Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30397 nr. 2 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 30397 nr. 2 |
Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.
Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:
Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is een wet tot stand te brengen waarin het tuchtprocesrecht ten aanzien van accountants op uniforme wijze wordt geregeld en waarin voorts regels worden gesteld inzake een klachtenprocedure ten aanzien van accountants;
Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-GeneraaI, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:
In deze wet wordt verstaan onder:
a. accountant: een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het register een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, derde lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;
b. Autoriteit Financiële Markten: de Stichting Autoriteit Financiële Markten;
c. betrokkene: degene jegens wie een klacht is ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;
d. het College: het College van Beroep voor het bedrijfsleven;
e. klager: degene die jegens betrokkene een klacht heeft ingediend op grond van artikel 22 van deze wet;
f. NOvAA: de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;
g. NIVRA: het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants;
h. Onze Minister: Onze Minister van Financiën;
i. Onze Ministers: Onze Minister van Financiën en Onze Minister van Justitie;
j. register: het register als bedoeld in de artikelen 10, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, 55, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants onderscheidenlijk 36, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.
HOOFDSTUK II TUCHTRECHTELIJKE MAATREGELEN
1. De tuchtrechtelijke maatregelen die de accountantskamer kan opleggen bij overtredingen als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, zijn:
a. waarschuwing;
b. berisping;
c. geldboete;
d. tijdelijke doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register voor ten hoogste één jaar;
e. doorhaling van de inschrijving van de accountant in het register.
2. Een geldboete kan gezamenlijk met een tuchtrechtelijke maatregel als genoemd in het eerste lid onder a, b, d en e, worden opgelegd.
3. Bij de beslissing tot oplegging van een maatregel als bedoeld in het eerste lid kan worden bepaald dat deze beslissing op kosten van betrokkene wordt openbaar gemaakt op een daarbij voorgeschreven wijze, indien enig door artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties beschermd belang dat vordert.
De tuchtrechtelijke maatregel van waarschuwing bestaat uit een schriftelijke waarschuwing van de betrokkene in verband met het begane feit.
De tuchtrechtelijke maatregel van berisping bestaat uit een schriftelijke vermaning tot de betrokkene in verband met het begane feit.
1. Het bedrag van de geldboete is tenminste € 2,– en ten hoogste € 4 500,–.
2. De geldboete kan geheel of gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd.
3. Een beslissing tot oplegging van een geldboete bevat de termijn waarbinnen deze moet zijn voldaan. Op verzoek van de betrokkene kan de voorzitter de termijn verlengen. De opgelegde boete komt ten bate van de Staat.
4. Wordt de boete niet binnen de gestelde termijn voldaan, dan kan de accountantskamer na het horen van betrokkene, ambtshalve beslissen een tuchtrechtelijke maatregel als bedoeld in artikel 2, onderdelen d of e, op te leggen.
1. In het geval waarin de accountantskamer de openbaarmaking van haar uitspraak gelast, bepaalt zij tevens de wijze waarop aan die last uitvoering wordt gegeven.
2. De kosten van de openbaarmaking worden in de uitspraak op een bepaald bedrag geschat.
1. In het geval waarin de accountantskamer tijdelijke doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register gelast, vermeldt zij in haar uitspraak wanneer de tijdelijke doorhaling ingaat en wanneer deze eindigt.
2. Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de tijdelijke doorhaling ingaat en het tijdstip waarop deze eindigt.
1. In het geval waarin de accountantskamer doorhaling van de inschrijving van betrokkene in het register gelast, bepaalt zij tevens de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven. Deze termijn bedraagt maximaal 10 jaren.
2. Terstond na het doen van de uitspraak informeert de accountantskamer de Autoriteit Financiële Markten en de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA over de naam van de betrokkene, het tijdstip waarop de doorhaling ingaat en de termijn waarbinnen betrokkene niet opnieuw in het register kan worden ingeschreven.
1. De accountantskamer informeert terstond na het doen van de uitspraak de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA omtrent de naam van betrokkene en de aard van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.
2. De Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA dragen zorg voor de opname van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel in het register. De tuchtrechtelijke maatregel van de waarschuwing wordt niet in het register opgenomen.
HOOFDSTUK III DE ACCOUNTANTSKAMER
1. Er is een accountantskamer gevestigd te Zwolle.
2. De accountantskamer vormt uit haar midden kamers voor het vervullen van haar taak. Kamers kunnen ook buiten de vestigingsplaats zitting houden.
1. De accountantskamer heeft een voorzitter, acht leden en een secretaris.
2. De accountantskamer heeft tien plaatsvervangende leden.
3. De accountantskamer kan één of meer plaatsvervangend-secretarissen hebben.
1. De voorzitter, vier leden, zes plaatsvervangende leden, waaronder de plaatsvervangend-voorzitters zijn rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast.
2. De secretaris en de plaatsvervangend-secretarissen zijn gerechtssecretaris.
3. De voorzitter, de vier leden, de zes plaatsvervangende leden, bedoeld in het eerste lid, en de secretaris worden op voordracht van Onze Ministers bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.
1. Vier van de leden, bedoeld in artikel 11, eerste lid, en vier van de plaatsvervangende leden zijn accountant of deskundig ter zake van werkzaamheden die accountants verrichten.
