30 390
Wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen teneinde de toegankelijkheid van de provinciale risicokaart te kunnen beperken

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 25 januari 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer als volgt verslag uit te brengen van haar bevindingen. Onder het voorbehoud dat de regering de gestelde vragen tijdig zal hebben beantwoord, acht de commissie de openbare beraadslaging over dit wetsvoorstel voldoende voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorliggende wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen. De bedoeling van de regering met deze wijziging, kort na het tot stand komen van eerdere wetgeving, wordt door deze leden begrepen en gesteund. In de samenleving is groeiende onzekerheid merkbaar onder druk van terreurdreiging. Veiligheid is voor mensen een belangrijke zekerheid in hun leven. Veiligheid en bescherming van de bevolking dient prioriteit te hebben bij het handelen van de overheid.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet rampen en zware ongevallen. Deze leden begrijpen dat het spanningsveld dat bestaat tussen de openbaarheid van overheidsinformatie over risicovolle situaties, met het oog op burgervoorlichting en rampenbestrijding, en de overwegingen die voortvloeien uit zorg om aanslagen en terreur.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de voorgestelde wijziging van de Wet Rampen en zware ongevallen.

De leden van de SP-fractie waren blij met de risicokaart en vinden het voorstel om deze nu af te schaffen, onder het mom van terreurbestrijding, symboolpolitiek. De Raad van State wijst terecht op het feit dat het afschaffen van de risicokaart de gegevens niet tot een geheim maakt. Bovendien, zo voegen deze leden toe, zijn de grootste risico’s niet te verstoppen, zoals de locaties Schiphol, Borssele, de ministeries, de Rotterdamse haven etcetera.

De leden van de SGP-fractie hebben met instemming kennisgenomen van het voorliggende wetsvoorstel. Zij steunen het voornemen om ten aanzien van de effectafstanden het veiligheidsaspect zwaarder te laten wegen dan het aspect van openbaarheid (via Internet). De ontwikkelingen ten aanzien van de veiligheidssituatie in de afgelopen jaren rechtvaardigen dat. Deze leden beseffen dat de risico’s op misbruik door het onderhavige voorstel niet worden weggenomen, maar het wordt mensen die kwaad willen niet langer gemakkelijk gemaakt om strategische informatie te verzamelen. De aan het woord zijnde leden vinden de voorgestelde keuze te meer gerechtvaardigd omdat de informatieve waarde van de risicokaart als zodanig intact blijft en ook informatie over effectafstanden te allen tijde door burgers kunnen worden opgevraagd.

2. Toegankelijkheid via Internet

In het licht van de veiligheid en bescherming van de bevolking, vragen de leden van de CDA-fractie waarom de regering niet met veel verdergaande voorstellen komt. De vitale infrastructuur op het gebied van de energievoorziening, (tele-)communicatieverbindingen, opslag van gevaarlijke stoffen, wegen, spoorwegen enzovoort, behoeft nadrukkelijk bescherming. Waarom blijven gegevens hierover gewoon via Internet beschikbaar?Is de regering bereid te komen tot een publicatie- en verspreidingsverbod van gegevens over de vitale infrastructuur in de meest brede betekenis van het woord? Kan de regering aangeven welke wetswijzigingen hiervoor noodzakelijk zijn?

De leden van de VVD-fractie merken op dat wellicht verderstrekkende drempelverhogende maatregelen genomen dienen te worden voor de overige informatie. In het wetsvoorstel beperken de drempelverhogende maatregelen zich tot de effectafstanden. Deze leden vernemen graag van de regering of zij het nuttig en wenselijk acht om met betrekking tot de gehele risicokaart de toegang afhankelijk te stellen van het verschaffen van persoonlijke gegevens en een motivering waarom men de kaart wenst in te zien. Teneinde ongeoorloofde verspreiding van deze risicokaarten tegen te gaan vernemen deze leden tevens graag van de regering of het mogelijk dan wel wenselijk is een voorziening te treffen waardoor het niet mogelijk is de betreffende kaarten/internetpagina’s af te drukken.

De leden van de SP-fractie stellen de regering de mogelijkheid voor het gebruik van de risicokaarten te stimuleren en wel door «niet-gevaarlijke» informatie, meer dan nu het geval is, eraan toe te voegen. Deze leden denken hierbij aan gegevens over verleende en aangevraagde vergunningen op het gebied van milieu en ruimtelijke ordening.

3. Europese wetgeving en internationale verdragen

Een koerswijziging op het punt van de verspreiding van gegevens via Internet, vraagt ook om aanpassing van Europese regelgeving en internationale verdragen, zo merken de leden van de CDA-fractie op. Zij menen dat in het belang van de nationale veiligheid Europese regels en eventuele internationale verdragen moeten wijken. Deze leden gaan er daarbij vanuit dat ook de andere lidstaten, onder dezelfde motivering, deze zienswijze steunen. Deelt de regering deze visie? De aan het woord zijnde leden zien een zorgvuldige onderbouwing van het antwoord op deze vraag door de regering graag tegemoet. Op welke termijn kunnen Europese regels worden aangepast, zo vragen deze leden. Is de regering bereid hierover met de Kamer prestatieafspraken te maken?

4. Ministeriële regeling versus algemene maatregel van bestuur

De leden van de PvdA-fractie vragen, zoals ook de Raad van State doet, of de voorgestelde wetswijziging voldoende recht doet aan de kritiek dat inperking van openbaarheid aan zeer sterke voorwaarden en controle moet zijn onderworpen. Deze leden vragen in het bijzonder een meer uitgebreide motivatie waarom gekozen is voor een ministeriële regeling (artikel 6a, lid 3) en niet, zoals de Raad van State adviseert, te kiezen voor regeling bij algemene maatregel van bestuur. De aan het woord zijnde leden vragen tevens of er in het overleg met het IPO gesproken is over de vraag of een regeling per algemene maatregel van bestuur wél acceptabel zou zijn.

De voorzitter van de commissie,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de commissie,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GL), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GL), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP), Vacature (algemeen), Vacature (algemeen), Vacature (SP).

Plv. leden: De Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GL), Weekers (VVD), Slob (CU), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GL), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam, MFA (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD), Vacature (PvdA), De Wit (SP).

Naar boven