Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30388 nr. 27 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 30388 nr. 27 |
Vastgesteld 30 januari 2008
De vaste commissie voor Justitie1, de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2, de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport3 en de algemene commissie voor Wonen, Wijken en Integratie4 hebben op 13 december 2007 overleg gevoerd met minister Hirsch Ballin van Justitie, minister Vogelaar voor Wonen, Wijken en Integratie en staatssecretaris Bussemaker van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over:
– de brief d.d. 4 juni 2007 inzake de tweede voortgangsrapportage Programma eergerelateerd geweld (30 388, nr. 15);
– de brief d.d. 25 september 2007 inzake het Meerjaren Kaderprogramma eergerelateerd geweld (30 388, nr. 21);
– de brief d.d. 25 september 2007 inzake reactie op motie-Van Dijk (30 388, nrs. 17 en 22);
– de brief d.d. 4 december 2007 inzake derde voortgangsrapportage Programma eergerelateerd geweld (30 388, nr. 23).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer Fritsma (PVV) wijst erop dat door de komst van grote groepen immigranten uit landen zoals Turkije, Irak, Iran en Afghanistan eerwraak in Nederland een groot probleem is geworden. Het kabinet wil dit probleem oplossen door het weerbaar maken van potentiële slachtoffers, maar gaat daarmee voorbij aan het allerbelangrijkste, namelijk het keihard aanpakken van de daders, terwijl dit voor de slachtoffers van eerwraak de hoogste prioriteit heeft. Pas als dat is gebeurd hebben zij genoeg rust om in Nederland een bestaan op te bouwen. Door de softe benadering van criminele vreemdelingen worden de slachtoffers gewoonweg in de steek gelaten. Het is bizar dat het kabinet liever partij kiest voor daders dan voor slachtoffers. Criminelen worden in het kader van het generaal pardon op een verblijfsvergunning getrakteerd. Staatssecretaris Albayrak heeft zelfs geweigerd om criminele vreemdelingen sneller uit Nederland te verwijderen omdat zij geen inzicht heeft in de effecten van een aanscherping van het vreemdelingenrechtelijke openbareordebeleid. Dat is flauwekul, want door criminelen sneller uit te zetten wordt slachtoffers en samenleving een goede dienst bewezen. Is het kabinet het ermee eens dat slachtoffers van eerwraak gebaat zijn bij eerdere uitzetting van daders en zo ja, kan het plan om criminele vreemdelingen sneller uit te zetten dan per direct wordt uitgevoerd?
De aanscherping van het vreemdelingenrechtelijke openbareordebeleid moet verder gaan dan nu wordt beoogd. Iedereen die een verblijfsvergunning heeft en een misdrijf pleegt, moet de verblijfsvergunning ontnomen worden en onmiddellijk het land worden uitgezet. Ook personen die naast de Nederlandse een andere nationaliteit hebben, moeten hun verblijfsrecht kunnen verliezen. Daarmee kan het probleem van eergerelateerd geweld al voor een belangrijk deel worden opgelost. Bescherming van slachtoffers wordt ook bereikt door het introduceren van strengere straffen en door plegers van eerwraak niet langer in staat te stellen om partners of familieleden uit het buitenland over te laten komen. Dit heeft ongetwijfeld een sterk preventieve werking.
De heer Kamp (VVD) vindt het glashelder dat het kabinet kiest voor de slachtoffers. De overheid dient de veiligheid van de inwoners te garanderen. Slachtoffers van eergerelateerd geweld dienen dan ook geholpen te worden. In de stukken staat dat eerwraak niet alleen een rol speelt bij de eerste generatie immigranten, maar ook bij de tweede en derde generatie en dat het daarom een onderdeel is geworden van de Nederlandse cultuur. Dit bestrijdt de heer Kamp. Eerwraak is een uitwas van andere culturen en wordt in Nederland onder geen enkele voorwaarde geaccepteerd. Als ultieme straf moet naast gevangenisstraf ook uitzetting van vreemdelingen en personen met een dubbele nationaliteit die veroordeeld zijn voor eergerelateerd geweld, zeker in beeld komen.
Het is noodzakelijk om te werken aan preventie, aan bewustwording en aan het bevorderen van de discussie binnen de desbetreffende allochtone groepen. Daarbij moet voorkomen worden dat de goede bedoelingen van de minister van Justitie in een ambtelijke bureaucratische molen worden vermalen. De keuze van het kabinet om plaatselijke initiatieven en pilots over het land uit te rollen, verdient steun. Hoe staat het met de uitrol van de handleiding Omgaan met eergerelateerde kwesties, de module weerbaarheidstrainingen, het veiligheidsbeleid op scholen en het model plan van aanpak? Is de regie voor de nazorg voor slachtoffers die de eerste opvang hebben verlaten verbeterd en is al duidelijk geworden welke opvang het beste is voor minderjarige slachtoffers van eergerelateerd geweld? Ook vraagt de heer Kamp of inmiddels aan alle betrokkenen optimale hulp kan worden geboden.
De Unit Multi-Etnisch Politiewerk (MEP) van de politie Haaglanden verdient een compliment voor het belangrijke werk dat zij heeft verricht: de ontwikkeling van een onderwijsplan voor politie, een samenwerkingsprotocol en een model voor signalering, registratie en aanpak. Worden deze zaken inmiddels landelijk uitgevoerd en zijn ook de projecten die de roc’s over eergerelateerd geweld hebben uitgewerkt, al over het land uitgerold?
Gearrangeerde en gedwongen huwelijken zijn onder Turken en Marokkanen eerder regel dan uitzondering. De heer Kamp vraagt zich af wat de bewindspersonen doen om dit te volgen en misstanden op dit punt aan te pakken. Is bijvoorbeeld een protocol beschikbaar opdat degenen die hiermee te maken krijgen, weten hoe zij ermee om moeten gaan? Biedt de bestaande wetgeving voldoende mogelijkheden om zo nodig adequaat op te treden?
De heer De Wit (SP) vraagt of het kabinet met het systeem dat is ontwikkeld door de Unit MEP, tegemoetkomt aan het verzoek in de motie-Van Dijk (30 388, nr. 17). Wordt al in het hele land met dit systeem gewerkt? Wellicht is het een goed idee om aangiften van eergerelateerd geweld in het bedrijfsprocessensysteem (BPS) te verwerken, zodat deze in de gehele justitieketen aan de orde blijven. Het is overigens verbazingwekkend dat ook het OM geen registratie heeft van voorkomend eergerelateerd geweld. Is het geen tijd om daarvoor maatregelen te nemen? Overigens gaat de heer De Wit ervan uit dat de toekomstige Centra voor Jeugd en Gezin ook eergerelateerd geweld zullen registreren.
