30 397
Nieuwe regels inzake tuchtrechtspraak ten aanzien van accountants (Wet tuchtrechtspraak accountants)

nr. 12
VIERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 25 juni 2007

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

1.

In artikel 1, onderdeel j, wordt «het register als bedoeld in» vervangen door: het register, bedoeld in.

2.

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «overtredingen» vervangen door «handelen of nalaten» en wordt «artikel 28, eerste lid» vervangen door: artikel 31, eerste lid.

b. In het derde lid wordt «artikel 28, eerste lid» vervangen door: artikel 31, eerste lid.

3.

In artikel 5, eerste lid, wordt «tenminste € 2,– en ten hoogste € 4 500,–» vervangen door: ten minste € 3,– en ten hoogste het bedrag van de derde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht.

4.

Aan artikel 10 wordt een lid toegevoegd, luidende:

3. De accountantskamer stelt bij reglement nadere regels vast over haar werkwijze.

5.

In artikel 13 wordt «De voorzitter de leden» vervangen door: De voorzitter, de leden.

6.

In artikel 16, eerste lid, wordt «de klachtencommissie,» vervangen door: een klachtencommissie belast met het behandelen van klachten inzake externe accountants, Accountants-Administratieconsulenten of registeraccountants,.

7.

In artikel 19 wordt het tweede lid vernummerd tot vierde lid en komen het eerste tot en met derde lid te luiden:

1. De voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden die rechterlijk ambtenaar met rechtspraak belast zijn, worden voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer vrijgesteld.

2. Onze Minister compenseert het betrokken gerecht voor de vrijgestelde tijd overeenkomstig de bezoldiging die de voorzitter, de leden en de plaatsvervangende leden, bedoeld in het eerste lid, op grond van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren ontvangen.

3. De overige leden en plaatsvervangende leden ontvangen van Onze Minister een vacatiegeld voor hun werkzaamheden voor de accountantskamer volgens bij ministeriële regeling te stellen regels.

8.

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

a. Het eerste lid komt te luiden:

1. Een ieder kan bij een vermoeden van handelen of nalaten:

a. als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van Wet toezicht accountantsorganisaties door een externe accountant als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onderdeel e, van die wet,

b. als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants door een registeraccountant, of

c. als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten door een Accountant-Administratieconsulent, binnen drie jaar na de constatering van het handelen of nalaten door middel van een klaagschrift een klacht indienen bij de accountantskamer. De accountantskamer neemt de klacht niet in behandeling indien tussen het moment van het handelen of nalaten en het moment van indiening van de klacht een periode van zes jaar is verstreken.

b. Het derde, zevende en achtste lid vervallen, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot derde tot en met vijfde lid.

c. In het derde lid (nieuw) worden na de eerste volzin twee volzinnen ingevoegd, luidende: In het klaagschrift wordt vermeld of de klacht is voorgelegd aan de organisatie waarbinnen de betrokken accountant werkzaam is, of aan een klachten- of geschillencommissie waarbij deze organisatie aangesloten is. Indien de klacht niet is voorgelegd, worden de redenen daarvoor in het klaagschrift vermeld.

9.

In artikel 23, vierde lid, wordt in onderdeel b «het NIVRA» vervangen door «de voorzitter van het NIVRA» en wordt in onderdeel c «de NOvAA» vervangen door: de voorzitter van de NOvAA.

10.

In artikel 25 wordt «De accountantskamer» telkens vervangen door «De voorzitter van de accountantskamer» en wordt «de accountantskamer» vervangen door: de voorzitter van de accountantskamer».

11.

In artikel 26, eerste lid, wordt «een termijn van ten hoogste acht weken» vervangen door «een termijn van ten hoogste tien weken» en wordt in de tweede volzin «Indien de accountantskamer gebruik maakt van de bevoegdheid in artikel 25 kan zij bepalen dat de termijn van acht weken» vervangen door: Indien de voorzitter van de accountantskamer gebruik maakt van de bevoegdheid in artikel 25, kan hij bepalen dat de termijn van tien weken.

12.

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, wordt «De accountantskamer» vervangen door: De voorzitter van de accountantskamer.

b. In het tweede lid wordt «kan de accountantskamer» vervangen door: kan de voorzitter van de accountantskamer.

13.

In artikel 28, derde lid, wordt «de plaatsvervangend voorzitter» vervangen door «een plaatsvervangend voorzitter» en worden de tweede en derde volzin vervangen door: Naast de voorzitter is het aantal rechterlijke en het aantal niet rechterlijke leden naar evenredigheid verdeeld.

14.

In artikel 30 wordt «overtreding van» telkens vervangen door: handelen of nalaten als bedoeld in.

15.

Artikel 31, tweede lid, wordt als volgt gewijzigd:

a. Aan de eerste volzin wordt een zinsnede toegevoegd luidende: tenzij het tijdstip van de hervatting op de zitting door de accountantskamer reeds mondeling is vastgesteld en mondeling aan klager en de betrokkene is aangezegd.

b. De tweede volzin wordt vervangen door: Indien zulks niet mondeling is aangezegd zijn het tweede tot en met het vijfde lid van artikel 26 van overeenkomstige toepassing, voor zover daaraan niet reeds eerder is voldaan.

16.

In artikel 33, eerste lid, wordt «de accountantskamer» vervangen door: de voorzitter van de accountantskamer.

17.

In artikel 38 wordt in het eerste lid na de eerste volzin een volzin toegevoegd, luidende: De uitspraak wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris.

18.

Na artikel 38 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 38a

1. De voorzitter van de accountantskamer kan een klacht alvorens deze in behandeling te nemen doorsturen naar de instantie die daarvoor bij verordening van het NIVRA of de NOvAA is aangewezen, in het geval de klacht zich daar naar haar oordeel toe leent en indien uit het klaagschrift blijkt, dat de klacht niet aan deze instantie is voorgelegd. De voorzitter van de accountantskamer kan hierbij zonodig toepassing geven aan artikel 25. De op de zaak betrekking hebbende stukken worden meegezonden met het klaagschrift.

2. Indien de voorzitter van de accountantskamer toepassing geeft aan het eerste lid, stelt hij de klager daarvan in kennis en vermeldt hij de bevoegdheid van de klager om na ommekomst van de behandeling door de betrokken instantie opnieuw een klacht bij de accountantskamer in te dienen. Artikel 38, eerste en vierde tot en met zevende lid, is van overeenkomstige toepassing.

