30 352
Verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay en Administratief Akkoord voor de uitvoering van het verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay; Montevideo, 11 oktober 2005

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 september 2006

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 8 september 2006. De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 8 oktober 2006.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen het op 11 oktober 2005 te Montevideo totstandgekomen verdrag inzake sociale zekerheid tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Republiek ten Oosten van de Uruguay, met administratief akkoord (Trb. 2005, 303).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot

TOELICHTENDE NOTA

1. Algemeen

1.1. Wet beperking export uitkeringen

Op 1 januari 2000 zijn de Wet beperking export uitkeringen (Wet van 27 mei 1999, Stb. 250, hierna genoemd Wet BEU) en de Wijzigingswet beperking export uitkeringen (Wet van 22 december 1999, Stb. 594) in werking getreden. Op grond van deze wetten heeft de verzekerde geen recht op een socialeverzekeringsuitkering gedurende de periode dat hij, of degene ten behoeve van wie de uitkering wordt verstrekt, niet in Nederland woont. Deze exportbeperking geldt niet, indien de betrokkene woont in een land waarin op grond van een verdrag of een besluit van een volkenrechtelijke organisatie recht op uitkering kan bestaan.

Achtergrond van deze wetgeving is de omstandigheid dat de rechtmatigheid van de socialeverzekeringsuitkeringen die over de grens worden verstrekt, niet afdoende kan worden gewaarborgd. De uitvoeringsorganen beschikken dikwijls niet over de mogelijkheden om buiten Nederland de voor de uitvoering van de sociale verzekeringen noodzakelijke verificaties en controles te verrichten zoals die ook in Nederland plaatsvinden. Het doel van de Wet BEU is om de rechtmatigheid van de uitkeringen te verbeteren door de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten over de grens te versterken. Het middel hiertoe is om met de landen waar Nederlandse uitkeringen worden betaald, bij verdrag afspraken te maken die ten aanzien van dat land de handhaafbaarheid van de socialeverzekeringswetten, en daardoor de rechtmatigheid van de uitkeringen, verbeteren. Hiertoe behoren tevens afspraken die de terugvordering van onverschuldigd betaalde uitkeringen vergemakkelijken.

1.2. Handhavingsafspraken

Het bij het verdrag horende administratief akkoord met Uruguay voorziet in de handhavingsafspraken die noodzakelijk zijn in het licht van de Wet BEU. Deze afspraken zijn erop gericht om verificatie en controle mogelijk te maken ten aanzien van de volgende aspecten die van belang zijn voor de uitvoering van de socialeverzekeringswetten:

• identiteit

• in leven zijn

• leefvorm

• inkomen van de betrokkene

• inkomen van de partner

• samenloop van uitkeringen

• arbeidsongeschiktheid

• bestaan/leeftijd/inkomen/onderwijs van het kind

• detentie

Gelet op de hiervoor aangeduide handhavingsafspraken wordt op grond van het verdrag de exportbeperking ten aanzien van Uruguay opgeheven.

1.3. Coördinatie sociale zekerheid

Het verdrag bevat tevens afspraken die beogen de socialezekerheidsstelsels van Nederland en Uruguay te coördineren. Zo zijn in titel II van het verdrag bepalingen opgenomen die de toe te passen socialeverzekeringswetgeving aanwijzen in situaties waarin aanknopingspunten bestaan met de wetgevingen van beide landen. Op grond van deze bepalingen wordt voorkomen dat dubbele verzekering en premieplicht kan bestaan of, omgekeerd, geen enkele verzekering. Voorts zijn bepalingen opgenomen die zien op de gelijke behandeling van elkaars onderdanen en op het samentellen van tijdvakken van verzekering in beide landen, indien de wetgeving van een land voor de opening van het recht op uitkering referte-eisen stelt.

2. Artikelsgewijze toelichting

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Dit artikel bevat definities van in het verdrag gebruikte begrippen.