In reactie op het verzoek van de Kamer inzake opvang van mannelijke slachtoffers van eergerelateerd geweld heeft het kabinet verschillende vervolgacties aangekondigd. Een daarvan is ervoor zorgen dat deze mannen op verschillende locaties ondergebracht kunnen worden. Wat is in dit opzicht de stand van zaken? Zijn er financiële blokkades als iemand buiten zijn regio om opvang verzoekt?
Voor het gereedkomen van het modelprotocol voor lokale samenwerking tussen vrouwenopvang, politie en OM, wordt in de derde voortgangsrapportage geen termijn meer genoemd, terwijl dit aanvankelijk begin 2007 werd verwacht. Hangen de problemen met het C2000-systeem hiermee samen of zijn er meer dingen aan de hand? Wanneer komt het rapport beschikbaar van het wetenschappelijk onderzoek naar partnerdoding onder etnische minderheden?
De heer De Wit vraagt of er al inzicht is in de omvang van het probleem van eergerelateerd geweld en in het effect van de acties die tot nu toe in gang zijn gezet en als dit nog niet het geval is, wanneer het kabinet verwacht hierover cijfers te kunnen verstrekken.
Mevrouw Azough (GroenLinks) vindt het terecht dat eergerelateerd geweld hoog op de agenda staat. Mannen en vrouwen, jongens en meisjes moeten een vrije keuze kunnen maken zonder te hoeven vrezen voor represailles vanuit de gemeenschap of van de familie. Projecten zoals «Aan de goede kant van de eer», de pilotprojecten en onderwijsprojecten zijn prima initiatieven. Bij eergerelateerd geweld staat een vroege signalering door de betrokken professionals voorop. Deskundigheid en kennis over eergerelateerd geweld over eergerelateerd geweld en de slachtoffers is daarbij van cruciaal belang. De contactpersonen in de politieregio’s, het Landelijk Expertise Centrum (LEC) voor de politie en de opleidingen voor politie en de rechterlijke macht zullen de deskundigheid en kennis bevorderen, maar wanneer is het LEC volledig operationeel? Mevrouw Azough neemt aan dat tot die tijd het werk van de Unit MEP van politie Haaglanden alleen maar zal toenemen. Heeft deze unit daarvoor voldoende capaciteit?
Alle politieregio’s hebben één contactfunctionaris eergerelateerd geweld, maar wat zijn functie is, is nog niet helemaal duidelijk. Zijn zij bijvoorbeeld voor elke diender in de regio goed bereikbaar? Wellicht is er in sommige regio’s behoefte aan meer dan één contactfunctionaris. Bovendien is er meteen veel kennis, ervaring en deskundigheid weg als deze ene functionaris uitvalt. Is het niet mogelijk om de kennis over te dragen aan meer personen binnen een politieregio om dit risico te vermijden? De minister voor WWI geeft in haar brief (30 388, nr. 21) duidelijke doelstellingen aan voor de periode 2007–2010. Hoe wordt gemeten of deze doelstellingen ook worden bereikt en waarom stelt de minister van Justitie in zijn brief geen duidelijke doeleinden?
Opmerkelijk is dat een substantieel gedeelte van potentiële slachtoffers van eergerelateerd geweld zwangere meisjes zijn. In hoeverre heeft dit consequenties voor de opvang? Mogelijk hebben deze meisjes een intensievere zorg en begeleiding nodig. Bij het scholenproject van het roc Twente is gezegd dat veel medewerkers van het Bureau Jeugdzorg de gevaren van eergerelateerd geweld enorm onderschatten. De standaard handelwijze van het Bureau Jeugdzorg is prima, maar vooral erop gericht om de banden met ouders en familie te herstellen. In gevallen van eerwraak of eergerelateerd geweld is juist van belang dat de bescherming van het slachtoffer prioriteit krijgt. Voor de hulpverleners in de verschillende sectoren wordt een instapcursus opgezet die pas in december 2008 kan worden gegeven. Kan dit niet worden vervroegd en waarom wordt eigenlijk gesproken over een «instapcursus»? Het is te hopen dat er voldoende cursusaanbod zal zijn, vooral voor de Bureaus Jeugdzorg, waar veel minderjarig slachtoffers in eerste instantie terechtkomen.
De opvang van mannelijke slachtoffers en de begeleiding en zorg die daarvoor nog is, blijft enigszins vaag. Het is bekend dat de helft van de slachtoffers man is, maar in de voortgangsrapportage wordt dit aspect onderbelicht. Misschien zijn mannen vaker zelfredzaam of boren zij andere hulpbronnen aan, maar de dreiging is over het algemeen groot zodat meer hoede van de overheid gewenst kan zijn.
Uit het onderzoek naar partnerdoding bij etnische minderheden blijkt dat door allochtone daders minder vaak hulp wordt gezocht bij de geestelijke gezondheidszorg (ggz). De kloof tussen gemeenschap en hulpverlening, politie en andere instanties wil de minister voor WWI dichten door meer contacten tussen minderhedenorganisaties en instanties te genereren. Hoe staat het daarmee?
Veel mensen hebben toegang tot het systeem van Vecoso. Welke risico’s kan dat opleveren voor de privacy van slachtoffers van eergerelateerd geweld en huiselijk geweld? Beaamd wordt dat eergerelateerd geweld en eerwraak door de groeiende emancipatie zullen toenemen. Blijkt dit ook uit de registratie van het afgelopen jaar?