2. De leden en plaatsvervangende leden, bedoeld in het eerste lid, worden op voordracht van Onze Minister bij koninklijk besluit benoemd voor een periode van zes jaren.
De secretaris en de leden zijn voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de accountantskamer.
1. De voorzitter, de leden en de secretaris leggen voorafgaand aan de aanvang van hun werkzaamheden voor de accountantskamer de eed of belofte af. Het formulier voor de eed of belofte wordt als bijlage bij deze wet gevoegd.
2. De voorzitter legt de eed of belofte af ten overstaan van een plaatsvervangend-voorzitter.
3. De leden en de secretaris leggen de eed of belofte af ten overstaan van de voorzitter.
4. Bij een opvolgende benoeming binnen de accountantskamer van de voorzitter, een lid of de secretaris blijft de beëdiging achterwege.
5. De secretaris houdt een register waarin de koninklijke besluiten van de bij de accountantskamer benoemde personen en de formulieren van de eed/belofte worden bewaard.
1. De voorzitter, de leden en de secretaris zijn geen lid van het bestuur van of werknemer bij de NOvAA of het NIVRA. Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van functies of betrekkingen die zich niet verhouden tot het lidmaatschap van de accountantskamer.
2. Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan een verhouding van werkgever tot werknemer. Zij mogen niet met elkaar in de uitoefening van een beroep voor gemene rekening of onder gemeenschappelijke naam optreden.
3. Tussen de voorzitter, de leden en de secretaris mag niet bestaan de verhouding van echtgenoten of geregistreerde partners, bloed- of aanverwantschap tot de derde graad ingesloten.
De voorzitter, de leden en de secretaris zijn verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
1. Het lidmaatschap van de accountantskamer van de voorzitter, de leden en de secretaris vervalt van rechtswege indien zij ophouden te voldoen aan de vereisten voor benoeming. Het lidmaatschap eindigt voorts van rechtswege door het verstrijken van de benoemingstermijn van zes jaar. Na deze termijn is herbenoeming mogelijk.
2. De voorzitter, de leden en de secretaris kunnen op eigen verzoek bij koninklijk besluit worden ontslagen.
3. De voorzitter, de leden en de secretaris worden in ieder geval bij koninklijk besluit ontslagen met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin zij de leeftijd van zeventig jaren hebben bereikt.
4. De voorzitter, de leden en de secretaris kunnen bij koninklijk besluit worden ontslagen op de gronden aangegeven in de artikelen 46c, tweede lid, 46d, tweede lid, 46l, eerste en derde lid, en 46m van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren en indien zij wegens ziekte ongeschikt zijn voor hun taak, mits de ongeschiktheid twee jaar onafgebroken heeft geduurd en herstel binnen zes maanden na de termijn van twee jaar redelijkerwijs niet is te verwachten.
1. De leden en plaatsvervangende leden, bedoeld in artikel 13, ontvangen voor hun werkzaamheden ten behoeve van de accountantskamer ten laste van Onze Minister vacatiegeld op grond van het Vacatiegeldenbesluit 1988.
2. De opgeroepen getuigen en deskundigen ontvangen ten laste van Onze Minister een vergoeding overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de Wet tarieven in strafzaken.
1. De artikelen 14 tot en met 18 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter, de leden en de secretaris.
2. De artikelen 34 en 35 zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangers van de voorzitter en de leden.
1. Onze Minister draagt de kosten van de accountantskamer.
2. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld ten aanzien van de financiering van de accountantskamer.
3. De accountantskamer stelt jaarlijks een jaarverslag op en zendt dit voor 1 april aan Onze Ministers.
4. Onze Minister kan regels stellen ten aanzien van de inhoud van het jaarverslag.
HOOFDSTUK IV HET TUCHTGEDING IN EERSTE AANLEG
1. Een ieder kan bij een vermoeden van overtreding van artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties of overtreding van het bepaalde in een verordening van de NOvAA respectievelijk het NIVRA die betrekking heeft op het bepaalde in de voornoemde artikelen binnen drie jaar na constatering van de overtreding de zaak bij de accountantskamer aanhangig maken door middel van een klaagschrift.
2. De voorzitter van de NOvAA respectievelijk het NIVRA, kan ingeval betrokkene is veroordeeld voor een strafbaar feit en dit feit raakt aan de werkzaamheden die een accountant verricht, de zaak binnen drie jaar na de veroordeling aanhangig maken bij de accountantskamer door middel van een klaagschrift.
3. Buiten de gevallen genoemd in het eerste en tweede lid, kan de voorzitter van het NIVRA dan wel de NOvAA een zaak aanhangig maken bij de accountantskamer indien het een klacht betreft die behandeld is door de klachtencommissie, bedoeld in artikel 9a van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 7a van de Wet op de Registeraccountants, indien de klacht betrekking heeft op:
a. een inbreuk op een verordening van het NIVRA of de NOvAA; of
b. een dermate ernstig handelen van een accountant waardoor het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer aan de objectiviteit, onafhankelijkheid, integriteit en vakbekwaamheid aan het accountantsberoep wordt gesteld in ernstige mate wordt geschaad.