Artikel 2

In dit artikel is voor beide landen de wetgeving opgenomen die onder de materiële werkingssfeer van het verdrag valt. Voor Nederland zijn dit de sociale verzekeringswetten waarop de exportbeperking van de Wet BEU betrekking heeft en, voor wat betreft de toepassing van titel II (bepalingen inzake toe te passen wetgeving) de Werkloosheidswet. De werkloosheidsuitkering is overigens niet exporteerbaar. Voor de Toeslagenwet (TW) en de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong) geldt een wettelijk exportverbod. Deze wetten vallen daarom niet onder de werkingssfeer van het verdrag. Evenmin onder de werkingssfeer van het verdrag vallen de loonbetalingen waarop de werknemer recht heeft bij ziekte (artikel 7:629 Burgerlijk Wetboek). De Wet BEU ziet op uitkeringen en niet op (contractuele) verplichtingen op grond van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 3

In dit artikel is geregeld wie onder de personele werkingssfeer van het verdrag vallen. Voor de toepassing van de Nederlandse wetgeving dienen onder gezinsleden te worden begrepen de partner in verband met de partnertoeslag op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW), de halfwees in verband met de halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet (Anw), en het kind in verband met de kinderbijslag op grond van de Algemene kinderbijslagwet (AKW).

Artikel 4

In dit artikel is het beginsel van gelijke behandeling naar nationaliteit neergelegd op grond waarvan voor de toepassing van de nationale wetgeving onderdanen van de andere staat, evenals vluchtelingen die in die staat wonen of verblijven, gelijk moeten worden behandeld met de onderdanen van de eigen staat. Dit geldt eveneens voor gezinsleden en nabestaanden van deze personen.

Artikel 5

Het eerste lid heft de exportbeperking op van de Wet BEU. De voor het recht op uitkering geldende wettelijke eis dat de uitkeringsgerechtigde of zijn gezinslid in Nederland dient te wonen, geldt niet voor de in Uruguay wonende uitkeringsgerechtigden en hun gezinsleden.

Voor uitkeringsgerechtigden die vóór de inwerkingtreding van de Wet BEU in het buitenland woonden en een Nederlandse uitkering ontvingen voorzag de Wet BEU in een overgangstermijn van drie jaar, zodat de exportbeperking voor deze personen pas inging op 1 januari 2003. Uruguay is één van de twintig landen waarmee de verdragsonderhandelingen ultimo 2002 in een dusdanig vergevorderd stadium waren dat de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid bij brief van 23 september 2002 aan de Tweede Kamer1 heeft toegezegd dat continuering van de uitkeringen na afloop van de overgangstermijn van de Wet BEU gegarandeerd diende te zijn. Derhalve is het verdrag voorzien van een bepaling inzake terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2003. Aan de Sociale verzekeringsbank en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen is verzocht om, anticiperend op de inwerkingtreding van het verdrag, uitvoering te geven aan de terugwerkende kracht bepaling. De export van uitkeringen aan de betrokken uitkeringsgerechtigden in Uruguay is derhalve gecontinueerd na 1 januari 2003.

Voor wat betreft de export van uitkeringen op grond van de Ziektewet wordt het volgende opgemerkt. De Wet BEU regelde dat voor uitkeringsgerechtigden die op 31 december 1999 in een niet-verdragsland woonden, uitbetaling van de Ziektewetuitkering kon worden gecontinueerd. Aangezien Ziektewetuitkeringen maximaal twee jaar duren zijn vanaf1 januari 2002 geen Ziektewetuitkeringen meer naar niet-verdragslanden geëxporteerd. Vanaf 1 januari 2003 kunnen Ziektewetuitkeringen overeenkomstig bovengenoemde toezegging van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid weer worden uitbetaald in Uruguay.

In het tweede lid van artikel 5 behoudt Nederland zich het recht voor om de export van kinderbijslag op grond van de AKW te beperken.

