30 363
EU Battlegroups

nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 november 2005

Hierbij informeren wij u over de militaire bijdrage die ons land aanbiedt voor deelneming aan de snelle reactiemacht van de EU in de eerste helft van 2007. Hiermee geven wij gevolg aan de toezegging van de regering om de Staten-Generaal van de Nederlandse bijdrage aan de EU Battlegroups op de hoogte te stellen op het moment van toewijzing. De regering zegde dit toe in reactie op het advies van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over ontwikkelingen op het gebied van crisisbe-heersing (zie Kamerstuk 29 521, nr. 5).

De eerste fase, van 2005 tot 2007, behelst een periode waarin de Battlegroups worden geformeerd en nog slechts sprake is van een initiële operationele capaciteit. Met ingang van 1 januari 2007 dient de EU te beschikken over een volledig operationele capaciteit om zonodig gelijktijdig twee Battlegroup-operaties te kunnen uitvoeren. Er zal sprake zijn van een halfjaarlijkse rotatie van Battlegroups. Met behulp van zogenaamde Battlegroup Coordination Conferences, die tweemaal per jaar worden gehouden, zullen de lidstaten de details voor de komende anderhalf jaar uitwerken en indicaties over de beschikbaarheid op middellange termijn in kaart brengen.

Negentien EU lidstaten hebben deelname aan Battlegroups aangekondigd. Deelname van derde landen staat open. Zo zal Noorwegen deelnemen in een multinationale Battlegroup waarin ook Zweden, Finland en Estland deelnemen. De landen die deelname aan veelal multinationale Battlegroups hebben toegezegd zijn:

• 2006: Duitsland, Frankrijk, Italië, Spanje, Griekenland, Portugal, België

• 2007: Duitsland, Nederland, Finland, Frankrijk, België, Italië, Hongarije, Slovenië

• 2008: Zweden, Finland, Noorwegen, Estland, Spanje, Duitsland, Frankrijk, België, Luxemburg, Verenigd Koninkrijk

• 2009: Italië, Spanje, Griekenland, Portugal

• 2010: Polen, Duitsland, Letland, Litouwen, Slowakije, Verenigd Koninkrijk, Nederland, Italië, Roemenië, Turkije

In de eerste helft van 2007 is naast de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup tevens een Frans-Belgische Battlegroup beschikbaar voor EU-geleide crisisbeheersingsoperaties. In de eerste helft van 2010 formeert Nederland samen met het Verenigd Koninkrijk een EU Battlegroup. Duitsland, Nederland en Finland overwegen in 2011 de gezamenlijke Battlegroup wederom beschikbaar te stellen.

De Battlegroup voorziet in een volledig inzetbaar pakket militaire capaciteiten – inclusief gevechtssteun, logistiek en transport – en is in staat gedurende 30 tot 120 dagen te opereren. Daarbij kan het gaan om evacuatieoperaties en humanitaire ondersteuning alsmede om conflictpreventie en «initial entry»-operaties (de beginfase van crisisbeheersingsoperaties die gericht zijn op het zonodig gewapenderhand verkrijgen van toegang tot een gebied).

Nederlandse aanbod

Nederland formeert samen met Duitsland en Finland een EU Battlegroup die in de eerste helft van 2007 kan worden ingezet voor EU-geleide crisisbeheersingsoperaties. Nederland zal tijdens de Battlegroup Coordination Conference van 8 november a.s. de volgende eenheden aanbieden voor deelneming aan deze Battlegroup:

– een personele bijdrage aan het uitzendbaar hoofdkwartier («force headquarters»);

– een substantiële bijdrage aan het logistiek bataljon, waaronder een genie eenheid;

– een ISTAR eenheid;

– een infanterie compagnie;

– een medische taakgroep.

Over het beschikbaar stellen van helikopters moet nog een besluit worden genomen. Hierover wordt u op een later tijdstip geïnformeerd.

De totale Nederlandse bijdrage aan de Battlegroup bedraagt ongeveer 750 militairen (van de in totaal ongeveer 2000 militairen), exclusief de bijdrage voor nationale ondersteuning. Deze bijdrage is afgestemd met de Nederlandse bijdrage aan NRF 7 en NRF 8 waarover de Kamer op 26 april 2005 per brief is geïnformeerd.