4. Het klaagschrift vermeldt de naam van de klager, de naam van betrokkene en de feiten waarvoor een tuchtrechtelijke maatregel wordt gevraagd. Bij het klaagschrift worden alle op de zaak betrekking hebbende stukken aan de accountantskamer overgelegd.
5. De accountantskamer kan zaken over hetzelfde of een verwant onderwerp ter behandeling voegen en de de behandeling van gevoegde zaken splitsen. 6.Indien een klaagschrift is gebaseerd op artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of op artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, maar tevens betrekking heeft op artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, is de accountantskamer gehouden deze klacht ambtshalve aan te vullen.
7. De accountantskamer zendt een klacht tot behandeling waarvan de klachtencommissie, bedoeld in artikel 60a van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 32a van de Wet op de Registeraccountants, bevoegd is, onverwijld door aan de klachtencommissie, onder gelijktijdige mededeling daarvan aan de klager.
8. De voorzitter van de NOvAA respectievelijk het NIVRA kan tenminste één en maximaal drie personen die lid zijn van de NOvAA respectievelijk het NIVRA aanwijzen die namens de voorzitter gedurende een door de voorzitter te bepalen termijn, de taak, bedoeld in het derde lid, uitoefent respectievelijk uitoefenen. Deze aanwijzing behoeft de goedkeuring van Onze Ministers. De ledenvergadering van de NOvAA respectievelijk het NIVRA regelt bij verordening de werkwijze, bezoldiging, schorsing en defungeren van de persoon of personen, bedoeld in de eerste volzin. Deze verordening behoeft goedkeuring van Onze Ministers.
1. De secretaris van de accountantskamer heft van de indiener van het klaagschrift een griffierecht van € 70,-.
2. De secretaris wijst de indiener van het klaagschrift op de verschuldigdheid van het griffierecht en deelt hem mee dat het verschuldigde bedrag binnen vier weken na de dag van verzending van zijn mededeling dient te zijn bijgeschreven op de rekening van de accountantskamer. Indien het bedrag niet binnen deze termijn is bijgeschreven, wordt de klacht niet-ontvankelijk verklaard, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de klager in verzuim is geweest.
3. Indien de klacht wordt ingetrokken omdat betrokkene geheel of gedeeltelijk aan de klacht van de klager tegemoet is gekomen, wordt het door de klager betaalde griffierecht vergoed door betrokkene. Indien de klacht gegrond wordt verklaard wordt het door de klager betaalde griffierecht vergoed door betrokkene.
4. In afwijking van het eerste lid, wordt geen griffierecht geheven indien een klaagschrift wordt ingediend door:
a. de Autoriteit Financiële Markten;
b. het NIVRA;
c. de NOvAA.
4. Onze Minister kan het in het eerste lid genoemde bedrag wijzigen voor zover de consumentenprijsindex daartoe aanleiding geeft.
Een lid dan wel plaatsvervangend lid van de accountantskamer dat externe accountant, registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent is, wordt ingeval tegen hem een klacht is ingediend, vervangen door een door de voorzitter aan te wijzen ander lid dan wel plaatsvervangend lid.
1. De accountantskamer kan betrokkene verzoeken binnen een termijn van vier weken schriftelijk op de ingediende klacht te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van betrokkene aan de klager.
2. De accountantskamer kan de klager verzoeken binnen vier weken schriftelijk op de reactie van betrokkene te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van de klager aan betrokkene.
3. De accountantskamer kan betrokkene verzoeken binnen een termijn van twee weken schriftelijk op de reactie van de klager te reageren. De secretaris zendt een afschrift van de reactie van betrokkene aan de klager.
4. De accountantskamer kan de termijn genoemd in de voorgaande leden op verzoek van betrokkene of de klager verlengen.
1. De betrokkene wordt binnen een termijn van ten hoogste acht weken nadat de zaak bij de accountantskamer aanhangig is gemaakt opgeroepen om op een door de voorzitter te bepalen dag en uur ter zitting te verschijnen. Indien de accountantskamer gebruik maakt van de bevoegdheid in artikel 25 kan zij bepalen dat de termijn van acht weken wordt verlengd, waarbij de termijn voor verlenging niet langer kan zijn dan de tijd die is gebruikt voor de procedure in artikel 25.
2. De oproeping wordt ten minste vier weken voor de dag van de zitting aan de betrokkene gezonden en vermeldt de plaats van de zitting.
3. De oproeping gaat vergezeld van een afschrift van het in artikel 22 bedoelde klaagschrift en van alle op de zaak betrekking hebbende stukken.
4. De oproeping houdt in:
a. de namen, het beroep en de woonplaats van de ter zitting opgeroepen getuigen en deskundigen;
b. de mededeling dat de betrokkene bevoegd is getuigen en deskundigen ter zitting mede te brengen.
5. De secretaris van de accountantskamer stelt de klager ten minste vier weken voor de dag van de zitting op de hoogte van de dag en het tijdstip waarop de zitting plaatsvindt.
1. De accountantskamer kan bevelen dat betrokkene in persoon verschijnt.
2. Indien de betrokkene wiens persoonlijke verschijning is bevolen, niet op de oproeping verschijnt, kan de accountantskamer de officier van justitie bij de rechtbank Zwolle-Lelystad verzoeken de betrokkene ter terechtzitting van de accountantskamer te dagvaarden en daarbij te voegen een bevel tot medebrenging.