Ingevolge het derde lid van artikel 5 is de toeslag op grond van de TW expliciet van export uitgesloten. Dit houdt verband met jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (RSV 2004/46 en 47) op grond waarvan de TW onder de toepassingssfeer van de bilaterale socialezekerheidsverdragen werd geschaard. Hoewel voor de TW een absoluut exportverbod geldt, acht de regering het, gelet op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep, niettemin aangewezen om de TW in het onderhavige verdrag met Uruguay expliciet van de export uit te sluiten teneinde elke onduidelijkheid hierover uit te sluiten.

TITEL II BEPALINGEN INZAKE TOEPASSELIJKE WETGEVING

Artikel 6

In dit artikel is het uitgangspunt opgenomen dat een persoon uitsluitend onderworpen kan zijn aan de socialeverzekeringswetgeving van één land. Voor werknemers en zelfstandigen geldt dat de wetgeving van toepassing is van het land waarin de werkzaamheden worden verricht.

Artikel 7

In dit artikel zijn specifieke bepalingen opgenomen voor gedetacheerden, vliegend en varend personeel van internationale transportondernemingen en voor uitgezonden personeel van diplomatieke en consulaire vertegenwoordigingen, en hun eventuele particuliere bedienden, alsmede lokaal aangeworven personeel van deze vertegenwoordigingen.

TITEL III BEPALINGEN MET BETREKKING TOT PENSIOENUITKERINGEN

Artikel 9

Dit artikel bevat de regel inzake samentelling van tijdvakken van verzekering indien noodzakelijk voor de opening, het behoud of de herleving van het recht op uitkering.

Artikel 10

In dit artikel is bepaald dat het recht op een invaliditeitsen nabestaandenuitkering wordt vastgesteld op grond van de wetgeving waar de betrokkene verzekerd was op het moment dat het risico zich voordeed.

Artikel 11

Dit artikel bevat specifieke bepalingen over de medische controle van de uitkeringsgerechtigde of degene die een uitkering aanvraagt.

Artikel 12 tot en met 15

De artikelen 12 tot en met 15 bevatten bepalingen voor de implementatie van de Uruguayaanse wetgeving met betrekking tot pensioenen. Artikel 13 geeft regels voor de berekening van het zogenaamde pro-rata pensioen, waarbij rekening wordt gehouden met in Nederland verzekerde tijdvakken.

Artikel 16

In artikel 16 is bepaald dat de Nederlandse bevoegde organen de pensioenen inzake ouderdom berekenen op basis van uitsluitend de in Nederland opgebouwde tijdvakken en dat de uitkeringen bij overlijden en arbeidsongeschiktheid volgens de Nederlandse regels van respectievelijk de Anw, de WAO en de WAZ zullen worden beoordeeld.

TITEL IV OVERIGE, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 17

Dit artikel regelt de bescherming van persoonsgegevens die in het kader van het verdrag worden uitgewisseld. Uitgangspunt is dat terzake de wetgeving van het verstrekkende land van toepassing is. Verdere verstrekking, wijziging of vernietiging van deze gegevens is onderworpen aan de wetgeving van het ontvangende land. Gebruik van persoonlijke gegevens voor andere doeleinden dan sociale zekerheid is in beginsel onderworpen aan de toestemming van de betrokkene. Voor Nederland is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp; Wet van 6 juli 2000, Stb. 302) terzake relevant. Met deze wet is Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (Pb EG L 281) geïmplementeerd. Uitgangspunt van de wet is dat persoonsgegevens slechts worden doorgegeven naar een land buiten de Europese Unie indien dat land een passend beschermingsniveau waarborgt. Is daarvan geen sprake, dan is doorgifte niettemin mogelijk indien o.a. de betrokkene daarvoor zijn ondubbelzinnige toestemming heeft gegeven (artikel 77, eerste lid, onder a, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid, onder a, van de Richtlijn). Gelet op het feit dat de Nederlandse bevoegde organen bij de uitvoering van het verdrag de betrokkene vragen schriftelijk te verklaren ermee in te stemmen om zijn gegevens ter verificatie door te geven aan de Uruguayaanse autoriteiten, kan in het midden blijven of Uruguay een passend beschermingsniveau waarborgt.