3. De instantie waaraan de klacht overeenkomstig het eerste lid is toegezonden, behandelt de klacht overeenkomstig het bepaalde bij of krachtens de toepasselijke verordening van het NIVRA onderscheidenlijk de NOvAA.

19.

Artikel 41 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt «bij wijze van voorziening» vervangen door: bij wijze van voorlopige voorziening.

b. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «dat hij een van de in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen heeft begaan» vervangen door: van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties.

c. In het eerste lid, onderdeel b wordt «dat hij een van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet Accountants-Administratieconsulenten bedoelde overtredingen heeft begaan» vervangen door: van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet Accountants-Administratieconsulenten.

d. In het eerste lid, onderdeel c wordt «dat hij een van de in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde overtredingen heeft begaan» vervangen door: van handelen of nalaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants.

e. In het achtste lid wordt «bij wijze van voorziening» vervangen door: bij wijze van voorlopige voorziening.

20.

Artikel 43 wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

b. In het eerste lid onderdeel a, wordt de zinsnede «wordt gelezen: de klager» vervangen door: wordt gelezen: de klager, of de voorzitter van het NIVRA, voor zover het een registeraccountant betreft, dan wel de voorzitter van de NOvAA, voor zover het een Accountant-Administratieconsulent betreft.

c. Er worden twee leden toegevoegd, luidende:

2. Hoger beroep staat niet open tegen een tussenbeslissing van de accountantskamer of van de voorzitter van de accountantskamer en tegen de uitspraak, bedoeld in artikel 38a.

3. Het College informeert de accountantskamer, de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA, voor zover het een registeraccountant betreft, dan wel de voorzitter van de NOvAA, voor zover het een Accountant-Administratieconsulent betreft, over het feit dat beroep is ingesteld en vermeldt daarbij welke zaak het betreft.

21.

Artikel 44 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onderdeel a, wordt «dat hij een van de in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn» vervangen door: dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 31, eerste lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

b. In het eerste lid, onderdeel b, wordt «dat hij een van de in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn» vervangen door: dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 51, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

c. In het eerste lid, onderdeel c, wordt «dat hij een van de in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants bedoelde overtredingen heeft begaan en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn» vervangen door: dat hij heeft gehandeld of heeft nagelaten als bedoeld in artikel 33, eerste lid, van de Wet op de registeraccountants en daardoor zwaarwegende openbare belangen in het geding zijn.

22.

In artikel 47 wordt «op last van de accountantskamer» vervangen door: op last van de voorzitter van de accountantskamer.

23.

In artikel 48 wordt «Een uitspraak wordt niet ten uitvoer gelegd voordat deze onherroepelijk is.» vervangen door: Een uitspraak wordt, met uitzondering van de uitspraak bedoeld in artikel 41, niet ten uitvoer gelegd voordat deze onherroepelijk is.

24.

Artikel 49 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Na artikel 3a worden in § 1 van Titel II twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 3b

1. De NOvAA kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitoefening van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Stichting Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten; en

c. het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants; voor zover de verstrekking nodig is voor de vervulling van hun taak ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, onderscheidenlijk de Wet op de Registeraccountants.

2. Indien de NOvAA vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid heeft verstrekt aan een in dat lid bedoelde instantie en die instantie verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de NOvAA dat verzoek slechts in:

a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid; of

b. voor zover die instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen.

Artikel 3c

De NOvAA kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge artikel 2, derde lid, tweede volzin, van deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties en, in hoger beroep, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

b. Na onderdeel B worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt in artikel 24 een lid ingevoegd, luidende:

5. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast ter zake van de behandeling van klachten door Accountants-Administratieconsulenten, accountantsorganisaties als bedoeld in het vierde lid, of andere kantoren waarbinnen Accountants-Administratieconsulenten hun beroep uitoefenen.

Bb

Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De NOvAA kan bovendien de kosten van de werkzaamheden die zij verricht ter beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een Accountant-Administratieconsulent in rekening brengen bij haar leden of de kantoren waarbinnen deze leden werkzaam zijn. Ter bepaling van het verschuldigde bedrag worden door de ledenvergadering bij verordening tarieven vastgesteld.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. De verordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister.

c. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 36 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het vierde lid komt te luiden:

4. Het accountantsregister vermeldt de jegens een ingeschrevene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, het tijdstip waarop deze zijn ingegaan en, voor zover van toepassing, het tijdstip waarop deze eindigen. Bij elke doorhaling van een inschrijving als bedoeld in artikel 48, onder b en d, wordt de datum van doorhaling vermeld.

2. Het vijfde lid komt te luiden:

5. De vermelding van de tuchtrechtelijke maatregel, bedoeld in het vierde lid, wordt uit het accountantsregister verwijderd, indien tien jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

d. Onderdeel G komt te luiden:

G.

Titel IV komt te luiden:

Titel IV. Tuchtrechtspraak

Artikel 51

1. De Accountant-Administratieconsulent is bij het beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

2. De tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

25.

Artikel 50 wordt als volgt gewijzigd:

a. Na onderdeel B worden twee onderdelen ingevoegd, luidende:

Ba

Onder vernummering van het vijfde en zesde lid tot zesde en zevende lid, wordt in artikel 19 een lid ingevoegd, luidende:

5. De ledenvergadering stelt bij verordening regels vast terzake van de behandeling van klachten door registeraccountants, accountantsorganisaties als bedoeld in het vierde lid of andere kantoren waarbinnen registeraccountants hun beroep uitoefenen.

Bb

Na artikel 22a worden in § 4 van Titel I twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 22b

1. De Orde kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de uitoefening van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Stichting Autoriteit Financiële Markten;

b. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Stichting Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van de Wet toezicht accountantsorganisaties en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten; en

c. de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten; voor zover de verstrekking nodig is voor de vervulling van hun taak ingevolge de Wet toezicht accountantsorganisaties, onderscheidenlijk de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten.

2. Indien de Orde vertrouwelijke gegevens of inlichtingen op grond van het eerste lid heeft verstrekt aan een in dat lid bedoelde instantie en die instantie verzoekt om die gegevens of inlichtingen te mogen gebruiken voor een ander doel dan waarvoor zij zijn verstrekt, willigt de Orde dat verzoek slechts in:

a. indien het beoogde gebruik niet in strijd is met het eerste lid; of

b. voor zover die instantie op een andere wijze dan in deze wet voorzien met inachtneming van de daarvoor geldende wettelijke procedures voor dat andere doel de beschikking over die gegevens of inlichtingen zou kunnen verkrijgen.

