30 396
Voorstel van wet van de leden Van der Ham en Duyvendak tot wijziging van de Kieswet houdende verkorting van de termijn tussen stemming en eerste samenkomst van de Tweede Kamer

nr. 3
MEMORIE VAN TOELICHTING

Algemeen

Dit wetsvoorstel strekt ertoe de periode tussen de verkiezingen en de installatie van de nieuwe Tweede Kamer te verkorten. Indieners zijn van mening dat het zeer belangrijk is dat de nieuwe Tweede Kamer zo spoedig mogelijk na de verkiezingen een debat kan voeren over de uitslag en zo een actieve rol kan spelen in het begin van het formatieproces. Het is daarom wenselijk dat de nieuwe Tweede Kamer al op de zaterdag na de verkiezingen geïnstalleerd kan worden.

Hiervoor is het nodig dat de uitslag van de verkiezingen voor zaterdag is vastgesteld. Natuurlijk hechten indieners er zeer aan dat de vaststelling van de uitslag op een nauwkeurige manier geschiedt. De Kiesraad (het centraal stembureau) heeft aangegeven dat hij minimaal twee dagen nodig heeft tussen de dag van de stemming en de zitting waarin de uitslag wordt vastgesteld. Daarom moet de dag van stemming verplaatst worden naar de maandag of de dinsdag.1 De Kiesraad kan dan op de vrijdag na de stemming de uitslag bekend maken, waarna de nieuw gekozen Tweede Kamer op zaterdag kan aantreden. Op deze wijze kan de nieuwe Tweede Kamer op de zaterdag na de verkiezingen een debat houden over de verkiezingsuitslag en eventueel een advies geven aan de Kroon over een te benoemen formateur.

Voorgeschiedenis

In 2001 is de Kieswet gewijzigd met als gevolg dat er nu tussen de dag van de verkiezingen en de dag van samenkomst van de nieuwe kamer acht dagen zitten in plaats van dertien.2 Dit is gedaan naar aanleiding van vragen van het lid Melkert tijdens de algemene politieke beschouwingen op 20 en 21 september 2000 en een verkennende notitie van het kabinet hierover.3

Tijdens de behandeling van de desbetreffende wetswijziging is ook al nagedacht over het verder terugbrengen van dit aantal dagen. In de tijdens dat debat ingediende en aangenomen motie-Rehwinkel c.s. (27 673, nr. 14) wordt overwogen dat met de maandag of dinsdag als verkiezingsdag het debat over de verkiezingsuitslag binnen vijf dagen, namelijk op vrijdag respectievelijk zaterdag, kan plaatsvinden. De discussie eindigde toen in een oproep tot onderzoek.

Advies van de Kiesraad

Naar aanleiding van de motie-Rehwinkel heeft de minister van Binnenlandse Zaken in het najaar van 2001 een advies gevraagd aan de Kiesraad over de mogelijkheid om op maandag of dinsdag verkiezingen te houden. De Kiesraad geeft in het advies aan dat in de periode die ligt tussen de verkiezingen en het overhandigen van de geloofsbrieven aan de kamervoorzitter (de periode dat de Kiesraad direct bij het proces betrokken is) enige tijdwinst kan worden geboekt.1 Zou in deze periode bijvoorbeeld geen weekend vallen dan kan deze periode zonder probleem worden teruggebracht van vijf naar vier dagen. De Kiesraad schrijft daarnaast dat men de uitslag van de verkiezing, «indien de stemming wordt verschoven naar de maandag of de dinsdag, in het normale geval in de middag van de derde dag [donderdag c.q.vrijdag] na de stemming in een openbare zitting bekendgemaakt [kan] worden.» De Kiesraad geeft aan dat de openbare zitting van de raad op deze derde dag kan plaatsvinden om 16.00 uur.

Wanneer op de derde dag om 16.00 uur de uitslag vastgesteld is, kan de Commissie voor de Geloofsbrieven die avond nog aan het werk voor controle van alle ingeleverde papieren. De vierde dag na de stemming kan dan ’s ochtends de oude kamer bijeen komen en ’s middags de nieuwe kamer.

Dag van stemming op maandag of dinsdag

In het advies gaat de Kiesraad ook in op de keuze voor de maandag of de dinsdag als dag van stemming. Hij spreekt hierbij een duidelijke voorkeur uit voor de dinsdag. Verkiezingen op maandag zouden betekenen dat bijvoorbeeld scholen, kerken en sportcentra op zondag reeds opengesteld zouden moeten worden voor het gereed maken van de stemruimtes. In sommige gevallen zou dat zelfs reeds voor het weekend moeten gebeuren, wat weer uitnodigt tot diefstal of vernieling van stemapparatuur in het weekend.

