nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG, TEVENS NOTA NAAR AANLEIDING VAN
HET VERSLAG VAN DE STATEN VAN ARUBA
Algemeen
Verheugd heb ik kennis genomen van de instemming die de leden van de fracties
van het CDA en de PvdA hebben betuigd met het voorstel van wet tot wijziging
van de Paspoortwet in verband met de dualisering van medebewindsbevoegdheden
en de verstrekking van een vervangende verklaring van toestemming van de rechter
bij de aanvraag van een reisdocument ten behoeve van onder toezicht gestelde
minderjarigen jonger dan zestien jaar. Evenzeer ben ik verheugd met de instemming
die de Staten van Aruba hebben betuigd met dit voorstel. In het navolgende
wordt ingegaan op de twee vragen die zijn gesteld door de leden van de genoemde
fracties.
Deze nota gaat tevens vergezeld van een nota van wijziging in verband
met een noodzakelijke wijziging van de Paspoortwet wegens de invoering van
het burgerservicenummer en het daarmee samenhangende verdwijnen van het begrip
sociaal-fiscaal nummer. Ik verwijs kortheidshalve naar de toelichting bij
deze nota van wijziging.
Artikel I
De leden van de fractie van de PvdA hebben een redactionele opmerking
gemaakt over het voorgestelde nieuwe artikel 48, tweede lid, onderdeel a,
van de Paspoortwet in artikel I, onderdeel E, van het voorstel van wet. Deze
leden misten het woord «indien» in deze nieuwe redactie.
Het woord «indien» is in de voorgestelde redactie niet opgenomen,
omdat dit woord reeds aan het einde van de aanhef van artikel 48, tweede lid,
is geplaatst. Op die plaats heeft het woord «indien» betrekking
op zowel onderdeel a als op onderdeel b van artikel 48, tweede lid.
Artikel III
De leden van de fractie van het CDA stelden de vraag of de horizonbepaling
van artikel III slechts betrekking heeft op het voorgestelde artikel II van
onderhavig voorstel van wet, nu zulks slechts uit de toelichting bij artikel
III blijkt.
Ik kan de vraag van de aan het woord zijnde leden bevestigend beantwoorden.
Artikel II is een overgangsrechtelijke bepaling en heeft betrekking op een
vervangende toestemming die voorafgaande aan inwerkingtreding van onderhavig
voorstel van wet is afgegeven. Het artikel is nodig zolang er reisdocumenten
zijn die zijn afgegeven na een vervangende verklaring als bedoeld in dat artikel,
te weten tot vijf jaar na inwerkingtreding van onderhavig voorstel van wet,
omdat een reisdocument voor vijf jaar wordt afgegeven. Zonder de horizonbepaling
in artikel III zou artikel II langer gelden dan nodig is.
De bepalingen in artikel I van het voorstel van wet zijn terstond na de
inwerkingtreding uitgewerkt. Als artikel II geen onderdeel van het voorstel
van wet had uitgemaakt, zou daarmee na de inwerkingtreding de gehele wet zijn
uitgewerkt. In een dergelijk geval wordt een wijzigingswet niet ingetrokken.
Men zie hiervoor aanwijzing 244 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Indien
een wijzigingsregeling tevens overgangsrecht bevat, zijn na de inwerkingtreding
van die regeling de wijzigingsbepalingen uitgewerkt en bevat de regeling alleen
nog maar het overgangsrecht. In dit geval artikel II van het voorstel van
wet.
De bepaling dat de wet vijf jaar na inwerkingtreding vervalt, heeft daarmee
alleen gevolgen voor artikel II. In de redactie van artikel III hoeft niet
tot uitdrukking te worden gebracht dat alleen artikel II vervalt, omdat de
wet op dat moment in feite alleen nog maar uit artikel II bestaat. Uit aanwijzing
245 van de Aanwijzingen voor de regelgeving volgt dat het intrekken van een
wijzigingsregeling niet tot gevolg heeft dat daarmee de wijzigingen in andere
wetten weer ongedaan worden gemaakt. Vandaar dat in de memorie van toelichting
bij artikel III kon worden gesteld dat het vervallen van de wet vijf jaar
na inwerkingtreding geen gevolgen heeft voor de wijzigingen die met artikel
I in de Paspoortwet worden aangebracht. Nu vaststaat dat artikel II niet langer
hoeft te gelden dan vijf jaar, wordt reeds thans bepaald dat onderhavig voorstel
van wet vijf jaar na inwerkingtreding vervalt. De wetgever hoeft daar over
vijf jaar dan niet meer over te besluiten.
De Minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties,
A. Pechtold