Mevrouw Arib (PvdA) betitelt eergerelateerd geweld als een complexe en ernstige problematiek die vraagt om een concrete aanpak. Het is zeer positief dat er vorderingen zijn op het gebied van inzichten, preventie en repressie. Het Programma Eergerelateerd Geweld is de kinderschoenen ontgroeid. Er zijn plannen over afspraken, communicatie en analyses, maar de concrete aanpak blijft in feite uit doordat de meeste voorstellen op de lange termijn zijn gericht. Wat gebeurt er op dit moment met de slachtoffers van eergerelateerd geweld? De grootschaligheid van het project mag de aanpak en het voorkomen van geweld en de begeleiding van de slachtoffers niet bemoeilijken. Er moet een duurzame structuur voor de aanpak van eergerelateerd geweld worden ontwikkeld die duidelijk wordt aangestuurd. Het is belangrijk om inzicht te hebben in de aard en de omvang van het probleem. De Kamer vindt een groot project voor eergerelateerd geweld niet wenselijk, maar nu ontbreekt het inzicht in de voortgang enigszins. Kan de minister een rapportage toezeggen waaruit aard en omvang duidelijk blijken aan de hand van recente gegevens? Hoeveel kinderen komen te overlijden als gevolg van kindermishandeling is bekend, maar hoeveel vrouwen jaarlijks overlijden door eergerelateerd of huiselijk geweld niet. Is de minister bereid de Kamer daarover te informeren?
Onderzocht zou worden hoe het mogelijk is dat de politie in Alkmaar in het geval van Zeynep zelfs na drie aangiften het probleem van eergerelateerd geweld niet heeft onderkend. Zijn de resultaten van dit onderzoek al bekend? Mogelijk is dit onderzoek ook voor andere politiekorpsen nuttig. Mevrouw Arib vraagt de minister van Justitie om in een analyserapportage aan te geven hoeveel politiemensen daadwerkelijk eergerelateerd geweld kunnen signaleren en desbetreffende zaken kunnen oppakken. Bovendien zou differentiatie moeten plaatsvinden: een erezaak kan vragen om signalering door een wijkagent en om onderzoek door en bovenregionale recherche.
In zijn brief (30 388, nr. 23) spreekt de minister van Justitie de verwachting uit, de Kamer voor eind 2007 te rapporteren over de planning die mogelijk is geworden door de landelijke uitrol van de politieaanpak Haaglanden. Mevrouw Arib vraagt wanneer de Kamer deze rapportage zal ontvangen. De minister heeft eerder een OM-aanwijzing eergerelateerd geweld aangekondigd. Wanneer kan deze worden verwacht en stuurt zij op de inzet van bijzondere opsporingsbevoegdheden?
Vaak gaat aan eerwraak een voorbereidingsfase vooraf. Het is wenselijk dat de politie instrumenten in handen krijgt om al in deze fase in te grijpen, bijvoorbeeld als blijkt dat families weigeren mee te werken. Wat zijn de huidige juridische mogelijkheden op dit vlak? Ook de gedwongen huwelijken zijn juridisch moeilijk aan te pakken. Kan de minister voor WWI aangeven hoe ervoor gezorgd kan worden dat dit probleem binnen de desbetreffende gemeenschappen bespreekbaar wordt, opdat duidelijk kan worden gemaakt dat dit echt niet kan en in feite een vorm van geweld is tegen vrouwen? Hoeveel meisjes die weigeren om een gedwongen huwelijk aan te gaan, worden in landen van herkomst achtergelaten?
In het kader van het meerjarenkaderprogramma «Aan de goede kant van de eer» gaat de minister voor WWI met zeven gemeenten in gesprek over een preventieve aanpak. Is al bekend welke gemeenten dit zijn en op basis waarvan zij worden geselecteerd? Deze minister verdient een compliment omdat zij het heeft aangedurfd om samen met minderhedenorganisaties voor dit programma concrete doelstellingen te benoemen. Mevrouw Arib vraagt de bewindslieden om vooral initiatieven uit de gemeenschap te steunen en wijst in dit verband op het project Zwarte Tulp.
Voor de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld zal extra geld vrijkomen. Is dit geld hiervoor geoormerkt en hoeveel opvangplaatsen worden hiervoor gereserveerd? De Kamer heeft eerder nadrukkelijk gevraagd om een aparte opvang voor mannen die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld. Overigens blijkt uit de krant dat het nog steeds mogelijk is dat partners via allerlei private instellingen het adres van gevluchte vrouwen kunnen achterhalen, wat tot levensgevaarlijke situaties kan leiden. Hoe staat het met het overleg met de VNG over het schenden van de geheimhoudingscode bij het bevolkingsregister?
De heer Jager (CDA) is tevreden over de voortgang van het Programma Eergerelateerd Geweld. Het is goed dat inmiddels twee pilots zijn gestart voor het bieden van noodopvang aan meisjes die met eergerelateerd geweld worden bedreigd. Hij vraagt tot wanneer deze pilots lopen en er een wachtlijst is voor de vrijgemaakte plaatsen. Waarom is er niet voor gekozen om deze plaatsen ook beschikbaar te stellen aan vrouwen die eenzelfde risico lopen? Zijn er voor hen voldoende blijf-van-mijn-lijfhuizen en safe houses? Bieden deze opvangplaatsen overigens voldoende veiligheid, hoe worden deze gefinancierd en is de integriteit van de medewerkers en de stromannen afdoende? Het is wenselijk dat ook opvang wordt gerealiseerd voor mannen die bedreigd worden met eergerelateerd geweld. Hoeveel plaatsen komen voor hen beschikbaar en zijn deze ook toegankelijk voor jongens?
Na het uitlekken van adresgegevens van bedreigde vrouwen heeft de minister van Justitie een expertmeeting gehouden en vervolgacties aangekondigd. Welke acties kunnen wanneer worden verwacht? De ontwikkeling van een modelprotocol en een handleiding gegevensuitwisseling zijn door juridische problemen vertraagd. Hierdoor kunnen wel eens levens op het spel staan. Spoed is geboden. Hoelang duurt deze vertraging? Families zijn niet erg onder de indruk van protocollen en gedragscodes. Adressen kunnen bekend worden doordat acceptgiro’s van de zorgverzekering aan families worden verstuurd. Wat heeft de minister van VWS hieraan tot nu toe gedaan?
Hoe vaak komt het voor dat geen geld voor hulpverlening wordt verstrekt omdat een slachtoffer van eergerelateerd geweld zich meldt voor een jeugdzorgplaats buiten de provincie waarin het slachtoffer woont? Is hiervoor een landelijk fonds? Het is niet duidelijk of de casestudie die is gedaan naar mannelijke slachtoffers van eergerelateerd geweld hoort bij het onderzoek naar partnerdoding onder etnische minderheden. Wanneer volgen op dit punt acties? Ten slotte vraagt de heer Jager naar de stand van zaken bij: de aanbestedingsprocedure voor de instapcursus ter bevordering van deskundigheid van hulpverleners, het plan van aanpak voor de professionalisering van de instellingen van de Federatie Opvang en de daadwerkelijke start van het LEC.