Een nadeel van het stemmen op dinsdag is dat de scholen, die als stemruimte worden gebruikt, verplicht worden om op dinsdag i.p.v. woensdag de kinderen vrij te geven, terwijl op deze dag over het algemeen meer lesuren staan. De Kiesraad signaleerde dit wel, maar was van mening dat dit bezwaar niet onoverkomelijk is. Veel gemeenten gebruiken niet alleen scholen als stemlokalen maar ook andere openbare ruimtes, zoals kerken, sporthallen of bejaardencentra. Tevens hebben er al verkiezingen op dinsdag plaatsgevonden, zoals de Tweede-Kamerverkiezingen in 1994 en de provinciale-statenverkiezingen in 2003. Ook de gemeenteraadsverkiezingen in 2006 zullen op dinsdag plaatsvinden. Daarnaast vinden de verkiezingen voor het Europees Parlement op donderdag plaats, een dag waarvoor hetzelfde bezwaar zou kunnen gelden.

Initiatiefnemers sluiten zich daarom aan bij de het standpunt van de Kiesraad dat het stemmen op dinsdag de voorkeur heeft boven het stemmen op maandag.

Regeling in de wet

Op grond van de huidige Kieswet vindt de stemming normaal gesproken op woensdag plaats. Dit valt af te leiden uit het feit dat de kandidaatstelling plaatsvindt op een dinsdag (artikel F 1, eerste lid) en dat als dag van stemming wordt aangewezen de drieënveertigste dag na de kandidaatstelling (artikel J 1, eerste lid). De leden van de oude Tweede Kamer treden af op de daarop volgende donderdag (artikel C 1, tweede lid).

Om de dag van stemming te kunnen verplaatsen naar de dinsdag, wordt de dag van kandidaatstelling verplaatst naar de maandag. Tevens wordt geregeld dat de oude Tweede Kamer aftreedt op de daarop volgende zaterdag.

Tevens wordt in artikel P 20 geregeld dat het centraal stembureau op de derde dag na de stemming een zitting houdt waarin de uitslag vastgesteld wordt. Op dit moment wordt in de Kieswet niet geregeld wanneer deze zitting plaatsvindt; in de praktijk is dit de maandag na de verkiezingen. Het is echter aan de voorzitter van het centraal stembureau om dit te bepalen.

Indieners menen dat het in de nieuwe situatie van belang is dat wettelijk is vastgelegd wanneer deze zitting plaatsvindt. Dit vloeit voort uit het feit dat de oude Tweede Kamer veel eerder na de verkiezingen aftreedt, namelijk al op zaterdag. Het is daarom noodzakelijk dat op vrijdag de uitslag wordt vastgesteld. De Kiesraad deelt deze mening; in het eerder genoemde advies zegt hij dat de dag en het tijdstip van de openbare zitting in de Kieswet zou moeten worden vastgelegd.

De Kiesraad wijst erop dat het in zeer uitzonderlijke gevallen kan vóórkomen dat een bekendmaking van de verkiezingsuitslag op de derde dag na de stemming niet mogelijk is. Dit is dan het gevolg van onregelmatigheden bij de telling, bij de vaststelling van de stemmentotalen door de burgemeesters of door de hoofdstembureaus. De kans dat dergelijke onregelmatigheden voorkomen is echter erg klein. Het feit dat meer dan 90% van de kiezers stemt met behulp van stemmachines heeft die kans alleen maar kleiner gemaakt.

In het geval dat tijdige uitslag toch niet mogelijk is zal het centraal stembureau de bekendmaking moeten verdagen. In de wet is hiervoor een mogelijkheid opgenomen.

