30 391 C
Wijziging van de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2005 (wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 2
MEMORIE VAN TOELICHTING

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING BIJ HET WETSVOORSTEL

Wetsartikel 1 (uitgaven/verplichtingen en ontvangsten)

De begrotingsstaten die onderdeel uitmaken van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld en derhalve ook gewijzigd. Het onderhavige wetsvoorstel strekt ertoe om de begrotingsstaat van het provinciefonds voor het jaar 2005 te wijzigen.

Het in die begrotingsstaat opgenomen begrotingsartikel wordt in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zgn. begrotingstoelichting).

Wetsartikel 3 (verplichtingenbedrag bedoeld in artikel 5, eerste lid, van de Fvw)

Ingevolge artikel 5, eerste lid van de Financiële-verhoudingswet (Fvw) wordt in dit wetsartikel het bedrag vermeld dat als verplichting geldt voor het totaal van de algemene uitkeringen. Een toelichting op het bedrag van € 923 861 000, dat is vermeld in wetsartikel 3, wordt gegeven in § 2.2 in de tekst na tabel B.3.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

J. W. Remkes

De Staatssecretaris van Financiën,

J. G. Wijn

De Minister van Financiën,

G. Zalm

B. BEGROTINGSTOELICHTING

1. Leeswijzer

Bij de suppletore begrotingen ligt de nadruk niet op de beleidsprioriteiten, zoals in de ontwerpbegroting 2005, maar op de mutaties ten opzichte van deze ontwerpbegroting. De terugkoppeling over het gevoerde beleid in relatie tot de beleidsprioriteiten, zal centraal staan in de financiële verantwoording over 2005.

De indeling van deze suppletore begroting kan als volgt weergegeven worden. Paragraaf 2.1 start met het beschrijven van de beleidsmutaties. Kort zal worden toegelicht wat de reden van de mutaties is en wat de grootte van de mutaties is. Vervolgens wordt in paragraaf 2.2 ingegaan op de «budgettaire gevolgen van beleid». Deze paragraaf geeft inzicht in de integrale uitgaven die samenhangen met de hoofdbeleidsdoelstelling.

2. Het beleid

2.1. Overzicht uitgaven- en ontvangstenmutaties

In onderstaande overzichtstabel wordt voor de uitgaven en de ontvangsten vanaf de stand ontwerpbegroting 2005 en aansluiting gegeven naar de stand tweede suppletore begroting 2005. De weergegeven mutaties worden onder de tabel afzonderlijk toegelicht.

Tabel B1: Overzichtstabel suppletore uitgavenmutaties (EUR 1 000)

 Uitgaven
Stand ontwerpbegroting 2005982 445
  
Stand na 1ste suppletore begroting 20051 000 337
Suppletore mutaties: 
1) Apparaatskosten bodemsanering– 5 213
2) Kenniscentrum verkeer en vervoer– 161
3) Natuurbeschermingswet en Flora- en faunawet+ 9 050
4) Bescherming archeologisch erfgoed (Valletta)+ 1 500
5) Technische mutatie+ 1
  
Stand 2de suppletore begroting 20051 005 514

Op grond van artikel 4, tweede lid van de Financiële-verhoudingswet zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Mutaties in de uitgavenstand leiden dus tot gelijke mutaties in de ontvangstenstand.

Toelichting op de mutaties:

1. Apparaatskosten bodemsanering

Op 1 januari 2000 is de Wet stedelijke vernieuwing in werking getreden. Hiermee zijn de zogenoemde rechtstreekse gemeenten verantwoordelijk geworden voor de uitvoering van de bodemsanering in het stedelijk gebied. Vanaf 1 januari 2001 hebben 28 van de G30-gemeenten aangegeven bevoegd gezag Wet bodembescherming te willen worden; met ingang van de nieuwe investeringsperiode stedelijke vernieuwing per 1 januari 2005 gaat het om 29 van de G30-gemeenten.