Artikel 22c

De Orde kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge artikel 1, derde lid, tweede volzin van deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, van de Wet toezicht accountantsorganisaties, en, in hoger beroep, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

b. Onderdeel C komt te luiden:

C

Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:

1. Onder vernummering van het tweede lid tot derde lid wordt een lid ingevoegd, luidende:

2. De Orde kan bovendien de kosten van de werkzaamheden die zij verricht ter beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een registeraccountant in rekening brengen bij haar leden of de kantoren waarbinnen deze leden werkzaam zijn. Ter bepaling van het verschuldigde bedrag worden door de ledenvergadering bij verordening tarieven vastgesteld.

2. Het derde lid (nieuw) komt te luiden:

3. De verordeningen, bedoeld in het eerste en tweede lid, behoeven de goedkeuring van Onze Minister van Financiën.

c. Na onderdeel C wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ca

Titel II. komt te luiden:

Titel II. Tuchtrechtspraak

Artikel 33

1. De registeraccountant is bij het beroepsmatig handelen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants onderworpen ter zake van:

a. enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde; en

b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep.

2. De tuchtrechtspraak wordt uitgeoefend in eerste aanleg door de accountantskamer te Zwolle en in hoger beroep, tevens in hoogste ressort, door het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

d. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 55 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid komt te luiden:

3. Het accountantsregister vermeldt de jegens een ingeschrevene opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen en het tijdstip waarop deze zijn ingegaan en, voor zover van toepassing, het tijdstip waarop deze eindigen. Bij elke doorhaling van een inschrijving, bedoeld in artikel 63, eerste lid, wordt de datum van de doorhaling vermeld.

2. Het vierde lid komt te luiden:

4. De vermelding van de tuchtrechtelijke maatregel, bedoeld in het derde lid, wordt uit het accountantsregister verwijderd indien tien jaren zijn verstreken na het tijdstip waarop de tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd.

26.

Artikel 50a wordt als volgt gewijzigd:

a. Voor onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

0A

Artikel 1, eerste lid, onderdeel h, onderdelen 10 tot en met 40, komt te luiden:

10. een in Nederland gevestigde rechtspersoon naar Nederlands recht waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

20. een kredietinstelling met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;

30. een centrale kredietinstelling met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;

40. een levensverzekeraar of schadeverzekeraar met zetel in Nederland als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht waaraan een vergunning is verleend ingevolge die wet;.

b. Na onderdeel A wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Aa

Artikel 20 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding «1.» geplaatst.

2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:

2. Een accountantsorganisatie kan, in afwijking van het eerste lid, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij het verrichten van een wettelijke controle verstrekken aan organisaties als bedoeld in artikel 48, eerste lid, voor zover die gegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de in dat lid bedoelde beoordeling.

c. Onderdeel D komt te luiden:

D

Artikel 31, eerste lid, komt te luiden:

1. De externe accountant is ten aanzien van zijn beroepsmatig handelen onderworpen aan tuchtrechtspraak op de voet van de Wet tuchtrechtspraak accountants ter zake van enig handelen of nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde.

d. In onderdeel Ii wordt in artikel 62a, eerste lid, de zinsnede «kan Onze Minster» vervangen door «kan de Autoriteit Financiële Markten, nadat de beschikking waarbij een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, is bekendgemaakt».

e. Na onderdeel Ii wordt een onderdeel ingevoegd, luidende:

Ij

Na hoofdstuk 5 wordt een hoofdstuk ingevoegd, luidende:

HOOFDSTUK 5A UITZONDERINGEN GEHEIMHOUDINGSPLICHT

Artikel 63a

1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan de accountantskamer, bedoeld in artikel 31, tweede lid, of het College van Beroep voor het bedrijfsleven.

2. De Autoriteit Financiële Markten verstrekt geen vertrouwelijke gegevens of inlichtingen als bedoeld in het eerste lid indien de verstrekking van de vertrouwelijke gegevens of inlichtingen redelijkerwijs in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

Artikel 63b

1. De Autoriteit Financiële Markten kan, in afwijking van artikel 2:5 van de Algemene wet bestuursrecht, vertrouwelijke gegevens of inlichtingen verkregen bij de vervulling van de haar ingevolge deze wet opgedragen taak, verstrekken aan:

a. de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten, bedoeld in artikel 2, eerste lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten;

b. het Nederlands Instituut van Registeraccountants, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Registeraccountants; en

c. een organisatorisch verband van marktpartijen, dat zich ten doel stelt een doeltreffende bijdrage te leveren aan de uitvoering door de Autoriteit Financiële Markten van het toezicht op de naleving van deze wet en daartoe met de Autoriteit Financiële Markten een convenant heeft gesloten; voor zover de gegevens of inlichtingen noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taken van de in de onderdelen a tot en met c bedoelde instanties.

2. Voor zover de gegevens of inlichtingen, bedoeld in het eerste lid, zijn verkregen van een toezichthoudende instantie in een andere staat, verstrekt de Autoriteit Financiële Markten deze niet aan een instantie als bedoeld in het eerste lid, tenzij de toezichthoudende instantie waarvan de gegevens of inlichtingen zijn verkregen uitdrukkelijk heeft ingestemd met de verstrekking van de gegevens of inlichtingen en in voorkomend geval heeft ingestemd met het gebruik voor een ander doel dan waarvoor de gegevens of inlichtingen zijn verstrekt.

f. Na onderdeel K worden drie onderdelen ingevoegd, luidende:

Ka

In artikel 75 vervalt onderdeel K.

Kb

In artikel 76 vervalt onderdeel H.

Kc

In artikel 80, vijfde lid, wordt de zinsnede «zodra zij op de aanvraag heeft beslist» vervangen door: zodra zij onherroepelijk op de aanvraag heeft beslist.

g. Na onderdeel L wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

M

De bijlage bij artikel 1, eerste lid, onderdeel j, wordt als volgt gewijzigd:

1. De zinsnede «artikel 147, vijfde lid, van de Pensioenwet» wordt vervangen door: artikelen 146 en 147, vijfde lid, van de Pensioenwet.

2. De zinsnede «artikel 24, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid» wordt vervangen door: artikel 21, tweede lid, van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.

3. In de alfabetische rangschikking wordt ingevoegd:artikel 13, vierde lid, van de Wet marktordening gezondheidszorg;.

4. De zinsnede «artikel 25, eerste lid, van de Wet tarieven gezondheidszorg» vervalt.

5. De zinsnede «artikel 26, eerste lid, van de Wet toelating zorginstellingen» wordt vervangen door: artikel 25, vierde lid, van de Wet toelating zorginstellingen.