De minister van Justitie benadrukt dat het kabinetsbeleid nauw voeling houdt met wat zich voordoet op het gebied van criminaliteit. Op basis van de zogenaamde glijdende schaal wordt al dan niet overgegaan tot intrekking van de verblijfsvergunning en wordt waar mogelijk tot uitzetting overgegaan. Door de komst van de Dienst Terugkeer & Vertrek (DT&V) bij het ministerie van Justitie, die bij de uitvoering van zijn taken een multidisciplinaire aanpak hanteert op basis van casemanagement, worden gevallen eerder gesignaleerd. In de samenwerking en in het kader van het project VRIS (vreemdelingen in de strafrechtketen) vindt verbetering plaats zodat vanuit de strafrechtketen een snellere doorgeleiding plaatsvindt naar de DT&V voor het eventueel nemen van vreemdelingenrechtelijke maatregelen. Voor degenen die veroordeeld worden wegens aan eer gerelateerd geweld en die geen Nederlands staatsburger zijn, kan de verblijfsrechtelijke kwestie aan de orde komen. Het weghouden van partners zal mensen niet vanzelf deugdzamer maken. Het kabinetsbeleid voorziet in een beperkte mogelijkheid om het Nederlanderschap te ontnemen, namelijk bij veroordeling wegens staatsgevaarlijke activiteiten. Door de aangegane verdragsverplichtingen is het niet mogelijk om in dezen verder te gaan. Preventie is steeds een belangrijke factor in het justitiebeleid en is een van de kerntaken van het DG Preventie, Jeugd en Sancties. Ook bij het project Veiligheid Begint Bij Voorkomen ligt de nadruk op preventie. Het nut van de suggestie van de heer Fritsma is de minister ietwat duister, maar hij wil graag een reactie geven op een notitie van de heer Fritsma waarin deze suggestie is uitgewerkt.
De vrouwenopvang verwacht in het voorjaar van 2008 te starten met de registratie van aan eer gerelateerd geweld. Registratie bij het LEC zal naar verwachting medio 2008 plaatsvinden op basis van de input uit de korpsen. Verwacht wordt dat de input kwantitatief en kwalitatief zal toenemen naarmate de politieregio’s hun expertise in de eigen organisatie hebben ontwikkeld. Registratie door het Bureau Jeugdzorg, de GGD’s en het Advies en Steunpunt Huiselijk Geweld (ASHG) is door gebrek aan deskundigheid inzake de identificatie van hetgeen moet worden opgenomen, nog niet binnen handbereik. De medewerkers van deze organisaties moeten eerst voldoende worden opgeleid om tot herkenning in staat te zijn. Voor een beeld over de aard en omvang van eergerelateerd geweld kan op dit moment alleen worden afgegaan op de kennis van vooral het LEC. Deze kennis wordt in 2008 aangevuld met kennis door de registratie in de vrouwenopvang, door de pilots voor de opvang van minderjarige slachtoffers en door de opvang van mannen. Uit het kwalitatief onderzoek dat het LEC uitvoert naar de zaken uit 2006, komt nuttige informatie naar voren over zaken die destijds bij de Unit MEP zijn aangemeld. De Kamer wordt hierover via de voortgangsrapportages op de hoogte gehouden. De uitkomsten van dit onderzoek leveren een meer algemeen beeld op van de manier waarop in de strafrechtspleging wordt gereageerd op zaken waarin sprake is van aan eer gerelateerd geweld.
Het is niet eenvoudig om het aspect eergerelateerd geweld te verwerken in het elektronisch dossier van het OM. Bij de melding van een delict is lang niet altijd het motief duidelijk. Soms komen de problemen pas boven in de loop van het rechercheonderzoek. Er zijn ook gevallen waarin wel een vermoeden van eergerelateerd geweld bestaat, maar dat ondanks rechercheren niet voldoende kan worden vastgesteld. Ook komt het voor dat men dingen probeert toe te dekken of dat de mensen die erbij betrokken zijn (geweest) het land uit gaan. Daarom is het niet mogelijk om deze specifieke informatie in het BPS op een betrouwbare manier te verwerken.
Door de langdurige en grondige aanpak is het moeilijk om nu al conclusies te trekken over de effectiviteit van het ingezette beleid. Deze kan pas op de langere termijn betrouwbaar worden vastgesteld, als niet alleen de verschillende onderdelen van de aanpak in aanmerking genomen kunnen worden, maar ook de aanpak via het onderwijs en de beïnvloeding van gedragspatronen. Uit de gegevens van het LEC blijkt wel dat meer zaken binnenkomen. In de vierde voortgangsrapportage wordt ingegaan op de resultaten die naar voren komen uit het belevingsonderzoek dat de Vrije Universiteit heeft verricht.
De instapcursus voor professionals had mogelijk eerder kunnen beginnen dan medio 2008, maar bij de planning is ook rekening gehouden met de spreiding van werkzaamheden en de activiteiten gericht op de kwaliteitsverbetering van de professionals. Het is het meest doelmatig als één opleiding wordt aangeboden die niet alleen eergerelateerd geweld betreft, maar ook huiselijk geweld ten behoeve van onder andere de jeugdzorg. Het heeft alleen zin om doelstellingen te kwantificeren als er betrouwbare registers zijn om te meten of aan de doelstelling is voldaan. In het project Veiligheid Begint Bij Voorkomen is wel een gekwantificeerde doelstelling opgenomen voor geweldsdelicten in het algemeen, namelijk min 19%. Eerwraak valt daaronder.
Het is de bedoeling dat per politieregio meer dan één contactfunctionaris wordt aangesteld. In verscheidene regio’s is dat al het geval. In de opleiding wordt ook ruimte gemaakt voor meer contactfunctionarissen. Zij kunnen overigens terugvallen op het LEC. Om ook in de toekomst de vereiste expertise op niveau te houden, is er overeenstemming tussen het programmabureau en het korps Haaglanden over de continuïteit bij het LEC ten dienste van alle politieregio’s. Tijdens de landelijke uitrol zal de dienstverlening worden gehandhaafd. Het is essentieel dat het LEC, dat nu volledig operationeel is, over een pool van experts beschikt waarop incidenteel een beroep kan worden gedaan. De Unit MEP zal na de voltooiing van het LEC alleen nog zaken doen die het korps Haaglanden betreffen.