In de periode 1995 t/m 1998 zijn middelen aan het provinciefonds toegevoegd als vergoeding voor de apparaatskosten die samenhangen met de taken en bevoegdheden van provincies vanwege de Wet bodembescherming. Aangezien in de periode rond de inwerkingtreding van de Wet stedelijke vernieuwing de beleidsvernieuwing bodemsanering nog in volle gang was en nog niet duidelijk uitgekristalliseerd was wat dit voor de provincies betekende, heeft de overdracht van taken en bevoegdheden van provincies naar de betrokken gemeenten toen niet tot een uitname uit het provinciefonds geleid. Afgesproken is dat in 2004 een evaluatie van de apparaatskostenvergoeding zou plaatsvinden. Tot die tijd ontvangen de gemeenten een generieke apparaatskostenvergoeding (per gemeente per jaar de «tegenwaarde» van 3 fte).

De resultaten van dit onderzoek zijn inmiddels beschikbaar en zijn tussen de provincies en VROM besproken. Naar aanleiding daarvan is het uitnamebedrag vastgesteld op € 5 213 000 miljoen.

2. Kenniscentrum verkeer en vervoer

Op verzoek van het IPO en in overleg met het ministerie van Verkeer en Waterstaat nemen wij € 161 000 uit de algemene uitkering van het provinciefonds in verband met de bekostiging van het Kenniscentrum Verkeer en Vervoer. Dit bedrag wordt overgeboekt naar de begroting van Verkeer en Waterstaat en wordt vanuit die begroting beschikbaar gesteld aan het Kenniscentrum. De provincies hebben het kenniscentrum al een aantal jaren medebekostigd vanuit hun algemene middelen. Door de uitname uit het provinciefonds wordt de medebekostiging van het Kenniscentrum naar de opvatting van de provincies op een eenvoudiger wijze gecontinueerd. Wij merken op dat het bedrag uit het provinciefonds verdwijnt en naar de begroting van Verkeer en Waterstaat gaat. De minister van VenW is uiteraard de eerstverantwoordelijke voor de begroting van VenW; de beheerders van het provinciefonds hebben in dat verband geen verantwoordelijkheid. Voor wat betreft de verantwoordelijkheidsverdeling is er – in ieder geval formeel – dus sprake van een verschuiving van de eigen provinciale verantwoordelijkheid naar een verantwoordelijkheid voor de minister van VenW.

3. Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet

Wij voegen met ingang van 2005 € 9 050 000 toe aan het provinciefonds. Deze toevoeging vindt enerzijds plaats in verband met de provinciale taakuitvoering met betrekking tot ontheffingsverlening die samenhangt met de Flora- en Faunawet en anderzijds in verband met de provinciale taakuitoefening met betrekking tot de vergunningverlening die samenhangt met de Natuurbeschermingswet. Bij de eerstgenoemde taakuitvoering gaat het om een toevoeging van € 2 050 000; bij de laatstgenoemde om € 7 000 000.

4. Bescherming archeologisch erfgoed (Valletta)

Vooruitlopend op de inwerkingtreding van de toekomstige Wet op de archeologische monumentenzorg wordt ten laste van de begroting van OCW € 1 500 000 toegevoegd aan het provinciefonds in verband met aanloopkosten. Doelstelling van de toekomstige Wet op de archeologische monumentenzorg is het verdrag van Valletta in nationale wetgeving om te zetten.

2.2. Het beleidsartikel

Budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel worden voor zowel de verplichtingen, de uitgaven als de ontvangsten de budgettaire gevolgen van beleid van het provinciefonds weergegeven. Hiermee worden de integrale uitgaven die samenhangen met de samengestelde beleidsdoelstelling (het nastreven van een adequate omvang van het provinciefonds en het nastreven van een adequate verdeling van de middelen over de provincies) van de ontwerpbegroting provinciefonds 2005 inzichtelijk gemaakt.