6. De zinsneden «artikel 12, vijfde lid, van de Wet toezicht beleggingsinstellingen;», «artikel 11a, tweede lid, van de Wet toezicht effectenverkeer 1995;», «artikelen 8, tweede lid, onderdeel f, 30, tweede lid, en 55, vijfde lid, van de Wet toezicht kredietwezen 1992;», «artikelen 33a en 33b van de Wet toezicht natura-uitvaartverzekeringsbedrijf;»en «artikelen 72a, eerste lid, 72b en 100a, eerste lid, van de Wet toezicht verzekeringsbedrijf 1993» worden vervangen door de zinsnede «artikelen 3:72, zevende lid, 3:77, 3:82, 3:86, tweede lid, 4:51, derde lid, en 4:85, tweede lid, van de Wet op het financieel toezicht».

7. De zinsnede «artikel 142, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling» wordt vervangen door: artikelen 141 en 142, vijfde lid, van de Wet verplichte beroepspensioenregeling.

27.

Artikel 52 komt te luiden:

Artikel 52

1. De raden van tucht, bedoeld in artikel 51, tweede lid, van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en artikel 33, tweede lid, van de Wet op de Registeraccountants, zoals deze artikelen luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet, handelen gedurende een jaar na het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet de zaken af die op het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet tuchtrechtspraak accountants bij hen aanhangig zijn. Zij nemen daarbij de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants in acht zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet. De zaken die de raden van tucht na dit jaar nog niet hebben afgehandeld, worden afgehandeld door de accountantskamer.

2. De accountantskamer handelt de zaken die op grond van het eerste lid, derde volzin, zijn overgedragen, af met in achtneming van de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten en de Wet op de Registeraccountants zoals deze luidden voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze wet.

28.

Artikel 52a vervalt.

Toelichting

Algemeen

Tijdens de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer is de aandacht gericht op de verhouding tussen de accountantskamer en de klachtencommissie. Gebleken is dat bij verschillende fracties van de Tweede Kamer grote bezwaren bestaan tegen de in het wetsvoorstel gekozen procedure, waarbij een onderscheid is gemaakt tussen zaken die rechtstreeks aan de accountantskamer kunnen worden voorgelegd en zaken die (eerst) aan een klachtencommissie moeten worden voorgelegd. Het bezwaar is gelegen in het onderscheid dat in het wetsvoorstel wordt gemaakt tussen zaken die direct aan de accountantskamer en zaken die eerst aan de klachtencommissie voorgelegd dienen te worden. Na ampel beraad menen wij dat er inderdaad grond is de gekozen procedure te herzien. Met deze nota van wijziging voorzien wij erin dat alle klachten over het beroepsmatig handelen van accountants direct aan de accountantskamer kunnen worden voorgelegd. Hiermee wordt de positie van de tuchtrechter versterkt. Mede in het licht van de bevindingen van het onlangs verschenen rapport «Beleidsuitgangspunten wettelijk geregeld tuchtrecht» van de werkgroep onder voorzitterschap van professor N.J.H. Huls hebben wij aanleiding gezien het wetsvoorstel aan te passen. In het rapport wordt de voorkeur uitgesproken voor een ongedeeld tuchtrecht. Dat wil zeggen dat alle zaken direct aan de tuchtrechter voorgelegd kunnen worden. Wel wordt in het rapport benadrukt dat de beroepsgroep een eigen verantwoordelijkheid heeft om via het klachtrecht te voorzien in een zorgvuldige behandeling van klachten. Via deze nota van wijziging wordt hierin voorzien door de beroepsorganisaties een regeling te laten treffen voor een zorgvuldige klachtbehandeling. De wijzigingen zijn besproken met de Nederlandse Orde van Accountants-Administratieconsulenten (NOvAA) en het Nederlands Instituut van Registeraccountants (NIVRA) die deze wijzigingen onderschrijven.

De nota van wijziging leidt tot de volgende aanpassingen.

* De regeling van de klachtencommissie, zoals oorspronkelijk voorgesteld om op te nemen in de Wet op de Registeraccountants (Wet RA) en in de Wet op de Accountants-Administratieconsulenten (Wet AA), wordt geschrapt. Daarmee vervalt ook de wettelijk voorgeschreven procedure om klachten van een bepaalde soort bij die klachtencommissie in te dienen.

* Wel wordt in de wet vastgelegd dat het NIVRA en de NOvAA een verordening maken over de behandeling van klachten. De wetgever laat daarbij in het midden of de klachten worden behandeld door de organisatie waarbinnen de betrokken accountant werkzaam is of door een speciaal voor dat doel in het leven geroepen instantie zoals een klachten- of geschillencommissie. Van belang is alleen dat de klacht serieus en objectief wordt behandeld.

* De regeling van de toegang tot de tuchtprocedure bij de accountantskamer, opgenomen in artikel 22, eerste lid, van het wetsvoorstel, wordt vervolgens ingrijpend veranderd in die zin dat bij de accountantskamer klachten kunnen worden ingediend over ieder handelen of nalaten dat plaatsvindt in de beroepsmatige sfeer. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt naar de aard van de klachten en wordt ook niet vereist dat de klacht als zodanig al is behandeld.

* De klager dient in zijn klaagschrift wel aan te geven óf hij zijn klacht heeft voorgelegd aan de instantie die het NIVRA of de NOvAA daartoe bij of krachtens verordening heeft aangewezen. Als dat niét het geval is, is de voorzitter van de accountantskamer bevoegd (maar uitdrukkelijk niet verplicht) om de klacht ter behandeling aan deze instantie toe te sturen. Daarbij zal de voorzitter van de accountantskamer de verordening kunnen betrekken die de betrokken beroepsgroep ter zake van klachtbehandeling heeft vastgesteld. De voorzitter van de accountantskamer zal de klacht alleen doorsturen als deze zich naar zijn oordeel daartoe leent. Indien de voorzitter van een beroepsorganisatie of de AFM een klacht aanhangig maakt bij de accountantskamer, zal deze klacht doorgaans niet zozeer zien op het belang van een individuele klager, maar veeleer op het belang van het accountantsberoep. In dat verband is het de verwachting dat de accountantskamer niet snel tot het oordeel zal komen dat een klacht van een dezer instanties in aanmerking komt voor doorzending naar de klachtencommissie. De situatie kan niet worden uitgesloten dat de accountantskamer bij het bekijken van de stukken tot het oordeel komt dat behandeling van de klacht bij een klachtinstantie niettemin raadzaam is.