Het protocol, dat is gericht op de samenwerking tussen OM, politie en vrouwenopvang in Haaglanden, is in juli 2007 gereedgekomen en zal worden getransformeerd naar een landelijk protocol. De uitwerking daarvan zal in april 2008 gereed zijn. Hierop wordt in de volgende voortgangsrapportage ingegaan. De minister benadrukt dat hij het belangrijk vindt om landelijk slagvaardiger op te treden.
In situaties van onzorgvuldig gegevensbeheer is het voorgekomen dat adressen beschikbaar zijn gekomen terwijl dat niet mocht gebeuren. Dit aspect is overal onder de aandacht gebracht. Dit is een van de standaard werkwijzen in de protocollering van de hantering van aan eer gerelateerd en huiselijk geweld. De minister verwijst in dit kader wel naar de waardevolle Meldcode huiselijk geweld die in Rotterdam in gebruik is genomen. Het is wenselijk dat deze code in alle politieregio’s wordt gehanteerd, maar daartoe moet dan wel 25 keer toe worden besloten. De keerzijde daarvan is dat ook 25 keer maatregelen moeten worden genomen om het te scheutig zijn met persoonsinformatie te voorkomen. De ziektekostenverzekeraars en de afnemers van de GBA zullen de nodige stappen zetten om de bescherming van persoonsgegevens te verbeteren.
In het geval families in de preventieve fase niet willen meewerken, kan de politie contact zoeken, duidelijke taal spreken en dingen onder de aandacht brengen. Daarbij kunnen deskundige hulpverleners worden ingeschakeld. De ervaring van de Unit MEP toont aan dat dit heel effectief kan zijn. Deze effectiviteit kan worden vergroot door samenwerking met sleutelfiguren uit de omgeving. Bij huiselijk geweld bestaat in specifieke situaties de mogelijkheid tot uithuisplaatsing als het desbetreffende wetsvoorstel, dat nu bij de Eerste Kamer voorligt, wordt aangenomen. Ook in de sfeer van hulpverlening en opvang kunnen maatregelen worden genomen. Een verschijningsplicht voor ouders is een beperkte vorm van vrijheidsbeneming. Een vermoeden van eergerelateerd geweld is onvoldoende grond om vrijheidsbeneming op te leggen, ook in het licht van artikel 5 EVRM. Wel zijn krachtiger vormen van ingrijpen mogelijk als er in strafrechtelijke zin sprake is van voorbereidingshandelingen genoemd in het Wetboek van Strafrecht. Overigens zal het parket begin januari 2008 beslissen over afronding van het opsporingsonderzoek in het voorval in Alkmaar.
Het College van procureurs-generaal heeft onlangs opdracht gegeven om een aanwijzing te ontwikkelen op het gebied van eergerelateerd geweld. Deze zal afzonderlijk, maar wel in nauwe samenhang met de nieuwe aanwijzing huiselijk geweld worden voorbereid. Naar verwachting is deze in het voorjaar 2008 gereed en kan hierover in de volgende voortgangsrapportage worden bericht.
De meeste politiekorpsen zijn nu technisch in staat om het «sleepnet» en de query toe te passen. De politieregio’s Groningen en Hollands Midden hebben een desbetreffend organisatorisch plan van aanpak opgesteld. Bovendien wordt bekeken of men interregionaal de krachten kan bundelen. Overigens zijn in 2007 ongeveer 470 zaken bij het LEC binnengekomen. Een derde daarvan had betrekking op het korps Haaglanden, twee derde op de overige regio’s.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie wijst erop dat eergerelateerd geweld raakt aan de individuele keuzevrijheid van mensen en direct te maken heeft met de emancipatie van sommige groepen allochtone vrouwen in de Nederlandse samenleving. Eergerelateerd geweld zal in de komende jaren om twee redenen toenemen. 1. Het emancipatieproces dat vrouwen doormaken, zal gepaard gaan met een toename van huiselijk en eergerelateerd geweld. Juist door aandacht te schenken aan mannen en jongens kan worden geprobeerd om geweld te voorkomen, maar de minister wijst erop dat met de werkelijkheid rekening gehouden moet worden. 2. Door het agenderen en bespreekbaar maken van eergerelateerd geweld wordt de drempel lager om geweld te melden. Daardoor zullen hulpverleningsinstanties vaker te maken krijgen met slachtoffers van eergerelateerd geweld en dat is in feite ook de bedoeling. Niet de afname van het aantal gevallen dat wordt geregistreerd moet het doel zijn van beleid, maar meer zicht op het aantal gevallen waarin eergerelateerd geweld voorkomt. Zo kan het bespreekbaar worden gemaakt en worden aangepakt.
De Stichting platform islamitische organisaties Rijnmond (SPIOR), een koepelorganisatie waarbij 60 organisaties zijn aangesloten, heeft een project uitgevoerd rond huwelijksdwang. Het is nuttig om het boekje te lezen dat daarover is uitgegeven. Daaruit blijkt dat organisaties in eigen kring problemen op een fundamentele manier bespreekbaar proberen te maken en daarin succesvol zijn. In het boekje wordt duidelijk uiteengezet dat eerwraak volgens hen cultureel bepaald is. Het is waardevol dat het SPIOR om het misverstand poogt weg te nemen dat eerwraak gebaseerd is op religie. Lange tijd is het de opvatting geweest dat het integratievraagstuk een tijdelijk verschijnsel was. In feite heeft het vraagstuk van eergerelateerd geweld pas in de vorige kabinetsperiode de aandacht gekregen die het verdient. Eerwraak is in gemeenschappen met een gesloten cultuur een moeilijk te bespreken thema. Het is een positieve ontwikkeling dat dit soort taboes nu binnen die gemeenschappen wordt doorbroken. Dat laat onverlet dat ook deze kabinetsperiode zo goed mogelijke resultaten moeten worden geboekt.
De pilots die op het roc in Twente en het Albeda College in Rotterdam worden uitgevoerd, richten zich op preventie. Daarbij wordt onder andere bekeken hoe ervoor kan worden gezorgd dat leerkrachten indicaties van eergerelateerd geweld bij leerlingen onderkennen. Verder wordt gepoogd leerlingen weerbaarder te maken. Deze pilots worden in de zomer van 2008 afgerond. De opgedane kennis kan vervolgens worden verspreid over de andere roc’s en de scholen voor het voortgezet onderwijs. Ondertussen wordt onderzocht wat roc’s en scholen in het voortgezet onderwijs doen aan preventie van eergerelateerd geweld, zodat komen zomer ook hierop zicht is. De minister van Onderwijs heeft de scholen een folder toegestuurd waaruit blijkt welke signalen duiden op eergerelateerd geweld om de aandacht op dit aspect te vestigen en scholen uit te nodigen om hiermee aan de slag te gaan. Voorlopig gaat men er bij de pilots vanuit dat eergerelateerd geweld een onderdeel kan worden van het veiligheidsbeleid op scholen. De brief en de folder zal ook naar de Kamer worden gestuurd.