1. De zitting is openbaar.
2. De accountantskamer kan bepalen dat de behandeling van de zaak geheel of gedeeltelijk met gesloten deuren plaatsvindt indien een openbare behandeling een goede rechtspleging of de belangen van de betrokkene of klager ernstig zou schaden.
3. De accountantskamer houdt zitting met de voorzitter of de plaatsvervangend voorzitter en twee of vier leden of hun plaatsvervangers. Indien de accountantskamer zitting houdt met twee leden is een lid degene als bedoeld in artikel 12 en een lid degene als bedoeld in artikel 13. Indien de accountantskamer zitting houdt met vier leden, zijn twee leden de leden, bedoeld in artikel 12, en twee leden de leden, bedoeld in artikel 13.
4. Indien niet wordt voldaan aan hetgeen in het derde lid is bepaald, leidt dit tot nietigheid van de beslissing in de tuchtzaak.
1. De voorzitter heeft de leiding van de zitting.
2. De secretaris houdt aantekening van het verhandelde ter zitting.
3. De secretaris maakt een proces-verbaal op van de zitting, indien de accountantskamer dit ambtshalve dan wel op verzoek van de betrokkene of de klager bepaalt en indien hoger beroep wordt ingesteld.
4. Het proces-verbaal bevat de namen van de voorzitter en de leden die de zaak behandelen, die van partijen en van hun vertegenwoordigers of gemachtigden die op de zitting zijn verschenen en van degenen die hen hebben bijgestaan, en die van de getuigen, deskundigen en tolken die op de zitting zijn verschenen.
5. Het proces-verbaal houdt een beschrijving in van hetgeen op de zitting met betrekking tot de zaak is voorgevallen.
6. Het proces-verbaal wordt door de voorzitter en de secretaris ondertekend.
7. Aan het proces-verbaal kunnen overgelegde pleitnotities worden gehecht.
8. De accountantskamer kan bepalen dat de verklaring van een partij, getuige of deskundige geheel in het proces-verbaal zal worden opgenomen. In dat geval wordt de verklaring onverwijld op schrift gesteld en aan de partij, getuige of deskundige voorgelezen. Deze mag daarin wijzigingen aanbrengen, die op schrift worden gesteld en aan de partij, getuige of deskundige worden voorgelezen. De verklaring wordt door de partij, getuige of deskundige ondertekend. Heeft ondertekening niet plaats, dan wordt de reden daarvan in het proces-verbaal vermeld.
In geval van intrekking van de klacht wordt de behandeling daarvan gestaakt, tenzij de accountantskamer beslist dat de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleend, moet worden voortgezet. In dat laatste geval wordt de klacht verder behandeld als ware deze afkomstig van:
a. de Autoriteit Financiële Markten, bij een vermoeden van overtreding van artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;
b. de voorzitter van de NOvAA, bij een vermoeden van overtreding van artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;
c. de voorzitter van het NIVRA, bij een vermoeden van overtreding van artikel 33, eerste lid, van de Wet op de registeraccountants.
1. De accountantskamer kan de behandeling ter zitting schorsen.
2. In het geval de behandeling ter zitting is geschorst, bepaalt de accountantskamer zo spoedig mogelijk het tijdstip waarop de behandeling wordt hervat en stelt de secretaris de betrokkene en de klager hiervan op de hoogte. Het tweede tot en met vijfde lid van artikel 26 zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De accountantskamer sluit het onderzoek ter zitting, wanneer zij van oordeel is dat het is voltooid.
2. Voordat het onderzoek ter zitting wordt gesloten, heeft de betrokkene het recht voor het laatst het woord te voeren.
3. Zodra het onderzoek ter zitting is gesloten, deelt de voorzitter mee wanneer uitspraak zal worden gedaan.
1. De betrokkene kan, tenzij de accountantskamer beveelt dat hij in persoon zal verschijnen, zich op een terechtzitting doen vertegenwoordigen door een advocaat, indien deze aldaar verklaart daartoe gevolmachtigd te zijn, of wel door een daartoe bij bijzondere volmacht schriftelijk gevolmachtigde.
2. De accountantskamer kan weigeren bepaalde personen, die geen advocaat zijn, als gemachtigde toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de accountantskamer de zaak tot de volgende zitting aan.
3. De accountantskamer stelt de betrokkene van de aanhouding en de reden van de aanhouding in kennis en roept hem tevens op om op de voor de zaak bepaalde nadere zitting in persoon of bij een andere gemachtigde tegenwoordig te zijn.
4. De betrokkene kan zich te allen tijde door een raadsman doen bijstaan.
5. De accountantskamer kan weigeren bepaalde personen, die geen advocaat zijn, als raadsman toe te laten. Bij zodanige weigering houdt de accountantskamer op verzoek van de betrokkene de zaak tot een volgende zitting aan.