Bij het maken van de afweging of het raadzaam is een klacht door te zenden, kan de voorzitter van de accountantskamer zonodig eerst terzake inlichtingen inwinnen bij de betrokken accountant, door toepassing te geven aan artikel 25. Deze regeling biedt de voorzitter van de accountantskamer de flexibiliteit om tot het moment waarop de zaak op grond van artikel 26, vijfde lid, ter zitting behandeld wordt, door te zenden aan de instantie die op grond van de verordeningen van het NIVRA en de NOvAA met de behandeling van klachten is belast. Bij het formuleren van de bepaling over de mogelijkheid dat de voorzitter van de accountantskamer een klacht doorzendt naar de instantie die bij verordening van de beroepsorganisatie is aangewezen voor behandeling klachten, is stilgestaan bij de vraag wat nu de consequentie moet zijn voor de uitspraak die voorzitter van de accountantskamer op dit punt doet. Moet het niet voorleggen leiden tot het oordeel niet ontvankelijk of is het een rechterlijke beslissing sui generis. De voorzitter van de accountantskamer heeft beoordelingsruimte om een zaak al dan niet door te sturen. Er kunnen gevallen zijn waarbij het bijvoorbeeld een principiële kwestie betreft of zaken waarbij snel een tuchtrechtelijk oordeel gewenst is. Denkbaar is dat dit niet reeds direct uit het klaagschrift blijkt. Indien nu gekozen wordt voor het oordeel niet ontvankelijk ontbreekt de ruimte voor de accountantskamer om de klacht te laten aanvullen of om inhoudelijke vragen te stellen om e.a. te verhelderen. Deze mogelijkheid dient er naar ons oordeel te zijn en daarom is niet voor niet ontvankelijkheid gekozen maar voor een rechterlijk oordeel sui generis. Vandaar ook de aparte bepaling in artikel 38a.

Verwacht mag worden dat de voorzitter van de accountantskamer de klacht niet ter behandeling zal terugzenden als het gaat om een zaak waarin snel een tuchtrechtelijk oordeel gewenst is of waarin een klachtbehandeling geen toegevoegde waarde zal hebben. De accountantskamer informeert de klager wiens klacht wordt doorgezonden over de bevoegdheid om indien de klachtbehandeling niet tot een bevredigende uitkomst leidt, een nieuwe klacht in te dienen bij de accountantskamer.

Teneinde een goede voortgang van procedures bij de accountantskamer te borgen, hebben wij ervoor gekozen beslissingen over de voortgang van het proces steeds toe te delen aan de voorzitter van de accountantskamer. Tegen deze tussenbeslissingen staat geen beroep open.

Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt om in deze nota van wijziging bepalingen op te nemen tot wijziging van de Wet RA, de Wet AA en de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta) teneinde de informatie-uitwisseling tussen – in het bijzonder – de AFM, het NIVRA en de NOvAA mogelijk te maken. Tot slot worden enkele andere noodzakelijk geachte wijzigingen van de Wet RA, de Wet AA en de Wta voorgesteld.

Artikelsgewijs

1.  Deze wijziging betreft een wetstechnische verbetering.

2.  a. In artikel 22 is de term «overtreding» vervangen door de termen handelen of nalaten. In lijn hiermee is ook het woord overtreding in artikel 22, eerste lid vervangen door handelen of nalaten. Wij hebben ervoor gekozen de term «overtreding» te vervangen door de termen «handelen of nalaten» aangezien wij van oordeel zijn dat deze termen passender zijn om niet naleving van het bij of krachtens de wet ten aanzien van accountants bepaalde te duiden.

b. Deze wijziging betreft het herstel van een onjuiste verwijzing.

3.  De bedragen zoals deze zijn opgenomen in artikel 5 waren gebaseerd op de bedragen opgenomen in artikel 4 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004. De bedragen zoals opgenomen in die wet zijn gebaseerd op de boetecategorieën zoals opgenomen in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht. De bedragen in artikel 23 van het Wetboek van Strafrecht worden periodiek aangepast aan de stijging van de consumentenprijsindex. Door in artikel 5 nu aan te sluiten bij een boetecategorie uit het Wetboek van Strafrecht, blijft het maximumboetebedrag in artikel 5 op peil. Een vergelijkbare wijziging ten aanzien van artikel 4 van de Wet tuchtrechtspraak bedrijfsorganisatie 2004 is opgenomen in een justitiebrede reparatiewet die thans in voorbereiding is.

4. Via deze bepaling kan de accountantskamer, evenals thans bij rechtbanken en gerechtshoven gebruikelijk is, een reglement opstellen waarin zij nadere regels kan opnemen over haar werkwijze.

5. Deze wijziging strekt ertoe een komma toe te voegen.

6.  Het lidmaatschap van een klachtencommissie op het terrein van externe accountants, registeraccountants, of Accountants-Administratieconsulenten, is naar ons oordeel onverenigbaar met dat van de accountantskamer.

7.  Deze bepaling voorziet in de wijze waarop de rechterlijke leden van de accountantskamer worden vrijgesteld en de wijze waarop het gerecht hiervoor gecompenseerd wordt gecompenseerd. Voor de overige leden stelt de Minister van Financiën een vacatiegeld vast.

8.  a. De verwijzing naar de verordeningen van de NOvAA en het NIVRA is komen te vervallen. Deze verwijzing is overbodig geworden nu in artikel 31, eerste lid, van de Wta, artikel 33, eerste lid, van de Wet RA en artikel 51, eerste lid, van de Wet AA een nieuwe tuchtnorm is opgenomen voor accountants. De verordeningen die betrekking hebben op accountants vallen onder het bereik van de in deze artikelen opgenomen tuchtnorm. Voor de aanpassing van de term overtreding wordt hierbij verwezen naar de toelichting onder 2.

b. Artikel 22 is bijgesteld in de zin dat thans over alle beroepsmatige werkzaamheden van alle accountants bij de accountantskamer geklaagd kan worden. De bepalingen die betrekking hadden op de klachtencommissie zijn geschrapt.

