30 391 XV
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2005 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 6
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 12 december 2005

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Smits

De griffier van de commissie,

Nava

1

Wat is de achtergrond van het langer durend incasso-traject, waardoor de ontvangsten op art. 22 met € 7 miljoen worden verminderd? Hoeveel langer zal dit traject zijn? Hoeveel boetes zijn er al uitgeschreven? (artikel 22)

Tot en met november 2005 zijn ruim 2000 Wav-overtredingen geconstateerd. Dit is meer dan geraamd. Inmiddels zijn 972 boetes opgelegd voor een totaal boetebedrag van bijna 12 miljoen. Dit bedrag zal niet geheel in 2005 geïnd kunnen worden.

Achtergronden van de vermindering van de ontvangstenraming:

Een aantal belanghebbenden betaalt niet binnen de wettelijke termijn van 6 weken. Dan wordt een aanmaning verstuurd en desnoods de deurwaarder ingeschakeld. Dit vertraagt de incasso. Voorts kan een aantal belanghebbenden de boete aantoonbaar niet ineens betalen en wordt een betalingsregeling getroffen (van maximaal 12 maanden).

De periode tussen de constatering van de overtreding en het opleggen van de boete bedraagt in principe maximaal 19 weken. Deze periode wordt – anders dan vooraf ingeschat – momenteel volledig benut, zeker als het complexe zaken betreft of informatie van werkgevers en eventuele derden langer op zich laat wachten. Overtredingen die in het najaar van 2005 zijn geconstateerd zullen pas in 2006 beboet zijn.

Ten slotte zijn er in eerste maanden van dit jaar verhoudingsgewijs weinig inspecties gehouden (geen oogstwerkzaamheden in land- en tuinbouw). Als gevolg hiervan zijn er relatief veel boetes opgelegd die veelal pas in 2006 kunnen worden geïnd.

2

Kan de regering de kasschuif van stimuleringsregeling ID-banen nader toelichten? Bestaat er samenhang tussen de nabetaling WIW en ID-banen en de kasschuif stimuleringsregeling ID-banen? (artikel 23)

Er is onderrealisatie bij de stimuleringsregeling ID-banen. De kasschuif is nodig omdat de onderrealisatie van deze stimuleringsregeling de komende jaren benut zal worden voor de leerwerktrajecten naar reguliere banen voor deze doelgroep (zie brief aan de kamer van 14 oktober 2005, AM/SAM/05/82104). De schuif van 27 miljoen is nodig om voor de jaren 2006 t/m 2009 36 miljoen beschikbaar te hebben voor de leerwerktrajecten.

De kasschuif staat los van de nabetalingen ten gevolge van de oude Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit ID banen. Die regelingen zijn met de invoering van de Wet Werk en Bijstand per 1 januari 2004 beëindigd. De nabetalingen (en eventueel terugontvangsten) die hierop zijn en worden gerealiseerd betreffen uitsluitend afrekeningen over die jaren conform de daarvoor geldende regelingen.

3

Kan een toelichting worden gegeven op oorzaak van de lagere uitgaven praktijkscholing? Is hier samenhang met amendement-Verburg/Noorman? (artikel 23)

De verlaging van de uitgaven met circa 4,5 miljoen houdt verband met de meevallende kosten van de opheffing van de Stichting Centrum Vakopleidingen per 30 september jl. en met een lagere benutting van de HVS subsidie.

Er is geen samenhang met het amendement-Verburg/Noorman.

4

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de lagere uitgaven RWI/SVWW? Uit de toelichting op de najaarsnota blijkt dat onderuitputting optreedt door vertraging in projecten. Waardoor zijn de vertragingen in projecten opgetreden, waardoor de eindafrekening uiteindelijk zal oplopen? (artikel 23)

De uitputting SVWW wijkt om twee redenen af van de oorspronkelijke raming. Er is louter sprake van vertraging bij de indiening van de eindafrekening door aanvragers, omdat zij meer tijd nodig hebben dan geraamd om hun eindafrekening in orde te maken. Het laatste deel van het budget wordt pas uitgekeerd als de eindafrekening is goedgekeurd. De voorgenomen opstart van projecten verloopt geheel volgens plan. Ten tweede was de raming over de uitfinanciering van de SVWW indicatief. Thans is duidelijk hoe de benodigde middelen over de jaren heen verdeeld moeten worden.