Het meerjarenkaderprogramma minderheden «Aan de goede kant van de eer» is ontwikkeld in samenspraak met de koepels Vluchtelingen Organisaties Nederland (VON), Inspraak Orgaan Turken (IOT) in Nederland, het Samenwerkingsverband van Marokkanen in Nederland (SMN) en de Samenwerkende Turkse Organisaties in Overijssel (STO) en zal lopen van 2007 tot en met 2010. Afgesproken is dat deze organisaties rapporteren over hun activiteiten en het aantal mensen dat zij bereiken. Het voornemen is om gedurende deze vier jaar tweemaal een rapportage te maken over de stand van zaken. De eindrapportage zal begin 2011 plaatsvinden. Bij dit programma zal worden samengewerkt met de gemeenten Rotterdam, Almelo en Amsterdam, waar bestuurlijke projecten worden uitgevoerd. Rotterdam vervult op dit vlak een voortrekkersrol. Gezamenlijk is een longlist geformuleerd van gemeenten waar de inzet zich zal concentreren. De komende periode zullen met deze gemeenten gesprekken worden gevoerd om te bezien of er in deze gemeenten voldoende bestuurlijk draagvlak is voor het programma. In de volgende voortgangsrapportage hoopt de minister te kunnen melden met welke gemeenten in zee wordt gegaan.
De STO heeft al samengewerkt met de ggz. De opgedane ervaringen worden uitgewerkt in een voorlichtingsbrochure die zich in eerste instantie zal richten op de achterbannen van de minderhedenorganisaties opdat de drempel om naar de geestelijke gezondheidszorg te gaan, wordt verlaagd. Het slaan van een brug tussen gemeenschap en hulpverlenende instanties is een doelstelling van het meerjarenprogramma. De minderhedenorganisaties hebben hiervoor zelf een protocol ontwikkeld. Men wil ervoor zorgen dat de minderheden organisaties zelf voldoende kennis in huis hebben en dat de hulporganisaties voorlichting geven aan de gemeenschap.
De educatieve methode Zwarte Tulp is een heel goed initiatief. Helaas is het nog steeds niet gelukt om het gesprek met de desbetreffende stichting, dat de vorige minister van Onderwijs heeft aangekondigd, vorm te laten krijgen. De minister zegt toe op dit vlak initiatief te nemen en de minister van OCW uit te nodigen om bij het gesprek aanwezig te zijn.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport vindt het van belang om eergerelateerd geweld zoveel mogelijk te voorkomen en in de kiem te smoren. Slachtoffers hebben recht op goede hulpverlening en opvang. Bij het veroordelen van de dader is een snelle procedure essentieel. Door preventie en een strafrechtelijke aanpak kan eergerelateerd geweld effectief worden bestreden. Het aandeel van VWS richt zich vooral op de bescherming van en hulpverlening aan mannen, vrouwen en kinderen die het slachtoffer zijn van geweld in afhankelijkheidsrelaties in het algemeen en eergerelateerd geweld in het bijzonder. De overheid heeft de taak kwetsbare mensen in deze situaties te beschermen. Zij hebben vaak geen goed sociaal netwerk en verdienen in de eerste plaats een goede opvang. De staatssecretaris verwijst hierbij naar haar brief Beschermd en Weerbaar van 10 december 2007, waarin voor deze vormen van geweld in 2012 32 mln. wordt uitgetrokken.
Bijzondere aandacht moet worden besteed aan slachtoffers van eergerelateerd geweld, vanwege de zwaarte en het internationale karakter van deze problematiek. Naast opvang en hulp is vooral de nazorg van groot belang. Helaas verandert de opvatting van de familie niet altijd, wat hulpverleners vaak voor dilemma’s stelt. Soms is het de vraag of geaccepteerd moet worden dat een slachtoffer teruggaat naar de familie. Daar moet het slachtoffer zich schikken, maar behoudt dan uiteindelijk wel de familieband. Als het slachtoffer ervoor kiest zelfstandig te blijven, wacht een geïsoleerd bestaan vol angst, waarbij naar buiten gaan zonder begeleiding nog maar zelden of nooit meer mogelijk is. De eis tot zelfbeschikking voldoet dan niet; het is dan ingewikkeld om een gepaste oplossing te vinden. In 2008 wordt daarom een maatschappelijk forum met deskundigen en veldpartijen gehouden waarbij op deze dilemma’s wordt ingegaan.
Tot 2012 wil de staatssecretaris de opvangplaatsen voor mannen en minderjarige slachtoffers garanderen. Voor meisjes zijn er nu twee pilots, een in Tilburg en een in Leeuwarden, met ieder acht plaatsen. Na een korte time-out in de opvang wordt een gestructureerd programma aangeboden om de weerbaarheid te vergroten. De duur van het verblijf hangt af van verschillende factoren. Overigens worden ook in de reguliere jeugdzorg bedreigde meisjes opgevangen; zij krijgen een jeugdzorgindicatie. Deze plaatsen zijn niet geoormerkt en er zijn geen wachtlijsten. De opvang in Tilburg is al van oudsher gespecialiseerd in zwangere tieners die daar onderling ervaringen kunnen uitwisselen. Verwacht wordt dat de behoefte aan opvangplaatsen zal groeien. Op dit moment is hiervoor op de begroting van VWS 55 mln. opgenomen. In 2012 komt hier 32 mln. bij.
Ook het organiseren van opvang voor mannelijke slachtoffers van eerwraak, mannen en jongens, heeft prioriteit. Ook zij hebben recht op onmiddellijke opvang, maar kunnen niet altijd terecht bij de vrouwenopvang of de maatschappelijke opvang omdat deze daarvoor niet zijn ingericht. De deskundigheid van hulpverleners moet op dit gebied verbeterd worden. Het is de bedoeling om in 2008 in vier grote steden vijf tot tien opvangplekken per gemeente te realiseren. De gemeente bepaalt op basis van objectieve criteria waar deze plekken moeten komen. Mocht na verloop van tijd blijken dat het aantal plekken onvoldoende is, dan kan het beschikbare geld anders worden ingezet. Uitgangspunt is een landelijk dekkende opvang. Met de gemeenten worden afspraken gemaakt over de landelijke toegankelijkheid. Omdat het een relatief kleine groep betreft, hoeft de eigen bijdrage de toegankelijkheid niet in de weg te staan. De plekken die beschikbaar komen, zijn dus niet alleen toegankelijk voor slachtoffers uit een bepaalde gemeente of regio.