Op verzoek van betrokkene of de klager, kan de voorzitter of elk van de leden die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de onpartijdigheid van de accountantskamer schade zou kunnen lijden. De artikelen 513 tot en met 515 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
Op grond van feiten en omstandigheden als bedoeld in artikel 34 kan een voorzitter of een lid die een zaak behandelt, verzoeken zich te mogen verschonen. De artikelen 517, tweede en derde lid, tot en met artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering zijn van overeenkomstige toepassing.
1. De accountantskamer kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of de klager getuigen oproepen.
2. Ieder die als getuige is opgeroepen, is verplicht voor de accountantskamer te verschijnen. Artikel 27, tweede lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. Met betrekking tot het horen van de getuigen en hun recht van verschoning zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
4. De voorzitter van de accountantskamer kan bepalen dat getuigen niet zullen worden gehoord dan na het afleggen van de eed of de belofte. Zij leggen in dat geval de eed of de belofte af dat zij zullen zeggen de gehele waarheid en niets dan de waarheid.
1. De accountantskamer kan ambtshalve of op verzoek van de betrokkene of de klager deskundigen benoemen, teneinde de accountantskamer voor te lichten, zo nodig, met opdracht een onderzoek in te stellen en de accountantskamer een verslag uit te brengen.
2. De deskundige is verplicht zijn taak onpartijdig en naar beste weten te verrichten. Ten aanzien van deskundigen en hun verhoor zijn de artikelen 217 tot en met 220 van het Wetboek van Strafvordering van overeenkomstige toepassing.
3. De accountantskamer kan de deskundige geheimhouding opleggen.
1. De accountantskamer doet schriftelijk uitspraak.
2. De uitspraak houdt, wanneer de klacht gegrond wordt verklaard, in de beslissing omtrent het opleggen van de tuchtrechtelijke maatregel, de gronden en de voorschriften waarop zij berust.
3. De accountantskamer kan een klacht niet-ontvankelijk verklaren.
4. De accountantskamer spreekt de beslissing, bedoeld in het tweede en het derde lid, in het openbaar uit.
5. In afwijking van het eerste lid, kan de accountantskamer na sluiting van het onderzoek ter zitting onmiddellijk mondeling uitspraak doen.
6. De secretaris maakt van de mondelinge uitspraak een proces-verbaal op.
7. De uitspraak wordt onverwijld aan de betrokkene, de klager, de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA, onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA gezonden.
1. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de accountantskamer een klacht kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of van onvoldoende gewicht is, kan de voorzitter de zaak zonder zitting afdoen. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.
2. Indien naar het oordeel van de voorzitter van de accountantskamer een klacht gegrond is, maar geen andere tuchtmaatregel dan een waarschuwing, berisping of een geldboete van ten hoogste € 225 dient te worden opgelegd, kan de voorzitter na betrokkene te hebben gehoord, de zaak zonder zitting afdoen. Artikel 38 is van overeenkomstige toepassing.
3. Tegen de uitspraak, bedoeld in het eerste en tweede lid, kan de betrokkene of de klager binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet doen. In dat geval vervalt de uitspraak en wordt de zaak verder overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 38 behandeld.
1. Tegen de betrokkene die ter zitting niet is verschenen of, ingeval zijn persoonlijke verschijning niet is bevolen, zich niet heeft laten vertegenwoordigen, wordt verstek verleend.
2. Tegen de bij verstek gegeven uitspraak kan de betrokkene binnen zes weken na verzending van de uitspraak verzet doen. In dat geval wordt de zaak overeenkomstig de artikelen 26 tot en met 38 behandeld. Indien de betrokkene opnieuw niet ter zitting verschijnt, wordt in afwijking van het eerste lid, niet opnieuw verstek verleend.
1. De accountantskamer is, bij wijze van voorziening, bevoegd de inschrijving in het register van de betrokkene voor een periode van ten hoogste zes maanden tijdelijk door te halen, op verzoek van:
a. de Autoriteit Financiële Markten, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;
b. de voorzitter van de NOvAA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet Accountants-Administratieconsulenten bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;
c. de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.
2. De accountantskamer kan deze periode eenmaal verlengen voor ten hoogste zes maanden. De accountantskamer kan steeds de tijdelijke doorhaling opheffen.
3. De secretaris van de accountantskamer stelt de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA, onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA en de betrokkene onverwijld in kennis van een tijdelijke doorhaling als bedoeld in het eerste lid en van een beslissing tot verlenging dan wel de opheffing daarvan.
4. Over het voornemen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving wordt de betrokkene gehoord.
5. Ingeval de accountantskamer naar aanleiding van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties bedoelde overtredingen beslist tot het opleggen van een tijdelijke doorhaling van de inschrijving gedurende een bepaalde termijn, kan zij de periode van tijdelijke doorhaling ingevolge het eerste lid in mindering brengen op die termijn.
6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing, indien tegen betrokkene een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf is ingesteld en het misdrijf mede het uitoefenen van het beroep van betrokkene raakt.
7. In het geval de inschrijving tijdelijk wordt doorgehaald blijft betrokkene ter zake van handelingen en gedragingen, die gedurende de tijd, dat hij ingeschreven stond, hebben plaats gehad, aan tuchtrechtspraak onderworpen.