De toewijzing van Nederlandse militairen aan de EU Battlegroups (en de NRF) is op zichzelf niet onderworpen aan het Toetsingskader. Een besluit tot inzet is immers nog niet aan de orde. Zoals gemeld in de brief van 26 april 2005 (Kamerstuk 21 501-28, nr. 27) is de regering wel bereid zo veel mogelijk de elementen van het Toetsingskader toe te lichten waarover bij de toewijzing van eenheden al duidelijkheid bestaat. Hierover kan het volgende worden gezegd.

Elementen van het Toetsingskader

Gronden voor deelneming

De Veiligheidsstrategie van de Europese Unie stelt dat de Unie, om haar doelstellingen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid te bereiken, bereid moet zijn waar nodig over te gaan tot vroegtijdige, snelle en soms ook robuuste interventie. Met dit doel zijn de EU Battlegroups in het leven geroepen. De operaties waarvoor een Battlegroup kan worden ingezet richten zich op het gehele spectrum van crisisbeheersingstaken, zoals omschreven in artikel 17 lid 2 van het EU-verdrag en de EU Veiligheidsstrategie. Dit kan bijvoorbeeld op verzoek van de Verenigde Naties. De Battlegroup kan derhalve in de lagere en hogere delen van het geweldsspectrum worden ingezet voor specifieke operaties, rekening houdende met zijn beperkte omvang.

Politieke aspecten/mandaat

Omdat de EU Battlegroups bestemd zijn voor crisissituaties en niet op voorhand vaststaat in welke omstandigheden zij zullen worden ingezet, kunnen geen uitspraken worden gedaan over het mandaat waarop een eventuele inzet berust. Wel is duidelijk dat een besluit tot inzet van de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup door de Raad wordt genomen. Hierdoor heeft Nederland invloed op het besluitvormingsproces en de wijze van inzet. Als inzet van de Battlegroup voor crisisbeheersing aan de orde is en Nederlandse eenheden daarbij betrokken zijn of kunnen worden, zal de regering de Tweede Kamer in beginsel voorafgaand aan de inzet informeren over het besluit van de regering aan de hand van de aandachtspunten in het Toetsingskader.

Deelnemende landen

De Duitse bijdrage aan de Battlegroup bedraagt ongeveer 1000 militairen en bestaat uit het uitzendbaar hoofdkwartier inclusief ondersteuning en verbindingen, een infanteriebataljon plus gevechtssteun, een bijdrage aan het logistiek bataljon en een medische taakgroep. De Finse bijdrage bedraagt ongeveer 200 militairen en bestaat uit een infanteriecompagnie, een ISTAR eenheid en een medische taakgroep.

Invloed

Via het politieke- en veiligheidscomité (PVC) en de Raad van Ministers heeft Nederland invloed op de besluitvorming inzake de inzet van Battlegroups. De EU voorziet versnelde besluitvorming wanneer het gaat over de uitzending van een Battlegroup. Het PVC vormt een politiek oordeel, geeft richtlijnen voor verdere stappen in de planning en bereidt besluiten van de Raad voor. In de uitvoeringsfase heeft het PVC politieke controle over de missie en geeft het strategische aansturing. Het EU Militair Comité monitort de juiste uitvoering van de militaire operatie die wordt uitgevoerd onder verantwoordelijkheid van de operationeel commandant.

Militaire aspecten

Duitsland, Nederland en Finland hebben een voorkeur voor de militaire aansturing van de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup door het Duits hoofdkwartier («operational headquarters») te Potsdam. De Raad neemt hierover te zijner tijd een besluit. Het uitzendbare hoofdkwartier («force headquarters») wordt geformeerd uit het recentelijk opgerichte Duitse Operationele Commando voor snelle reactiemachten te Ulm.

Eenheden die zijn toegewezen aan de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup bereiden zich in nationaal en internationaal verband voor op een mogelijke inzet. Dit geschiedt voordat de stand-by periode aanvangt en wordt voltooid met certificering van de Battlegroup door de betrokken landen. Hierdoor wordt verzekerd dat de Duits-Nederlands-Finse Battlegroup als geheel geschikt is voor de benoemde operaties.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

De Minister van Defensie,

H. G. J. Kamp

Naar boven