5

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor reïntegratie? (artikel 23)

De € 9,175 miljoen hoger geraamde ontvangsten is een samenstel van meerdere posten en is een gevolg van lagere (subsidie)vaststellingen dan eerder bij de voorschotverlening werd verwacht. De grootste post daarin wordt gevormd door terugontvangsten Wiw (ruim € 7,7 miljoen) over de jaren tot en met 2003.

6

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor WSW? (artikel 24)

De hogere ontvangsten WSW zijn een gevolg van een iets lagere bezetting van WSW-arbeidsplaatsen dan geraamd en hogere terugontvangsten als gevolg van het Wsw-vaststellingsbeleid 2003.

7

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor arbeid en zorg? (artikel 25)

De ontvangsten betreffen ontvangsten op de afwikkeling van de subsidieregelingen Regeling uitbreiding kinderopvang en buitenschoolse opvang (RKB) en de Regeling kinderopvang en buitenschoolse opvang voor alleenstaande ouders (KOA). Het betreft feitelijk gerealiseerde terugontvangsten op voorschotten aan gemeenten die hoger uitvallen dan geraamd.

8

Kan een toelichting worden gegeven op de lagere uitgaven kinderopvang? Welke oorzaken zijn er vermoedelijk voor de onderbenutting? Waar heeft zich onderbenutting voorgedaan? (artikel 25)

Zoals bij de beantwoording van de schriftelijke vragen bij de ontwerpbegroting 2006 van SZW (Kamerstukken II, 2005–2006, 30 300 XV, nr. 11, vraag 205) is gemeld is de onderuitputting het resultaat van een complex aan factoren, waarbij onder andere het aantal uren gebruik kinderopvang en de verdeling in het gebruik tussen inkomensgroepen een rol spelen. Daarnaast is gebleken dat een groter aantal aanvragers onder de doelgroep met een sociaal medische indicatie valt en door de gemeenten wordt gefinancierd (voor 2006 en 2007 zijn hiervoor extra middelen aan het Gemeentefonds toegevoegd) en heeft uitstel van de wet Inburgering tot een beperkte onderuitputting geleid. Voor een deel heeft de onderuitputting over het jaar 2005 ook te maken met een groter aantal gebruikers dat naar verwachting pas bij belastingaangifte in 2006 de aanvraag voor tegemoetkoming in de kinderopvang over 2005 indient in plaats van in het jaar 2005 zelf. Daarnaast is er sprake van te hoog opgegeven inkomen omdat een deel van de aanvragers per vergissing het bruto inkomen heeft opgegeven in plaats van het doorgaans lagere belastbaar inkomen. Ook dit zal pas bij aangifte in 2006 over het jaar 2005 worden gecorrigeerd. Een goede analyse van de oorzaken van de onderuitputting en de toerekening aan aantallen gebruikers is pas in 2006 mogelijk als de definitieve gegevens van de aanvragen tegemoetkoming kinderopvang bekend zijn.

9

Kan de regering een verklaring geven voor de lagere uitgaven voor de kinderopvang voor het jaar 2005? Kan hierbij ook aangegeven worden welke groepen minder gebruik zijn gaan maken van kinderopvang? (artikel 25)

Zie antwoord op vraag 8 (laatste alinea).

10

Welke conclusies moeten worden getrokken uit het feit dat de raming kinderopvang is verlaagd met bijna € 117 miljoen en dat in de begroting voor 2005 € 100 miljoen extra was uitgetrokken voor kinderopvang? En welke conclusies trekt de regering hieruit met het oog op de intensivering van € 200 miljoen voor kinderopvang vanaf 2006? (artikel 25)

Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven is de onderuitputting in 2005 het resultaat van een complex van factoren. Daarbij is ook aangegeven dat de onderuitputting over 2005 deels het gevolg is van het aanvraaggedrag van ouders: naar verwachting zullen méér ouders hun aanvraag over 2005 niet in 2005 indienen maar pas in 2006. Daardoor zal een deel van de geraamde uitgaven voor de aanspraken over 2005 niet in 2005 vallen maar in 2006.