c. Zoals gesteld in het algemeen deel van deze toelichting, achten wij het van groot belang dat accountants de eigen verantwoordelijkheid nemen om via klachtenprocedures klachten op zorgvuldige wijze te behandelen. Voor de accountantskamer is het van belang te vernemen of een klager ook daadwerkelijk van de mogelijkheid gebruik heeft gemaakt om te klagen bij de organisatie waarbinnen de betrokken accountant werkzaam is, of bij de klachten- of geschillencommissie waarbij deze organisatie aangesloten is. Via het toevoegen van de volzinnen in het derde lid wordt hiertoe geregeld dat dit in het klaagschrift gemeld wordt. De situatie kan zich voordoen dat de betrokken accountant en de klager reeds uitvoerig met elkaar van gedachten hebben gewisseld en dat voor beide partijen helder is dat een klachtenprocedure geen meerwaarde heeft omdat het bijvoorbeeld een principiële kwestie betreft. In dat geval kan dat in het klaagschrift gemeld worden. Op basis van artikel 38a kan de voorzitter van de accountantskamer een klacht ter behandeling doorzenden aan de instantie die het NIVRA of de NOvAA daartoe bij of krachtens verordening heeft aangewezen indien uit het klaagschrift blijkt dat er niet geklaagd is en dat de voorzitter van de accountantskamer een behandeling van de klacht in de klachtenprocedure zinvol acht. Deze instantie kan de betrokken accountant informeren over het feit dat een klacht in behandeling is genomen die op hem/haar betrekking heeft.

9.  Op grond van het voorgestelde artikel 22 kunnen de voorzitters van het NIVRA en de NOvAA in bepaalde gevallen een klacht indienen bij de accountantskamer. In aansluiting hierop wordt in artikel 23, vierde lid, onderdelen b en c, thans verwezen naar de voorzitters van het NIVRA en de NOvAA.

10.  De bevoegdheid van de accountantskamer is gezien de gewenste voortgang van de procesgang toebedeeld aan de voorzitter van de accountantskamer.

11.  De termijnen genoemd in het eerste lid zijn in overeenstemming gebracht met de termijnen die klager en betrokkene op grond van artikel 25 hebben om op de klacht te reageren. In verband met de wijziging van de bevoegdheid in artikel 25 is de verwijzing naar de voorzitter van de accountantskamer ook in artikel 26 doorgevoerd.

12.  In artikel 27 wordt de besluitvorming die ziet op de voortgang van het proces telkens toegekend aan de voorzitter.

13.  Daar de accountantskamer meerdere plaatsvervangende voorzitters heeft, wordt in artikel 28, derde lid, «de plaatsvervangende voorzitter» vervangen door een plaatsvervangend voorzitter.

14.  Voor een toelichting wordt hierbij verwezen naar de toelichting bij artikel 8, onderdeel a.

15.  Via deze wijziging wordt een onnodige wisseling van stukken voorkomen indien de procespartijen reeds op de zitting te horen hebben gekregen wanneer de hervatting van de procedure plaatsvindt.

16.  Dit betreft wederom een aanpassing van de bevoegdheid van de voorzitter van de accountantskamer. In het algemeen deel van de toelichting wordt hierop nader ingegaan.

17.  Via deze wijziging hoeven niet alle leden van de accountantskamer de uitspraak te ondertekenen.

18.  Voor een nader toelichting wordt hierbij verwezen naar het algemeen deel van de toelichting.

19.  Ten einde buiten twijfel te stellen dat de voorziening in artikel 41 een orde maatregel is die onmiddellijke werking heeft, is in aansluiting bij de voorlopige voorziening in de Algemene wet bestuursrecht voor een gelijke term gekozen. Voor de andere wijzigingen wordt hierbij verwezen naar de toelichting op artikel 8, onderdeel a.

20.  b. Via deze aanpassing wordt buiten twijfel gesteld dat ook de voorzitters van de beroepsorganisaties als klager in hoger beroep kunnen optreden.

c. Het instellen van hoger beroep tegen tussenbeslissingen is in navolging van bijvoorbeeld de Algemene wet bestuursrecht uitgesloten. Ook wordt hoger beroep tegen het doorzenden van een klacht uitgesloten. Hiervoor is gekozen aangezien de klager met deze doorzending geen rechten verspeelt. Ook na het oordeel van een instantie die op basis van de verordening van het NIVRA dan wel de NOvAA is aangewezen om een klacht te behandelen kan de klager immers wederom een zaak aanhangig maken bij de accountantskamer.

Teneinde de Autoriteit Financiële Markten, de voorzitter van het NIVRA en de voorzitter van de NOvAA op de hoogte te stellen of er ten aanzien van een bepaalde door de accountantskamer behandelde zaak beroep is ingesteld bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven is deze bepaling opgenomen.

21.  Met deze aanpassing wordt de terminologie van het handelen en nalaten zoals verwoord bij de tuchtnorm voor externe accountants, registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten thans ook doorgevoerd in artikel 44.

22.  Om redenen van proceseconomie is de accountantskamer hier vervangen door de voorzitter van de accountantskamer.

23.  Teneinde buiten twijfel te stellen dat een voorlopige voorziening direct ten uitvoer kan worden gelegd, is artikel 48 daartoe aangepast.

24.  In onderdeel 24 van deze nota van wijziging zijn wijzigingen opgenomen in artikel 49, dat betrekking heeft op wijzigingen in de Wet AA.

a. Het voornaamste doel van het in onderdeel Aa voorgestelde artikel 3b in de Wet AA is de informatie-uitwisseling tussen de AFM en de NOvAA mogelijk te maken (eerste lid, onderdeel a). Dit artikel is van belang om de AFM invulling te doen geven aan artikel 48 van de Wta, dat namelijk een samenwerking en informatie-uitwisseling tussen de AFM en de NOvAA veronderstelt. Op grond van artikel 2:5, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) berust op de NOvAA een geheimhoudingsplicht. Artikel 3a bevat een uitzondering op deze geheimhoudingsplicht. Deze uitzondering gaat verder dan de reeds in artikel 2:5 van de Awb opgenomen uitzondering (of uit zijn taak de noodzaak tot mededeling voortvloeit).

Daarnaast beoogt het eerste lid, onderdeel b, van dit artikel de informatieverstrekking van de NOvAA aan organisaties mogelijk te maken waarmee de AFM, in het kader van artikel 48 van de Wta, een convenant heeft gesloten. Tot slot beoogt het tweede lid, onderdeel c, van dit artikel ook de informatieverstrekking van de NOvAA aan het NIVRA mogelijk te maken, voor zover de verstrekking van gegevens nodig is voor de vervulling van de taak van het NIVRA.