De Federatie Opvang is verzocht een plan van aanpak op te stellen voor de professionalisering van de instellingen op het onderwerp eergerelateerd geweld. In januari 2008 zal met de uitvoering worden gestart. In dit plan zal de specifieke nazorg centraal staan. De nazorg is ook een onderdeel van de evaluatie van de ASHG’s. Bekeken zal worden hoe de ASHG’s ook daarbij een rol kunnen spelen.
Het doel is om alle ketenpartners te laten werken met het Programma Eergerelateerd Geweld zodat een goede samenwerking tussen de hulpverlenende instanties ontstaat. In november 2007 is gestart met het inventariseren van de kennisbehoefte bij onder anderen jeugdzorgwerkers en medewerkers bij de reclassering, de kinderbescherming en het OM. Aan de hand daarvan wordt een opleidingsaanbod ontwikkeld. In het voorjaar van 2008 zal het resultaat bekend zijn.
De staatssecretaris is het ermee eens dat het gevoel van urgentie nog niet altijd goed wordt gevoeld, bijvoorbeeld in de jeugdzorg. Meisjes krijgen overigens wel de benodigde indicaties waarvan de uitvoering dan uit de reguliere middelen kan worden betaald. Het probleem zit hier niet zozeer in de financiën als wel in het tekort aan kennis en veilige opvangplekken. Het verwerven van kennis maakt daarom onderdeel uit van de verbetering van het hulpverleningstraject en de deskundigheidsbevordering bij de jeugdzorg. De staatssecretaris zegt met de minister voor Jeugd en Gezin overleg te voeren over de implementatie van het opleidingsaanbod in de jeugdzorg. Hierover wordt ook gesproken met de professionele opvanginstellingen en de aanverwante instellingen. In de volgende voortgangsrapportage zal een update van de stand van zaken worden gegeven.
Voor een betrouwbare registratie van eergerelateerd geweld is het van belang om goed inzicht te hebben in de aantallen slachtoffers en in hun achtergronden. De staatssecretaris verwijst hierbij naar het betoog van de minister van Justitie. Een internationale uitwisseling van kennis over de aanpak van eergerelateerd geweld vindt zij wenselijk.
In een blijf-van-mijn-lijfhuis kan veiligheid niet altijd worden gegarandeerd. Om die reden is een aparte opvang voor slachtoffers van eergerelateerd geweld nodig. Bij de intake wordt getaxeerd welke mate van veiligheid nodig is. De eerste risicotaxatie vindt plaats door de instelling aan de hand van een screeninginstrument, een standaardlijst die is ontwikkeld door het Verwey-Jonker Instituut. De tweede risicotaxatie wordt uitgevoerd door de Unit MEP. Safe houses zijn beschikbaar als daar vraag naar is. Vaak zijn het appartementen, waarbij slechts een enkele hulpverlener op de hoogte is van het verblijf. In drie plaatsen in Nederland zijn afspraken gemaakt tussen woningbouwcorporaties en vrouwenopvanginstellingen over safe houses.
De minister van VWS overlegt begin 2008 met Zorgverzekeraars Nederland over de privacyproblematiek in de vrouwenopvang naar aanleiding van de overheveling van de curatieve ggz naar de Zorgverzekeringswet per 1 januari 2008. Het Vecoso-probleem wordt ook besproken. Nog deze week ontvangt ZN een brief waarin zij worden gewezen op de urgentie van de privacyproblematiek. Het College Bescherming Persoonsgegevens onderzoekt of de manier waarop Vecoso persoonsgegevens gebruikt, in overeenstemming is met de wet.
Het is de ambitie van de staatssecretaris om een dekkend netwerk van opvang en hulp voor slachtoffers van eergerelateerd geweld te realiseren. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de opvang van slachtoffers van geweld, maar omdat deze kleine groep gespecialiseerde opvang en hulpverlening nodig heeft, worden met de G4 afspraken gemaakt over een landelijk beleid waarbij een beperkt aantal gemeenten voor opvangvoorzieningen wordt aangewezen. Bovendien worden met gemeenten prestatieafspraken gemaakt over de opvang van slachtoffers van huiselijk geweld.
De heer Fritsma (PVV) vindt dat het keihard aanpakken van de daders voorop moet staan omdat de slachtoffers daar in de eerste plaats mee geholpen zijn. Hij handhaaft zijn stelling dat het kabinet daders van misdaden op het gebied van eerwraak te veel in bescherming neemt.
Bij het opstellen van programma’s voor een betere signalering van eergerelateerd geweld mogen de asielzoekercentra niet buiten beschouwing worden gelaten.
De heer Kamp (VVD) noemt het onthutsend dat de staatssecretaris het als een mogelijkheid ziet dat meisjes die slachtoffer zijn van eergerelateerd geweld terugkeren naar hun familie. Het alternatief is een leven in angst en alleen onder begeleiding naar buiten kunnen. De strafrechtelijke aanpak van de daders schiet kennelijk tekort. Daders moeten of het land uit, of de gevangenis in, zodat de slachtoffers van geweld een veiliger positie in de samenleving kunnen innemen. Een voortdurende gerichtheid op en een harde aanpak van de dader zijn noodzakelijk.
De heer De Wit (SP) is bekend met het verschijnsel dat door het aanpakken van een probleem het aantal meldingen toeneemt. Hij is benieuwd naar de effecten van het beleid. Kunnen de Centra voor Jeugd en Gezin ook een rol spelen bij het signaleren van eergerelateerd geweld? Wanneer mag de Kamer het rapport over partnerdoding tegemoetzien?
Mevrouw Azough (GroenLinks) vraagt zich nog af in hoeverre iemand die medeplichtig is aan eergerelateerd geweld juridisch kan worden vervolgd. Wordt ook hieraan aandacht besteed in de protocollen voor bijvoorbeeld het OM? Zij neemt overigens aan dat het in het geval van de dilemma’s waarover de staatssecretaris spreekt, alleen sprake was van dreiging en niet van geweld door familie. In het laatste geval kan een slachtoffer nooit terug worden gestuurd naar de familie.