De structurele intensivering van € 200 miljoen (dit loopt als gevolg van volumegroei op tot € 208 miljoen in 2010) heeft tot doel een aantal knelpunten aan te pakken. De intensivering wordt deels aangewend voor verhoging van de kinderopvangtoeslag die met name ten goede komt aan de midden- en hogere inkomens, wordt deels ingezet voor verbetering van voor-, tussen- en naschoolse opvang, alsook voor versterking van kwaliteit en toezicht. De intensivering van € 200 miljoen vanaf 2006 is dan ook zeer wenselijk vanuit de doelstelling van het zorgdragen voor een stelsel van toegankelijke en verantwoorde kinderopvang.

11

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor WWB? (artikel 30)

De ontvangsten op artikel 30 hebben betrekking op verrekeningen over eerdere jaren voor de uitkeringsregelingen waarbij sprake is van een (gedeeltelijke) declaratiesystematiek. De WWB valt hier niet onder, omdat bij de WWB sprake is van een budgetteringssystematiek.

Ten opzichte van de 1e suppletore begroting is sprake van een hoger bedrag aan ontvangsten. De uitvoeringsinformatie waarop dit cijfer is gebaseerd was ten tijde van de 1e suppletore begroting nog niet beschikbaar.

De ontvangsten hebben voor het grootste deel betrekking op het BBZ (plusminus 18 miljoen), WWIK (plusminus 5 miljoen), Ioaw en Wfa (beiden plusminus 2,5 miljoen) en Ioaz (ruim een half miljoen).

De omvang van de terugontvangsten BBZ hangt samen met het sterk fluctuerende karakter van de gemeentelijke BBZ-uitgaven, waardoor er discrepanties op kunnen treden tussen het bevoorschotte bedrag en de daadwerkelijke uitgaven per gemeente. Tegenover de terugontvangsten BBZ van 18 miljoen staan dan ook nabetalingen in dezelfde orde van grootte.

Ook voor de overige regelingen geldt dat de terugontvangsten veroorzaakt worden doordat de bevoorschotting niet voor 100% aansluit bij de gemeentelijke uitgaven. In de regel staan tegenover deze terugontvangsten dan ook nabetalingen, die echter niet afzonderlijk per regeling zichtbaar zijn op de begroting.

12

Kan een toelichting worden gegeven op de posten lagere uitgaven Handhaving? Waardoor zijn deze uitgaven (per saldo) achtergebleven? (artikelen 30 en 98)

Voor het achterblijven van de uitgaven bestaan meerdere oorzaken:

• Voor wat betreft de lagere uitgaven Handhaving op artikel 30 van € 5,4 miljoen: dit wordt hoofdzakelijk veroorzaakt door de overboeking van € 5,0 miljoen naar artikel 22 ter financiering van de voorstellen van de commissie Keller.

• In enkele andere gevallen bleek de implementatie van acties efficiënter te kunnen plaatsvinden dan aanvankelijk voorzien.

• Sommige voorziene uitgaven, zoals in verband met een te introduceren vergunningstelsel voor uitzendbureaus, konden achterwege blijven omdat in overleg met het parlement tot een alternatieve invulling werd gekozen die geen beslag heeft gelegd op de handhavingsbudgetten van het departement.

13

Kan een verklaring worden gegeven voor de lagere uitgaven voor TRI? (artikel 30)

De uitgaven voor de TRI hangen specifiek samen met de herbeoordelingsoperatie. In 2005 wordt een lager aantal herbeoordelingen gerealiseerd dan oorspronkelijk werd verwacht wat een doorwerking heeft naar de TRI.