De NOvAA heeft de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA mandaat, volmacht en machtiging verleend om de bevoegdheden in de Verordening op de Periodieke Preventieve Toetsing en de Verordening op de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA uit te oefenen (Besluit mandaat, volmacht en machtiging leden Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s, Staatscourant 2006, 203). Op de Raad van Toezicht rust ingevolge artikel 2:5, tweede lid, van de Awb eveneens een geheimhoudingsplicht. Uit dit lid volgt dat het eerste lid van artikel 2:5 van de Awb mede van toepassing is op instellingen en daartoe behorende of daarvoor werkzame personen die door een bestuursorgaan worden betrokken bij de uitvoering van zijn taak.

Het voornaamste doel van het in onderdeel Aa voorgestelde artikel 3c in de Wet AA is om het mogelijk te maken dat de NOvAA in het kader van een tuchtrechtelijke procedure tegen een AA of een registeraccountant informatie kan verstrekken aan de accountantskamer, of in hoger beroep, aan het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb).

b. Ba Zoals beschreven in de toelichting bij het nieuwe artikel 38a, wordt in de wet vastgelegd dat de NOVAA gehouden is een verordening te maken voor de klachtafhandeling door Accountants-Administratieconsulenten. Deze bepaling strekt hiertoe.

Bb In onderdeel Bb wordt het huidige artikel 30 van de Wet AA gewijzigd. Dit is het gevolg van de uitspraak van het CBb van 21 september 2006 inzake de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s (LJN: AY8684, CBb, AWB 05/461). Het CBb oordeelde dat thans voor de doorberekening van de kosten van de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s geen wettelijke grondslag bestaat. Het CBb concludeert dat het wettelijk systeem zodanig is dat het eenzijdig opleggen van bijdragen aan leden uitsluitend mogelijk is in de door de wetgever voorziene gevallen.

Het voorgestelde tweede lid van artikel 30 van de Wet AA regelt dat de NOvAA kosten in rekening kan brengen ter vergoeding van de kosten van werkzaamheden die zij verricht in verband met de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsuitoefening van een AA. Deze werkzaamheden omvatten onder meer de toetsing van de interne stelsels van kwaliteitsbeheersing van de kantoren waarbinnen de AA’s werkzaam zijn. Dit kunnen de werkzaamheden zijn die worden verricht door de Raad van Toezicht Beroepsuitoefening AA’s. De kosten kunnen in rekening worden gebracht bij de AA’s of bij het kantoor waarbij de AA’s werkzaam zijn. De ledenvergadering zal bij verordening de tarieven vaststellen.

c. Deze aanpassing strekt ertoe dat in het accountantsregister de jegens een ingeschrevene in het register opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen vermeld worden. Voor een ieder wordt hiermee zichtbaar of ten aanzien van een bepaalde accountant een tuchtrechtelijke maatregel is opgelegd, wanneer deze is opgelegd en wat de aard van de tuchtrechtelijke maatregel is. Ook in het geval de inschrijving van een accountant op last van de accountantskamer is doorgehaald, blijft de naam van de betrokken accountant in het register zichtbaar onder vermelding van de tuchtrechtelijke maatregel die tot de doorhaling heeft geleid en tot het moment waarop de doorhaling effect heeft. Met de aanpassing van het vijfde lid wordt voorzien in een verjaringstermijn. Op deze wijze wordt geregeld dat een tuchtrechtelijke maatregel na verloop van tien jaren nadat deze is opgelegd uit het register wordt verwijderd.

d. De in onderdeel G opgenomen regeling van de klachtencommissie komt te vervallen. Thans bevat dit onderdeel de bepalingen op grond waarvan de Accountant-Administratieconsulent aan tuchtrechtspraak is onderworpen. Artikel 51 is gewijzigd aangezien de tuchtnorm voor Accountants-Administratieconsulenten, registeraccountants en externe accountants is aangepast. Met deze vierde nota van wijziging wordt voorgesteld dat de voornoemde accountants aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn bij hun beroepsmatig handelen of in geval van nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en voor enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Hiermee is het onderscheid wat werd gemaakt tussen domeinen waarover direct bij de accountantskamer en domeinen waarbij eerst bij een klachtencommissie geklaagd diende te worden verlaten.

25.  In onderdeel 25 zijn wijzigingen in de Wet RA opgenomen.

a. Verwezen zij naar de toelichting bij wijziging 24.

b. Verwezen wordt naar de toelichting bij onderdeel A, onder a.

c. De in onderdeel C opgenomen regeling van de klachtencommissie komt te vervallen. Thans bevat dit onderdeel de bepalingen op grond waarvan de registeraccountant aan tuchtrecht is onderworpen. Artikel 33 is gewijzigd aangezien de tuchtnorm voor Accountants-Administratieconsulenten, registeraccountants en externe accountants is aangepast. Met deze vierde nota van wijziging wordt voorgesteld dat de voornoemde accountants aan tuchtrechtspraak onderworpen zijn bij hun beroepsmatig handelen of in geval van nalaten in strijd met het bij of krachtens deze wet bepaalde en voor enig ander handelen of nalaten in strijd met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. Hiermee is het onderscheid verlaten dat werd gemaakt tussen domeinen waarover direct bij de accountantskamer en domeinen waarbij eerst bij een klachtencommissie geklaagd diende te worden.

d. Verwezen zij naar de toelichting bij artikel 24, onderdeel c.

26.  In onderdeel 26 zijn wijzigingen in de Wta opgenomen.

a. De aanpassing van artikel 1, eerste lid, onderdeel h, van de Wta is om twee redenen noodzakelijk. Ten eerste om beter aan te sluiten bij het begrip «organisatie van openbaar belang» in richtlijn nr. 2006/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 17 mei 2006 betreffende de wettelijke controles van jaarrekeningen en geconsolideerde jaarrekeningen, tot wijziging van de Richtlijnen 78/660/EEG en 83/349/EEG van de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 84/253/EEG van de Raad (PbEU L 157; hierna: de richtlijn). Ten tweede om verwijzingen in de Wta naar de oude financiële toezichtwetgeving (de Wet toezicht kredietwezen 1992 e.d.) te vervangen door verwijzingen naar de Wet op het financieel toezicht (Wft).

In de definitie van «organisatie van openbaar belang» in artikel 2, dertiende lid, van de richtlijn gaat het om «onder het recht van een lidstaat vallende entiteiten waarvan de effecten in een lidstaat worden verhandeld op een gereglementeerde markt». Dit is ruimer dan uitsluitend naamloze vennootschappen zoals die thans zijn genoemd in onderdeel 10. Ook andere rechtspersonen waarvan effecten worden verhandeld op een markt in financiële instrumenten zouden als OOB moeten worden aangemerkt als er sprake is van een wettelijke controle.