Mevrouw Arib (PvdA) vraagt of de contactfunctionarissen, de wijkagent en de rechercheurs in staat zijn om eergerelateerd geweld te herkennen.
Van doelgroepen en slachtoffers van eergerelateerd geweld heeft mevrouw Arib begrepen dat slachtoffers vaak niet goed worden geholpen door de hulpverlening. Dit geldt vooral voor de geestelijke gezondheidszorg. Als hulp wordt geboden, komt dat vaak doordat een hulpverlener bereid is er iets aan te doen. Dat patroon moet worden doorbroken, niet door extra geld, maar door een omslag in de jeugdzorg en door een juiste houding van professionals.
De heer Jager (CDA) sluit zich aan bij de opmerkingen over het door de staatssecretaris geschetste dilemma. Hoe zit het met de casestudie naar mannelijke slachtoffers?
De minister van Justitie benadrukt dat de strafrechtelijke aanpak niet alleen repressief is, maar ook gericht is op preventie en verwijst naar het project Veiligheid Begint Bij Voorkomen. Het bestaande instrumentarium is op zichzelf goed en maakt een adequate reactie mogelijk wanneer in strafrechtelijke zin iets ernstigs aan de hand is. Er is wel degelijke een goede, doch proportionele, aansluiting tussen het strafrechtelijke en het vreemdelingenrechtelijke systeem. Bij de landelijke uitrol wordt ingezet op een effectieve opsporing en vervolging. Strafrechtelijk optreden leidt in de regel tot aanhouding, voorgeleiding en verder. Ook als er voorbereidingshandelingen zijn, is er reden voor strafrechtelijk ingrijpen. Dat niet altijd herkenbaar is dat iets voortkomt uit eergerelateerd geweld, wordt volledig onderkend. Door de methode die bij de Unit MEP wordt ontwikkeld, wordt doorgerechercheerd naar de omgeving van de dader. Medeplichtigheid is strafbaar.
De casestudie naar mannelijke slachtoffers en het onderzoek naar partnerdoding zijn separate onderzoeken. Het Willem Pompe Instituut voor Strafrechtswetenschappen is nog bezig met een vervolgonderzoek naar partnerdoding. In de volgende voortgangsrapportage wordt hierop een beleidsreactie gegeven. De vaste commissie voor Justitie ontvangt het onderzoeksrapport naar partnerdoding bij wjize van tussenrapportage toegestuurd.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie vindt het noodzakelijk dat daders hard worden aangepakt, maar het is ook nodig om eerwraak in de gemeenschap zelf aan te kaarten en ervoor te zorgen dat men hier anders over gaat denken.
In de nota Diversiteit in het jeugdbeleid, die nu wordt voorbereid, wordt ingegaan op de Centra voor Jeugd en Gezin.
Tot op heden is de hulpverlening niet voldoende toegesneden op de diversiteit in de samenleving. De minister wijst hierbij op de groep Antillianen die overlast veroorzaakt en de specifieke hulp die daarvoor nodig is. Voorstellen voor specifiek beleid voor Marokkaanse jongeren worden nog ontwikkeld. Als een probleem, zoals eergerelateerd geweld, een zodanig omvang heeft dat de aanpak ervan om meer instrumenten vraagt, is ook specifiek beleid nodig.
De staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is het ermee eens dat het door haar geschetste dilemma aantoont hoe ingrijpend en ingewikkeld een voorval van eergerelateerd geweld kan zijn. Soms is het inderdaad mogelijk dat een meisje terug kan gaan naar de familie omdat in de familiestructuur en de opvattingen die daar leven veranderingen zijn opgetreden. Het is daarom van groot belang te blijven werken aan mentaliteitsverandering en een verbetering van de hulpverlening.
De voorzitter spreekt uit dat door de minister van Justitie is toegezegd dat de Kamer een tussenrapportage zal ontvangen over partnerdoding.
De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,
De Pater-van der Meer
De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Van de Camp
De voorzitter van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
Smeets
De voorzitter van de algemene commissie Wonen, Wijken en Integratie,
Van Gent
De griffier van de vaste commissie voor Justitie,
Nava
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GroenLinks), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (ChristenUnie).
Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), Jan de Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GroenLinks), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (ChristenUnie).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (ChristenUnie), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Jasper van Dijk (SP), Besselink (PvdA), De Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GroenLinks).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (ChristenUnie), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GroenLinks).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Halsema (GroenLinks), Kant (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), Ferrier (CDA), ondervoorzitter, Joldersma (CDA), Jan de Vries (CDA), Smeets (PvdA), voorzitter, Van Miltenburg (VVD), Schippers (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Willemse-van der Ploeg (CDA), Van der Veen (PvdA), Schermers (CDA), Van Gerven (SP), Wolbert (PvdA), Heerts (PvdA), Zijlstra (VVD), Ouwehand (PvdD), Agema (PVV), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Vendrik (GroenLinks), Van Velzen (SP), Neppérus (VVD), Vietsch (CDA), Sterk (CDA), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Verdonk (Verdonk), Dezentjé Hamming (VVD), Atsma (CDA), Van der Ham (D66), Çörüz (CDA), Gill’ard (PvdA), Jonker (CDA), Langkamp (SP), Vermeij (PvdA), Arib (PvdA), Kamp (VVD), Thieme (PvdD), Bosma (PVV), Luijben (SP), Hamer (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie) en De Wit (SP).
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), Van Gent (GroenLinks), voorzitter, Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), Poppe (SP), Weekers (VVD), ondervoorzitter, Dijsselbloem (PvdA), Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Vietsch (CDA), Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Jansen (SP), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Wolbert (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Bouchibti (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD), Fritsma (PVV) en Van Toorenburg (CDA).
Plv. leden: Bilder (CDA), Dibi (GroenLinks), Nicolaï (VVD), Timmer (PvdA), Kant (SP), Blok (VVD), Bouwmeester (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Willemse-van der Ploeg (CDA), Pechtold (D66), Blanksma-van der Heuvel (CDA), Neppérus (VVD), Karabulut (SP), De Wit (SP), Voordewind (ChristenUnie), Heijnen (PvdA), Zijlstra (VVD), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), Ulenbelt (SP) en Madlener (PVV).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30388-27.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.