30 382
Uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 3 oktober 2005 en het nader rapport d.d. 17 november 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2005, no. 05.002661, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot uitvoering van verordening (EG) Nr. 1435/2003 van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut voor een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (Uitvoeringswet verordening Europese coöperatieve vennootschap), met memorie van toelichting.

Het doel van totstandbrenging van de Europese coöperatieve vennootschap (Societas Cooperativa Europeae, hierna: SCE) is het creëren van een specifieke rechtsvorm voor supranationale en grensoverschrijdende samenwerking tussen coöperaties. De EG-Verordening2betreffende het statuut van de SCE (hierna: de verordening) geeft regels voor de vennootschapsrechtelijke aspecten van deze nieuwe rechtsvorm. De EG-Richtlijn3 met betrekking tot de rol van de werknemers in de SCE (hierna: de richtlijn) vult de verordening aan. De richtlijn vormt «een onlosmakelijk geheel»4 met de verordening, maar wordt bij separate wet5 geïmplementeerd. De uitvoering van de verordening en de implementatie van de richtlijn moeten op 18 augustus 2006 zijn afgerond.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij twee kanttekeningen die zijns inziens aanpassing van het voorstel wenselijk maken.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 juli 2005, nr. 05 002661, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 3 oktober 2005, nr. W03.05 0317/I, bied ik U hierbij aan.

1. Artikel 47, tweede en vierde lid, van de verordening

Artikel 47, tweede lid, eerste alinea, van de verordening bepaalt dat de SCE ten opzichte van derden wordt gebonden door de rechtshandelingen van haar organen, tenzij hierdoor de bevoegdheden worden overschreden die aan deze organen krachtens het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft, worden of kunnen worden verleend. De lidstaten kunnen ingevolge de tweede alinea bepalen dat de SCE niet wordt gebonden wanneer deze handelingen de grenzen van haar doel overschrijden, als de SCE bewijst dat de derde wist dat de handeling de grenzen van dit doel overschreed, of hiervan, gezien de omstandigheden, niet onkundig kon zijn. Openbaarmaking van de statuten vormt hiervoor op zich onvoldoende bewijs. Deze bepaling omtrent doeloverschrijding heeft dezelfde strekking als de artikelen 2:6 en 2:7 BW, in samenhang gelezen.

Volgens de toelichting in paragraaf 3 en de (nuttige) bijlage bij artikel 47 geldt artikel 2:7 BW voor alle Nederlandse rechtspersonen in Boek 2 BW en is het op de SCE van toepassing op grond van artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening.

Artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening bepaalt dat op de SCE van toepassing zijn de wetten van de lidstaten welke zouden gelden voor een coöperatie die is opgericht overeenkomstig het recht van de lidstaat waar de SCE haar statutaire zetel heeft voor de aangelegenheden die niet bij deze verordening worden geregeld, of, wanneer een aangelegenheid hierbij slechts gedeeltelijk is geregeld, voor de aspecten die niet onder deze verordening vallen.

Aangezien artikel 47, tweede lid, tweede alinea, van de verordening een regeling omtrent doeloverschrijding bevat waarbij de keuze aan de lidstaten wordt gelaten, is artikel 2:7 BW, anders dan de toelichting in paragraaf 3 en in de bijlage bij artikel 47 stelt, niet ingevolge artikel 8, eerste lid, onderdeel c, onder ii, van de verordening rechtstreeks van toepassing op de SCE met statutaire zetel in Nederland. Hetzelfde geldt voor artikel 47, vierde lid, van de verordening. De Raad adviseert, nu Nederland gebruik wenst te maken van de geboden mogelijkheden in artikel 47, tweede en vierde lid, van de verordening, het wetsvoorstel aan te vullen.

1. De Raad adviseert om, nu Nederland gebruik wil maken van de beleidsvrijheid die wordt geboden door artikel 47, tweede en vierde lid, van de verordening, tot het treffen van aanvullende regelingen voor de Europese coöperatieve vennootschap inzake doeloverschrijding en vertegenwoordigingsbevoegdheid, daartoe een specifieke regeling in het wetsvoorstel op te nemen. Naar aanleiding hiervan is artikel 13 van het wetsvoorstel aldus gewijzigd, dat in een nieuw tweede lid de artikelen 2:7 en 2:45 van het Burgerlijk Wetboek expliciet van toepassing worden verklaard op een Europese coöperatieve vennootschap met statutaire zetel in Nederland. De memorie van toelichting en de bijlage zijn dienovereenkomstig aangepast.

2. Artikel 58, vierde lid, van de verordening

Artikel 58, vierde lid, van de verordening staat de SCE toe statutaire bepalingen op te nemen omtrent de toelaatbaarheid en wijze van het per brief of elektronisch stemmen. In het wetsvoorstel tot wijziging van boek 2 BW ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming binnen rechtspersonen is de mogelijkheid van elektronisch stemmen opgenomen1. Dat wetsvoorstel ligt thans ter behandeling in de Tweede Kamer. Indien te voorzien is dat dat wetsvoorstel pas na 18 augustus 2006 in werking zal treden, is opname van enkele artikelen uit dat wetsvoorstel in het onderhavige voorstel wenselijk.

De Raad adviseert hierop in de toelichting in te gaan en het wetsvoorstel zo nodig aan te passen.