De onderdelen 20, 30 en 40 worden aangepast in de zin dat het moet gaan om kredietinstellingen, levens- en schadeverzekeraars met zetel in Nederland waaraan een vergunning is verleend overeenkomstig de Wft. Thans vallen bijvoorbeeld ook vrijgestelde schade- en levensverzekeraars en kredietinstellingen, zoals financieringsmaatschappijen, onder het begrip OOB, tenzij zij zijn vrijgesteld op grond van artikel 396 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek.

b. Voorgesteld wordt in artikel 20 van de Wta een uitzondering op de geheimhoudingsplicht van de accountantsorganisatie op te nemen, zodat zij informatie kan verstrekken aan de beroepsorganisaties en andere organisaties waarmee de AFM een convenant heeft gesloten in het kader van artikel 48 van de Wta.

c. Artikel 31, eerste lid, van de Wta bevat de bepalingen op grond waarvan de externe accountant aan tuchtrechtspraak is onderworpen.

d. In artikel 62a, eerste lid, was de bevoegdheid tot het ter openbare kennis brengen ten onrechte toegekend aan de minister van Financiën. Dit moet de AFM zijn.

Verder is bepaald dat de bevoegdheid tot het ter openbare kennis brengen pas kan worden aangewend als de beschikking waarbij een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete is opgelegd, is bekendgemaakt. Het ontbreken van deze toevoeging leidt tot onduidelijkheden.

e. Onderdeel Ij

Dit onderdeel voorziet in de invoeging van een nieuw hoofdstuk in de Wta. In het nieuwe hoofdstuk 5A worden de uitzonderingen op de geheimhoudingsplicht opgenomen die niet voortvloeien uit de richtlijn. Deze uitzonderingen houden in het bijzonder verband met artikel 48 van de Wta. Immers, in artikel 48 is bepaald dat de AFM bij het toezicht op de naleving van die wet rekening dient te houden met de uitkomsten van de beoordeling van de werking van door accountantsorganisaties gehanteerde stelsels van kwaliteitsbeheersing door de beroepsorganisaties het NIVRA en de NOvAA. Dit artikel is opgenomen in de Wta naar aanleiding van een amendement van het lid De Haan (CDA). Het zal voorkomen dat de AFM vertrouwelijke informatie over een accountantsorganisatie zal willen verstrekken aan een beroepsorganisatie of een organisatorisch verband waarmee de AFM een convenant heeft gesloten (thans de SRA; Samenwerkende Registeraccountants en Accountants-Administratieconsulenten) ter vervulling van de taken van die organisaties. Zie artikel 8, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling toezichtkosten Wet toezicht accountantsorganisaties voor de eis van het convenant.

Artikel 63a

Dit artikel voorziet, bij wijze van uitzondering op de geheimhoudingsplicht, in een bevoegdheid tot verstrekking van vertrouwelijke informatie aan de accountantskamer of het College van Beroep voor het bedrijfsleven (in het kader van een tuchtrechtelijke procedure tegen een externe accountant). Het tweede lid bevat de waarborg dat de AFM de vertrouwelijke informatie niet verstrekt indien dit in strijd is of zou kunnen komen met de belangen die deze wet beoogt te beschermen.

Artikel 63b

Dit artikel is van belang om de AFM invulling te doen geven aan artikel 48 van de Wta (zie hierboven toegelicht). Het artikel bepaalt onder welke voorwaarden de AFM vertrouwelijke gegevens mag verstrekken aan andere instanties dan al voorzien in de Wta ter vervulling van de taken van de desbetreffende instanties. In het eerste lid worden de categorieën instanties weergegeven. Allereerst dient de AFM te verifiëren of de informatie bestemd is voor de uitoefening van de taken of functies van de desbetreffende instantie. Ten tweede dient de AFM zich ervan te vergewissen dat de verstrekte vertrouwelijke informatie geheim blijft zoals bepaald is in artikel 2:5 van de Awb. Ten derde dient de AFM uitdrukkelijke instemming te hebben verkregen voor de doorgifte van informatie afkomstig van een andere toezichthouder. De instemming moet verkregen zijn voor elk doel waarvoor de informatie is aangevraagd. De AFM is verplicht tot het telkenmale verkrijgen van bedoelde expliciete instemming van de toezichthoudende instantie.

f. De wijziging van de tuchtnorm in de Wet AA is via deze nota van wijziging opgenomen in de aanpassingen in de voornoemde wet. Artikel 75, onderdeel K, van Wta kan daarmee vervallen. Onderdeel Ka strekt tot dit laatste.

De wijziging van de tuchtnorm in de Wet RA is via deze nota van wijziging opgenomen in de aanpassingen in de voornoemde wet. De aanpassing in artikel 76, onderdeel H, van de Wta kan daarmee vervallen. Onderdeel Kb strekt tot dit laatste.

In onderdeel Kc is het woord «onherroepelijk» ingevoegd in artikel 80, vijfde lid, van de Wta. Hierdoor wordt voorkomen dat bij een (niet-onherroepelijk) afwijzend besluit van de AFM op een vergunningaanvraag, de accountantsorganisatie wordt doorgehaald in het register en tegelijkertijd op grond van het tweede lid van artikel 80 mag doorgaan met het verrichten van wettelijke controles (namelijk totdat onherroepelijk op de aanvraag is beslist).

g. Deze bepaling strekt ertoe de bijlage bij de Wta te actualiseren.

27.  Na overleg met de betrokken accountantsorganisaties hebben wij aanleiding gezien het overgangsrecht inzake de afdoening van de zaken die na het tijdstip van inwerkingtreding van dit wetsvoorstel aanhangig zijn bij de raden van tucht aan te passen. Uitgangspunt is dat helderheid dient te bestaan over de periode waarbinnen de raden van tucht als zodanig blijven fungeren en tevens dient er helderheid te bestaan over het moment waarop de raden van tucht ophouden te bestaan. Ik heb ervoor gekozen de raden van tucht gedurende een periode van één jaar na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel te laten voortbestaan teneinde de raden de zaken die bij de raden aanhangig zijn op het moment waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt, af te laten handelen. Zaken die de raden van tucht niet afgehandeld hebben op het moment waarop zij van rechtswege ophouden te bestaan, worden afgehandeld door de accountantskamer. De accountantskamer start op het moment waarop dit wetsvoorstel tot wet wordt verheven en in werking treedt met de behandeling van alle nieuwe zaken.

28.  Dit inhoud van dit artikel is reeds verwerkt in de Wta.

De Staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak

De Minister van Financiën,

W. J. Bos

Naar boven