14

Kan een nadere toelichting worden gegeven op het Wajong-volume? Wat zijn oorzaken van toename van instroom van personen met psychische problemen? (artikel 31)

De Wajong-instroom is de afgelopen jaren geleidelijk gestegen. Deze stijging zet ook in de eerste drie kwartalen van 2005 door. In de verdeling van de instroom naar diagnose is het aandeel van de categorie «psychische stoornissen» altijd zeer groot geweest, namelijk zo’n 70% à 75%. In de laatste paar jaar neemt het aandeel van de categorie «psychische stoornissen» in de instroom iets toe.

De toename van de Wajonginstroom wordt waarschijnlijk veroorzaakt door de geïntensiveerde contacten met de speciale scholen, waarop de Wajong-doelgroep zit. De bekendheid van de Wajong neemt hierdoor toe. De stijging van de categorie «psychische stoornissen» wijst erop dat het hierbij meer dan gemiddeld gaat om leerlingen van de vso-scholen en de praktijkscholen voor deze groepen.

15

Welke redenen liggen ten grondslag aan de uitvoeringsmutaties Wajong? (artikel 31)

Voor de achtergrond van de mutatie in het volume zie het antwoord op vraag 14.

Voor de uitvoeringskosten is de verklaring als volgt. Op basis van realisatiegegevens van het UWV en de verwachte bevoorschotting in het resterende deel van 2005 heeft een herverdeling van de uitvoeringskosten UWV plaatsgevonden tussen de uitvoeringskosten REA (artikel 23), de uitvoeringskosten TBIA (artikel 30), de Wajong (artikel 31) en de Toeslagenwet (artikel 32). Deze herverdeling is budgettair neutraal. Op basis van de gegevens uit de Slotwet 2005 kan een definitieve verdeling van de uitvoeringskosten worden gemaakt.

16

Welke redenen liggen ten grondslag aan de uitvoeringsmutaties Toeslagenwet ? (artikel 32)

De volumeraming voor de Toeslagenwet is geijkt op administratieve gegevens van UWV.

Voor de uitvoeringskosten zie het antwoord op vraag 15.

17

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor AKW en TOG, en WAZ? (artikel 33)

Voor de uitgaven van de AKW en TOG wordt ieder kwartaal (t) aan de SVB een voorschot verstrekt op basis van ramingen. Tegelijkertijd worden de realisatiecijfers van het kwartaal twee kwartalen (t-2) voorafgaand aan dit kwartaal (t) verrekend ten laste of ten gunste van SZW.

Medio het jaar t wordt een nadere afrekening van de kasstroom opgesteld over het jaar (t-1), waarbij verrekening ten laste of ten gunste van SZW plaatsvindt. Voor 2005 kan het merendeel van de ontvangsten worden toegeschreven aan de nadere afrekening over voorgaande jaren.

Voor de WAZ zie het antwoord op vraag 18.

18

Kan een nadere toelichting worden gegeven op de hogere ontvangsten voor WAZ? (artikel 34)

Om tot vaststelling van de rijksbijdrage WAZ te komen zijn gegevens nodig van UWV en de Belastingdienst. Het betreft hier de gegevens van het aantal geregistreerde zelfstandige beroepsbeoefenaren, het aantal lopende uitkeringen en de totale WAZ-lasten van een jaar. Daarnaast is een opgave ontvangen van de premie- en premievervangende belastingopbrengsten. Op basis van de ministeriële regeling (Stcrt. 225 van 20 november 2003) en deze gegevens kan de Rijksbijdrage WAZ definitief worden vastgesteld.

Bij de behandeling dit jaar van de vaststelling Rijksbijdrage WAZ over 2002 is gebleken dat de berekeningsgrondslag bij de vaststelling van de rijksbijdragen 1998 tot en met 2001 onjuist is geweest. De cijfers van de belastingsdienst zijn beoordeeld als waren het guldens, maar naar nu blijkt, waren de gegevens in euro’s aangeleverd. Om tot een juiste stand van de rijksbijdragen te komen was het noodzakelijk de vaststelling over de jaren 1998–2001 opnieuw uit te voeren.