8. De maatregel van doorhaling brengt mede verlies, voor de tijd dat de maatregel van kracht is, van het recht de titel registeraccountant of Accountant-Administratieconsulent, of de benaming accountant te voeren. Voorts brengt deze maatregel mee het verlies van betrekkingen bij het NIVRA en de NOvAA.
1. De accountantskamer kan bepalen wanneer de tijdelijke doorhaling van de inschrijving, bedoeld in artikel 41, eerste lid, vervalt.
2. De tijdelijke doorhaling van de inschrijving vervalt in ieder geval zodra de accountantskamer uitspraak heeft gedaan, tenzij bij de uitspraak een later tijdstip is bepaald.
De artikelen 31 tot en met 41 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 zijn ten aanzien van de behandeling van een uitspraak van de accountantskamer in hoger beroep van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat:
a. in plaats van «de voorzitter van het bedrijfslichaam» wordt gelezen: de klager;
b. in plaats van «het tuchtgerecht» wordt gelezen: de accountantskamer;
c. in plaats van «het betrokken tuchtgerecht» wordt gelezen: de accountantskamer.
1. Het College is, in afwachting van een uitspraak in hoger beroep, bevoegd de inschrijving in het register van de betrokkene voor een periode van ten hoogste zes maanden tijdelijk door te halen, op verzoek van:
a. de Autoriteit Financiële Markten, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;
b. de voorzitter van de NOvAA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn;
c. de voorzitter van het NIVRA, ingeval jegens de betrokkene een ernstig vermoeden is gerezen dat hij een van de in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.
2. Het College kan deze periode eenmaal verlengen voor ten hoogste zes maanden. Het College kan steeds de tijdelijke doorhaling opheffen.
3. De griffier stelt de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van de NOvAA onderscheidenlijk de voorzitter van het NIVRA en de betrokkene onverwijld in kennis van een tijdelijke doorhaling als bedoeld in het eerste lid en van een beslissing tot verlenging dan wel de opheffing daarvan.
4. Over het voornemen tot tijdelijke doorhaling van de inschrijving wordt de betrokkene gehoord.
5. Ingeval het College naar aanleiding van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten, artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants of artikel 28, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen beslist tot het opleggen van een tijdelijke doorhaling van de inschrijving gedurende een bepaalde termijn, kan het de periode van de tijdelijke doorhaling van de inschrijving ingevolge het eerste lid in mindering brengen op die termijn.
6. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing indien tegen betrokkene een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf is ingesteld en het misdrijf mede het beroep van betrokkene raakt.
1. Het College kan bepalen wanneer de tijdelijke doorhaling van de inschrijving, bedoeld in artikel 44, eerste lid, vervalt.
2. De tijdelijke doorhaling van de inschrijving vervalt in ieder geval zodra het College uitspraak heeft gedaan, tenzij bij de uitspraak een later tijdstip is bepaald.
1. Het College informeert terstond na het doen van de uitspraak de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA omtrent de naam van betrokkene en de aard van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.
2. De Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA dan wel de voorzitter van de NOvAA dragen zorg voor de opname van de opgelegde tuchtrechtelijke maatregel in het register. De tuchtrechtelijke maatregel van de waarschuwing wordt niet in het register opgenomen.
HOOFDSTUK VI DE TENUITVOERLEGGING
De tenuitvoerlegging van uitspraken van de accountantskamer en van het College geschiedt op last van de accountantskamer.
Een uitspraak wordt niet ten uitvoer gelegd voordat zij onherroepelijk is.
HOOFDSTUK VII WIJZIGING IN ANDERE WETTEN
In de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten wordt na Titel III een nieuwe titel ingevoegd, luidende:
1. De NOvAA heeft samen met het NIVRA een klachtencommissie die tot taak heeft het behandelen van klachten inzake een inbreuk op een verordening dan wel van klachten die betrekking hebben op het handelen van Accountants-Administratieconsulenten dat niet valt onder het bereik van artikel 51, eerste lid en artikel 28 van de Wet toezicht accountantsorganisaties.
2. De klachtencommissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter die jurist is, twee onafhankelijke plaatsvervangend-voorzitters die jurist zijn en ten minste twee leden die deskundig zijn ten aanzien van de werkzaamheden van Accountants-Administratieconsulenten en registeraccountants.
3. De benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangend-voorzitters geschiedt op voordracht van het bestuur door de ledenvergadering van de NOvAA en het NIVRA en behoeft goedkeuring van Onze Minister.
4. De benoeming van de leden geschiedt op voordracht van het bestuur door de ledenvergadering van de NOvAA en het NIVRA.
5. De NOvAA stelt met het NIVRA bij verordening regels vast ten aanzien van de werkwijze en bezoldiging van de klachtencommissie. De verordening behoeft goedkeuring van Onze Ministers.
§ 2. Procedure voor de klachtencommissie
1. Een ieder kan een klacht indienen bij de klachtencommissie inzake de wijze waarop een Accountant-Administratieconsulent zich in een bepaalde aangelegenheid, die niet valt onder het bereik van artikel 51, eerste lid, jegens hem heeft gedragen.
2. Het klaagschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht gericht is.
3. Indien het klaagschrift in een vreemde taal gesteld is en een vertaling voor een goede behandeling van de klacht noodzakelijk is, dient de klager zorg te dragen voor een vertaling.