2. De Raad acht opname van enkele artikelen uit het thans bij de Tweede Kamer aanhangige wetsvoorstel tot wijziging van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek ter bevordering van het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de besluitvorming binnen rechtspersonen (Kamerstukken II 2004/05, 30 019, nr. 3) wenselijk, als mocht blijken dat laatstgenoemd wetsvoorstel pas na 18 augustus 2006, de datum met ingang waarvan de verordening van toepassing zal zijn, in werking zal treden. Er bestaat thans geen redenen om aan te nemen dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel over, kort gezegd, stemmen op afstand niet voor 18 augustus 2006 kan worden afgerond. Een eventuele inwerkingtreding nadien belemmert een Europese coöperatieve vennootschap bovendien niet in haar mogelijkheden om statutair te voorzien in de mogelijkheid om per brief of elektronisch te stemmen, omdat de grondslag daarvoor direkt uit arikel 58, vierde lid, van de verordening zelf voortvloeit. Daarentegen bestaat, als de door de Raad gedane suggestie zou worden gevolgd, het risico dat eventuele parlementaire discussies over het wetsvoorstel stemmen op afstand indirect doorwerken naar het onderhavige wetsvoorstel, waardoor de kans bestaat dat dit hele wetsvoorstel vertraging oploopt. Dat stuit uiteraard op europeesrechtelijke bezwaren, als de datum van 18 augustus 2006 zou worden overschreden. Overeenkomstig het advies van de Raad is de memorie van toelichting in deze zin verduidelijkt.

3. Voor redactionele kanttekeningen verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Met de redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft is rekening gehouden. De suggestie van de Raad om in artikel 2 van het wetsvoorstel de voorwaarden uit artikel 2, tweede lid, van de verordening op te nemen, is niet overgenomen. Artikel 2 van het wetsvoorstel is sterk geënt op artikel 2 van de Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap. Beide geven uitvoering aan in wezen identieke bepalingen uit de onderhavige verordening en de Verordening van de Raad van de Europese Unie van 8 oktober 2001 betreffende het statuut van de Europese vennootschap (PbEG L 294/1). Overname van de door de Raad gemaakte kanttekening zou ertoe leiden dat de in dit opzicht nagenoeg gelijkluidende verordeningen op uiteenlopende wijze zouden worden vertaald in onze wetgeving. Vanuit coherentieoverwegingen ligt dat niet voor de hand.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening zal zijn gehouden.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om enkele redactionele verbeteringen in het wetsvoorstel en de memorie van toelichting aan te brengen.

Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W03.05.0317/I met redactionele kanttekeningen die de Raad in overweging geeft.

– In de artikelen 1, onderdeel a, 23, eerste lid, en 24, onderdeel A, «PbEG» vervangen door: PbEU.

– Aangezien artikel 2, tweede lid, van de verordening een «kan-bepaling» betreft, in artikel 2 de voorwaarden uit artikel 2, tweede lid, van de verordening opnemen.

– Gelet op aanwijzing 82 van de Aanwijzingen voor de regelgeving (Ar), in artikel 7, eerste lid, «als bedoeld» vervangen door: , bedoeld.

– Gelet op Ar 83b, in artikel 10 «, eerste lid,» vervangen door «lid 1» en in artikel 22 «153, derde lid, onder a» door: 153 lid 3 onder a.

– In artikel 10 rekening houden met aanwijzing 52 Ar.

– In de artikelen 23, eerste lid, en 24, onderdeel A, «Europese coöperatieve vennootschap» vervangen door: Europese Coöperatieve Vennootschap.

– In de toelichting en in de bijlage «Uitvoeringswet» en «Uitvoeringswet-SCE», waar het onderhavig wetsvoorstel is bedoeld, telkens vervangen door: wetsvoorstel.

– In de toelichting en in de bijlage «Uitvoeringswet-SE», «Uitvoeringswet SE» en «Uitvoeringswet Europese vennootschap» telkens vervangen door: Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap.

– In de toelichting, eerste paragraaf en paragraaf 3, vierde alinea, en in de bijlage, artikelen 12, 13, 68 en 70, rekening houden met Ar 89.

– In de toelichting, paragraaf 3, tweede alinea, rekening houden met Ar 86.

– In de toelichting op artikel 6 «De Nederlandse Bank» en in bijlage, artikel 8, «de Nederlandse Bank» vervangen door: De Nederlandsche Bank N.V.

– In de toelichting op artikel 6 opnemen welke organisatie(s) exact wordt (worden) verstaan onder de nationale financiële toezichthoudende autoriteit, bedoeld in artikel 7, veertiende lid, tweede alinea, van de verordening.

– Aangezien niet het Openbaar Ministerie is aangewezen in de artikelen 5 en 7 van de Uitvoeringswet verordening Europese vennootschap, in de toelichting op artikel 16 «de artikelen 5, 7 en 18» vervangen door: artikel 18.

– In de toelichting op artikel 22, tweede alinea, rekening houden met Ar 219.

– In de bijlage, artikel 11, laatste alinea, na «artikel 23» invoegen: , eerste lid,.

– In de bijlage, artikel 4, tevens de betreffende artikelen voor benoeming van deskundigen opnemen.

– In de bijlage, artikel 22, na «artikel 66» invoegen: van de verordening.

– Aangezien het bewijsrechtelijke element in artikel 2:6 BW is opgenomen, in de bijlage, artikel 47, na «doeloverschrijding komt» invoegen: in essentie.

– In de toelichting of bijlage opnemen waarom geen gebruik is gemaakt van de keuzemogelijkheid van artikel 61, derde lid, van de verordening.


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Verordening nr. 1435/2003/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 betreffende het statuut van een Europese Coöperatieve Vennootschap (SCE) (PbEU L 207).

XNoot
3

Richtlijn nr. 2003/72/EG van de Raad van de Europese Unie van 22 juli 2003 tot aanvulling van het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (PbEU L 207).

XNoot
4

Overweging 17 bij de verordening.

XNoot
5

Over het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet rol werknemers bij de Europese vennootschap heeft de Raad van State op 29 augustus 2005 geadviseerd (no. W12.03.0327/IV).

XNoot
1

Kamerstukken II 2004/05, 30 019, nr. 3.

Naar boven