroep voor het bedrijfsleven is getroffen. Indien ook de Accountantskamer een voorziening had getroffen, dan wordt die (op basis van de tekst van artikel 44, vijfde lid) niet in de uiteindelijke berekening meegenomen. Hierdoor bestaat het gevaar dat de beklaagde te lang tijdelijk wordt doorgehaald. Kan de regering hierop reageren?

De voorzitter van de commissie,

De Pater-Van der Meer

De griffier van de commissie,

Coenen


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Vacature (PvdA) en Vacature (SP).

Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).

Naar boven