Indien de Accountant-Administratieconsulent naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, ziet de klachtencommissie af van verdere behandeling van de klacht.
1. De klachtencommissie bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.
2. De klachtencommissie zendt klachten tot behandeling waarvan de accountantskamer bevoegd is, door aan de accountantskamer, onder gelijktijdige mededeling aan de klager.
Indien de klacht gericht is op het handelen van een lid van de klachtencommissie, wordt dit lid vervangen door een door de voorzitter aan te wijzen ander lid.
1. De klachtencommissie is niet verplicht de klacht te behandelen indien zij betrekking heeft op een gedraging:
a. waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van de artikelen 60b en volgende is behandeld;
b. die langer dan drie jaar voor constatering van de gedraging heeft plaatsgevonden; of
c. zolang ter zake daarvan een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is.
2. De klachtencommissie is niet verplicht een klacht te behandelen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is.
3. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld.
1. Aan degene op wiens gedraging een klacht betrekking heeft, wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken gezonden.
2. De klachtencommissie kan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, verzoeken om een schriftelijke reactie. De klachtencommissie zendt een afschrift van deze reactie aan de klager.
3. De klager krijgt de gelegenheid schriftelijk op de in het tweede lid bedoelde reactie te reageren. De klachtencommissie zendt een afschrift van deze reactie aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
4. De termijn voor het geven van de schriftelijke reactie, bedoeld in het tweede en derde lid, bedraagt telkens zes weken.
1. De klachtencommissie stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.
1. De klachtencommissie handelt de klacht af binnen zes maanden na ontvangst van het klaagschrift.
2. De klachtencommissie kan de afhandeling voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
De klachtencommissie stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt.
1. De klachtencommissie draagt zorg voor registratie van bij hem ingediende schriftelijke klachten.
2. De klachtencommissie publiceert het oordeel over de ingediende klachten.
3. De klachtencommissie bepaalt de wijze waarop de publicatie plaatsvindt.
De klachtencommissie kan bij de gegrondverklaring van een klacht de aanbeveling doen aan de voorzitter van de NOvAA dat een klacht zich leent voor doorzending aan de accountantskamer.
In de Wet op de Registeraccountants wordt na titel I. een nieuwe titel ingevoegd luidende:
1. Het NIVRA heeft samen met de NOvAA een klachtencommissie die tot taak heeft het behandelen van klachten inzake een inbreuk op een verordening dan wel van klachten die betrekking hebben op het handelen van registeraccountants dat niet valt onder het bereik van artikel 33, eerste lid.
2. De klachtencommissie bestaat uit een onafhankelijke voorzitter die jurist is, twee onafhankelijke plaatsvervangend-voorzitters die jurist zijn en ten minste twee leden die deskundig zijn ten aanzien van de werkzaamheden van registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten.
3. De benoeming van de voorzitter en de plaatsvervangend-voorzitters geschiedt op voordracht van het bestuur door de ledenvergadering van het NIVRA en de NOvAA en behoeft goedkeuring van Onze Ministers.
4. De benoeming van de leden van de klachtencommissie geschiedt op voordracht van het bestuur door de ledenvergadering van het NIVRA en de NOvAA.
5. Het NIVRA stelt met de NOvAA bij verordening regels vast ten aanzien van de werkwijze en bezoldiging van de klachtencommissie. De verordening behoeft goedkeuring van Onze Ministers.
§ 2. Procedure voor de klachtencommissie
1. Een ieder kan een klacht indienen bij de klachtencommissie inzake de wijze waarop een registeraccountant zich in een bepaalde aangelegenheid, die niet valt onder het bereik van artikel 33, eerste lid, jegens hem heeft gedragen.
2. Het klaagschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de gedraging waartegen de klacht gericht is.
Indien de registeraccountant naar tevredenheid van de klager aan diens klacht tegemoet is gekomen, ziet de klachtencommissie af van verdere behandeling van de klacht.
1. De klachtencommissie bevestigt de ontvangst van het klaagschrift schriftelijk.
2. De klachtencommissie zendt klachten tot behandeling waarvan de accountantskamer bevoegd is, door aan de accountantskamer, onder gelijktijdige mededeling aan de klager.
Indien de klacht gericht is op het handelen van een lid van de klachtencommissie, wordt dit lid vervangen door een door de voorzitter aan te wijzen ander lid.
1. De klachtencommissie is niet verplicht de klacht te behandelen indien zij betrekking heeft op een gedraging:
a. waarover reeds eerder een klacht is ingediend die met inachtneming van de artikelen 32b en volgende is behandeld; of
b. die langer dan drie jaar voor constatering van de gedraging heeft plaatsgevonden; of
c. zolang ter zake daarvan een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is, dan wel indien de gedraging deel uitmaakt van de opsporing of vervolging van een strafbaar feit en terzake van dat feit een opsporingsonderzoek op bevel van de officier van justitie of een vervolging gaande is.
2. De klachtencommissie is niet verplicht een klacht te behandelen indien het belang van de klager dan wel het gewicht van de gedraging kennelijk onvoldoende is.
3. Van het niet in behandeling nemen van de klacht wordt de klager zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het klaagschrift schriftelijk in kennis gesteld.