Tabel B.2: Budgettaire gevolgen van beleid (Najaarsnota) Provinciefonds (bedragen in EUR 1000)

 Stand ontwerp-begrotingStand 1ste suppletore begrotingMutaties 2e suppletore begrotingStand 2e suppletore begroting
 (1)(2)(3)(4) = (2)+(3)
Verplichtingen999 6431 002 2385 1771 007 415
     
Uitgaven:981 4921 000 3375 1771 005 514
Programma-uitgaven    
* algemene uitkeringen897 948916 7935 177921 970
* integratie-uitkeringen83 54483 544083 544
     
Ontvangsten981 4921 000 3375 1771 005 514

Verplichtingen

In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de verplichtingen van het provinciefonds voor het jaar 2005 met € 5 177 000 te verhogen en te brengen op € 1 007 415 000. Deze verhoging wordt hieronder in tabel B.3 gespecificeerd. De in de tabel B.3 vermelde mutaties zijn op een mutatie na reeds in § 2.1 onder tabel B.1 toegelicht. De enige niet toegelichte mutatie (een technische mutatie van € 1000) is van zo’n geringe omvang dat ervan wordt afgezien een toelichting te geven.

Tabel B.3: Verplichtingen provinciefonds 2005 (bedragen in EUR 1000)

Stand verplichtingenbedrag bij oorspronkelijk vastgestelde begroting 2005 999 643
   
Stand verplichtingenbedrag bij 1e suppletore begroting 2005 1 002 238
   
Voorgestelde mutaties bij 2e suppletore begroting 2005   
– Apparaatskosten bodemsanering– 5 213  
– Kenniscentrum verkeer en vervoer– 161  
– Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet+ 9 050  
– Bescherming archeologisch erfgoed (Valletta)+ 1 500  
– Technische mutatie+ 1 
Totaal mutaties + 5 177
   
Stand verplichtingenbedrag bij 2e suppletore begroting 2005 1 007 415

Het verplichtingenbedrag en het uitgavenbedrag voor de integratie-uitkeringen (zie voor het uitgavenbedrag tabel B.2) zijn voor het uitkeringsjaar 2005 aan elkaar gelijk. Het verplichtingenbedrag voor de algemene uitkeringen, zoals opgenomen in artikel 3 van dit wetsvoorstel, is € 923 861 000. Dit bedrag is het verschil tussen het verplichtingenbedrag provinciefonds van € 1 007 415 000 en het verplichtingenbedrag integratie-uitkeringen van € 83 554 000.

Uitgaven

In dit wetsvoorstel wordt voorgesteld de begroting van de uitgaven van het provinciefonds voor het jaar 2005 met € 5 177 000 te verhogen en te brengen op € 1 005 514 000. Deze verhoging wordt hieronder in tabel B.4 gespecificeerd. Alle mutaties die plaatsvonden met betrekking tot de verplichtingen, zijn ook van toepassing op de uitgaven. De mutaties hebben alle betrekking op de algemene uitkering, de integratie-uitkeringen zijn ongewijzigd gebleven.

Tabel B.4: Uitgaven provinciefonds 2005 (bedragen in EUR 1000)

Stand uitgavenbedrag bij oorspronkelijk vastgestelde begroting 2005 982 445
   
Stand uitgavenbedrag bij 1e suppletore begroting 2005 1 000 337
   
Voorgestelde mutaties bij 2e suppletore begroting 2005  
– Apparaatskosten bodemsanering– 5 213  
– Kenniscentrum verkeer en vervoer– 161  
– Natuurbeschermingswet en Flora- en Faunawet+ 9 050  
– Bescherming archeologisch erfgoed (Valletta)+ 1 500  
– Technische mutatie+ 1 
Totaal mutaties + 5 177
   
Stand uitgavenbedrag bij 2e suppletore begroting 2005 1 005 514

Ontvangsten

Artikel 4, eerste lid van de Financiële-verhoudingswet, bepaalt dat bij (begrotings)wet voor ieder uitkeringsjaar een bedrag aan middelen van het Rijk wordt afgezonderd ten behoeve van het provinciefonds. Op grond van het tweede lid van genoemd artikel zijn de uitgaven en de inkomsten over ieder uitkeringsjaar aan elkaar gelijk. Gelet hierop is voor de dekking van de uitgaven ten laste van het provinciefonds een post «ontvangsten ex artikel 4 van de Fvw» geraamd. Ten opzichte van de stand eerste suppletore begroting van het provinciefonds voor 2005 is dit artikel, analoog aan de uitgaven, met € 5 177 000 verhoogd tot € 1 005 514 000.

Naar boven