De uiterste consequentie van een eventuele verdaging van de openbaarmaking van de uitslag kan zijn dat de nieuwe Tweede Kamer niet direct geïnstalleerd kan worden na de uit de wet voortvloeiende datum van aftreden van de oude Tweede Kamer en dat er gedurende korte tijd geen Tweede Kamer is. Dit kan zich onder de huidige Kieswet ook voordoen; omdat in de wet is bepaald dat de oude Tweede Kamer op donderdag (acht dagen na de dag van stemming) aftreedt, zou het bij ernstige problemen rondom de vaststelling van de uitslag kunnen gebeuren dat dan nog niet de nieuwe leden geïnstalleerd kunnen worden. Door de verkorting van de termijn tussen de dag van stemming en het aftreden van de oude Tweede Kamer wordt de kans hierop mogelijk groter. De Kiesraad benadrukt echter dat deze situatie zich slechts in zeer hoge uitzonderingssituaties zal voordoen. Indieners delen deze mening en menen ook dat de (steeds verder) toenemende digitalisering van het stemproces deze kans alleen maar zal verkleinen. Het voordeel van een grotere rol voor de nieuw gekozen Tweede Kamer in het formatieproces weegt volgens indieners zwaarder dan de zeer kleine kans op een dergelijke situatie met zo’n kleine waarschijnlijkheid. Bovendien zou, indien blijkt dat er bij de stemming grote ongeregeldheden hebben plaatsgevonden, via een noodwet eventueel de aftredingtermijn van de oude Tweede Kamer verlengd kunnen worden.

Artikelsgewijs

Artikel I

A, B en C

Deze wijzigingen zijn nodig om ervoor te zorgen dat de oude Tweede Kamer op de zaterdag na de verkiezingen aftreedt. In de artikelen C 1, C 2 en C 3 moet niet alleen de dag van aftreden gewijzigd worden maar ook de periode waarin afgetreden wordt. Zou dit niet gewijzigd worden dan zou de periode tussen verkiezing en installatie van de nieuwe Tweede Kamer juist verlengd worden. Om die reden is ook de periode waarin de leden aftreden verschoven.

D

Zoals in het algemeen deel is toegelicht moet de dag van kandidaatstelling naar maandag verschoven worden om de dag van stemming naar dinsdag te verschuiven. Ook hier moeten de in de Kieswet genoemde periodes aangepast worden aan het verschuiven van de dag. In dit artikel wordt tevens een mogelijkheid geschapen om de dag van kandidaatstelling te verschuiven, de dagen waarnaar verschoven kan worden zijn aangepast aan de wijziging van de dag van dinsdag naar maandag.

E, F en H

In het algemeen deel is reeds toegelicht waarom in artikel P 20, tweede lid, de dag van de zitting van het centraal stembureau wordt vastgelegd. Omdat dit artikel ook van toepassing is op de verkiezing van de leden van provinciale staten en de gemeenteraad, moet hiervoor een aparte voorziening getroffen worden. Voor deze verkiezingen is het namelijk nog steeds wenselijk dat de voorzitter van het centraal stembureau bepaalt wanneer deze zitting plaatsvindt. Dit zelfde geldt voor de verkiezing van de leden van de Eerste Kamer . Om die reden wordt in artikel U 16 niet langer het tweede lid van artikel P 20 van toepassing verklaard, maar wordt de bepaling uitgeschreven. Daarnaast wordt het artikel aangepast aan de gewijzigde nummering van artikel P 20.

Ook voor de verkiezing van de leden van het Europees Parlement moet de oude regeling van toepassing blijven. Omdat in artikel Y 2 wordt bepaald dat de bepalingen voor de verkiezingen van de leden van de Tweede Kamer van overeenkomstige toepassing zijn voor de verkiezing van het Europees Parlement wordt in het nieuwe artikel Y 23b een uitzondering geformuleerd.

Daarnaast is in artikel P 20 een voorziening opgenomen voor het geval in de in het tweede lid genoemde zitting niet de uitslag vastgesteld kan worden. Ook hierop wordt in het algemeen deel ingegaan.

G

De nieuw gekozen leden van de Tweede Kamer moeten direct na de vaststelling van de uitslag in kennis worden gesteld van hun benoeming. Dit is nodig indien zij op de zaterdag na de verkiezingen bijeen te komen. Om die reden wordt de tweede volzin van dit artikel gewijzigd in de zin dat de brief waarmee de benoemde in kennis wordt gesteld van zijn benoeming «onverwijld» na de openbaarmaking van de uitslag plaats moet vinden. De voorzitter van het centraal stembureau reikt deze brieven uit aan de voorzitter van de Tweede of Eerste Kamer, die de brief vervolgens aan het benoemde lid overhandigt. Deze wijziging is in lijn met het advies van de Kiesraad van 18 januari 2002 over dit artikel.

Van der Ham

Duyvendak


XNoot
1

Advies van 30 januari 2001, te vinden op www.kiesraad.nl.

XNoot
2

Kamerstukken II 2000/01, 27 673, nr. 2.

XNoot
3

Kamerstukken II 2000/01, 27 458, nr. 1.

XNoot
1

Advies van 18 januari 2002, te vinden op www.kiesraad.nl.

Naar boven