1. Aan degene op wiens gedraging een klacht betrekking heeft, wordt een afschrift van het klaagschrift alsmede van de daarbij meegezonden stukken gezonden.
2. De klachtencommissie kan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, verzoeken om een schriftelijke reactie. De klachtencommissie zendt een afschrift van deze reactie aan de klager.
3. De klager krijgt de gelegenheid schriftelijk op de in het tweede lid bedoelde reactie te reageren. De klachtencommissie zendt een afschrift van deze reactie aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
4. De termijn voor het geven van de schriftelijke reactie, bedoeld in het tweede en derde lid, bedraagt telkens zes weken.
1. De klachtencommissie stelt de klager en degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft, in de gelegenheid te worden gehoord.
2. Van het horen van de klager kan worden afgezien indien de klacht kennelijk ongegrond is dan wel indien de klager heeft verklaard geen gebruik te willen maken van het recht te worden gehoord.
3. Van het horen wordt een verslag gemaakt.
1. De klachtencommissie handelt de klacht af binnen zes maanden na ontvangst van het klaagschrift.
2. De klachtencommissie kan de afhandeling voor ten hoogste drie maanden verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan aan de klager en aan degene op wiens gedraging de klacht betrekking heeft.
De klachtencommissie stelt de klager schriftelijk en gemotiveerd in kennis van de bevindingen van het onderzoek naar de klacht, alsmede van de eventuele conclusies die hij daaraan verbindt.
1. De klachtencommissie draagt zorg voor registratie van bij hem ingediende schriftelijke klachten.
2. De klachtencommissie publiceert het oordeel over de ingediende klachten.
3. De klachtencommissie bepaalt de wijze waarop de publicatie plaatsvindt.
De klachtencommissie kan bij de gegrondverklaring van een klacht de aanbeveling doen aan de voorzitter van het NIVRA dat een klacht zich leent voor doorzending aan de accountantskamer.
HOOFDSTUK VIII SLOT- EN OVERGANGSBEPALINGEN
In afwijking van artikel 15 legt de eerste voorzitter van de accountantskamer de eed of belofte, bedoeld in artikel 15, af, ten overstaan van de president van het College van Beroep voor het bedrijfsleven.
1. De tuchtzaken die ten aanzien van registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechspraak accountants aanhangig zijn bij de raden van tucht en waarbij de artikelen 42, eerste lid van de Wet op de registeraccountants dan wel 64, eerste lid van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten nog geen toepassing hebben gevonden, worden overgedragen aan de accountantskamer.
2. De raden van tucht handelen de zaken die op grond van het eerste lid niet worden overgedragen af op grond van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet toezicht accountantsorganisaties. De artikelen van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants die betrekking hebben op de raden van tucht blijven van kracht zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet toezicht accountantsorganisaties. Zij verliezen hun toepassing zodra de raden van tucht de tuchtzaken hebben afgehandeld.
3. De accountantskamer behandelt de overgedragen tuchtzaken op grond van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants, zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants en de Wet toezicht accountantsorganisaties.
De artikelen van deze wet treden in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.
Deze wet wordt aangehaald als: Wet tuchtrechtspraak accountants.
Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.
Gegeven
De Minister van Justitie,
De Minister van Financiën,
Bijlage als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants
Formulier voor het afleggen van de eed of belofte als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Wet tuchtrechtspraak accountants door de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers;
Ik zweer/beloof dat ik trouw zal zijn aan de Koning, en dat ik de Grondwet en alle overige wetten zal onderhouden en nakomen.
Ik zweer/verklaar dat ik middellijk noch onmiddellijk, onder welke naam of voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn benoeming aan iemand iets heb gegeven of beloofd, noch zal geven of beloven.
Ik zweer/verklaar dat ik nimmer enige giften of geschenken hoegenaamd zal aannemen of ontvangen van enig persoon van wie ik weet of vermoed dat hij een rechtsgeding zal krijgen waarbij ik vanwege mijn werk binnen de accountantskamer betrokken zou kunnen zijn.
Ik zweer/beloof dat ik mijn werk binnen de accountantskamer met eerlijkheid, nauwgezetheid en onzijdigheid, zonder aanzien van personen, zal uitoefenen en mij in deze uitoefening zal gedragen zoals een goed voorzitter/plaatsvervangend voorzitter/lid/plaatsvervangend lid, secretaris/plaatsvervangend secretaris van de accountantskamer betaamt.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig!/Dat verklaar en beloof ik!
Op .................................................. werd te ..................................................
Ten overstaan van (1) .................................................., en door (2) ..................................................
De bovenvermelde eed/belofte afgelegd.
de ....................................................................................................
(1) ....................................................................................................
(2) ....................................................................................................
Krachtens de wet zijn de voorzitter, de leden, de secretaris en hun plaatsvervangers verplicht tot geheimhouding van de gegevens waarover zij bij de uitoefening van hun taak de beschikking krijgen en waarvan zij het vertrouwelijke karakter kennen of redelijkerwijs moeten vermoeden, behoudens voor zover enig wettelijk voorschrift hen tot mededeling verplicht of uit hun taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30397-2.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.