Op basis van deze nieuwe vaststelling is een terugbetaling van de rijksbijdrage WAZ van 44,3 miljoen berekend over 1998–2001 en 11,4 miljoen over het jaar 2002; totaal 55,7 miljoen.

19

Kan een toelichting worden gegeven op de mutaties rijksbijdragen sociale fondsen en spaarfonds AOW? Waarom is de rijksbijdrage aan het ouderdomsfonds nu met bijna een half miljard verhoogd? (artikel 34).

De rijksbijdragen sociale fondsen uit hoofde van de BIKK zijn bedoeld om de fondsen inzake de AOW en Anw te compenseren voor de premiederving die samenhangt met de introductie van de heffingkortingen bij de loon- en inkomstenbelasting. Deze rijksbijdrage kan volgens de in wet vastgelegde formule muteren door wijzigingen in de premie- en belastingtarieven eerste schijf en het macro-bedrag van de heffingskortingen. Het macro-bedrag van de heffingkortingen is in de MEV 2006 iets lager geraamd dan een jaar eerder en dat werkt door in de hoogte van de BIKK. Dit is verwerkt in zowel de 1e suppletore wet als in de vermoedelijke uitkomsten 2005 en betreft dus geen nieuwe informatie.

De rijksbijdrage Ouderdomfonds is met 470 miljoen opwaarts bijgesteld op grond van informatie uit het CEP 2005. In deze laatste publicatie van het CPB is het gehele tekort van het Ouderdomsfonds op transactiebasis in dat jaar weggenomen hetgeen deze verhoging noodzakelijk maakte. Deze 470 miljoen betreft een onderlinge betaling tussen rijk en sociale fondsen en belast per saldo het EMU-saldo niet. Deze informatie was overigens al opgenomen in de 1e suppletore wet en betreft dus geen nieuwe informatie.

20

Kan een toelichting worden gegeven op de correctie op de HA taakstelling? (artikel 98).

De besparingstaakstelling als gevolg van fraudemaatregelen uit het Hoofdlijnenakkoord was in eerste instantie geparkeerd op het departementale ontvangstenartikel. Hierbij werd verondersteld dat de SIOD ontvangsten zou genereren, die op de begroting van SZW zouden neerslaan. De besparingen treden echter op in de vorm van lagere uitkeringslasten en hogere premieinkomsten. Deze worden niet zichtbaar op artikel 98 van de ontvangsten. Derhalve is de daar ingeboekte taakstelling (15,7 miljoen) gecorrigeerd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Noorman-den Uyl (PvdA), Bakker (D66), De Vries (VVD), De Wit (SP), Van Gent (GL), Verburg (CDA), Hamer (PvdA), Bussemaker (PvdA), Vendrik (GL), Mosterd (CDA), Smits (PvdA), voorzitter, Örgü (VVD), Weekers (VVD), Rambocus (CDA), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Huizinga-Heringa (CU), Varela (LPF), Eski (CDA), Koomen (CDA), Smeets (PvdA), Douma (PvdA), Stuurman (PvdA), Kraneveldt (LPF), Hirsi Ali (VVD), Van Hijum (CDA), Van der Sande (VVD), Vacature (algemeen).

Plv. leden: Depla (PvdA), Koşer Kaya (D66), Blok (VVD), Kant (SP), Halsema (GL), Smilde (CDA), Verbeet (PvdA), Timmer (PvdA), Azough (GL), Omtzigt (CDA), Vacature (PvdA), Nijs MBA (VVD), Visser (VVD), Algra (CDA), Vietsch (CDA), Van der Vlies (SGP), Hermans (LPF), Van Oerle-van der Horst (CDA), Van Dijk (CDA), Van Dijken (PvdA), Blom (PvdA), Kalsbeek (PvdA), Van As (LPF), Aptroot (VVD), Hessels (CDA), Van Egerschot (VVD), Vacature (algemeen).

Naar boven