Overigens is, los van de vraag of Uruguay al dan niet een passend beschermingsniveau waarborgt, doorgifte van persoonsgegevens naar een land dat geen waarborgen voor een passend beschermingsniveau biedt, eveneens mogelijk indien de doorgifte noodzakelijk is vanwege een zwaarwegend algemeen belang, of voor de vaststelling, de uitvoering of de verdediging in rechte van enig recht (artikel 77, eerste lid, onder d, Wbp, ter uitvoering van artikel 26, eerste lid, onder d, van de Richtlijn). In dat kader zij gewezen op overweging 58 bij de hiervoor genoemde Richtlijn, waarin internationale gegevensuitwisselingen tussen voor de sociale zekerheid bevoegde diensten specifiek worden genoemd. Derhalve kan worden gesteld dat in het kader van de toepassing van het verdrag wordt voldaan aan de vereisten van de Wet bescherming persoonsgegevens en van de Richtlijn.

Artikelen 18 tot en met 21

Deze artikelen bevatten bepalingen met betrekking tot de administratieve procedures en de samenwerking op administratief gebied tussen de organen.

Artikel 22

In dit artikel is onder meer de totstandkoming van een administratief akkoord geregeld en de instelling van een commissie van deskundigen van beide landen inzake het verdrag en het administratief akkoord.

Artikel 23

Dit artikel bevat een regeling voor het beslechten van geschillen.

Artikel 25 tot en met 30

In de artikelen 25 en 26 zijn bepalingen van overgangsrecht opgenomen. De artikelen 27 tot en met 30 bevatten bepalingen met betrekking tot de looptijd, de goedkeuring en inwerkingtreding, de territoriale werkingssfeer en de opzegging van het verdrag. In verband met de inwerkingtreding van het verdrag en het administratief akkoord is in artikel 28 van het verdrag bepaald dat voorlopige toepassing wordt gegeven aan artikel 5 van het verdrag (de exportbepaling), evenals aan de bepalingen van het administratief akkoord. Dit om zo spoedig mogelijk een juridische basis te hebben voor de uitbetaling van de uitkeringen in Uruguay en tevens de noodzakelijke handhavingsactiviteiten te kunnen verrichten. De voorlopige toepassingsbepaling is ingegaan op 1 december 2005 (de eerste dag van de tweede maand na ondertekening van het verdrag). Tevens is voorzien in een terugwerkende kracht van de exportbepaling tot en met 1 januari 2003. Dit is een uitvloeisel van het standpunt dat is ingenomen door de toenmalige Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in zijn brief van 23 september 2002 aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal1, dat de continuering van de uitkeringen na afloop van de overgangstermijn van de Wet BEU gegarandeerd diende te zijn voor die landen waarmee – op dat moment ten minste op ambtelijk niveau – overeenstemming over een handhavingsverdrag was bereikt. Deze terugwerkende kracht geldt voor alle uitkeringen waar de in het verdrag gemaakte handhavingsafspraken betrekking op hebben, derhalve de uitkeringen op grond van de AKW, de Anw, de AOW, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ) en de Ziektewet. Aan de uitkerende instanties is gevraagd om op de totstandkoming van het verdrag te anticiperen en vanaf 1 januari 2003 overeenkomstig dit verdrag de uitkeringen uit te betalen (zie tevens de toelichting bij artikel 5).

3. Administratief akkoord

In het administratief akkoord zijn nadere uitvoeringsvoorschriften opgenomen. Hierin worden onder meer de in beide landen bevoegde uitvoeringsorganen en verbindingsorganen aangewezen alsmede hun taken. Aangegeven wordt hoe de instanties elkaar informeren, aanvragen in behandeling nemen en in het algemeen elkaar bijstand verlenen.

Tevens zijn in het administratief akkoord artikelen met betrekking tot handhaving opgenomen. Deze artikelen bieden de rechtsbasis voor de controle en verificatie van de rechtmatige betaling van de uitkeringen. Dat is vereist om vorm en inhoud te geven aan het Nederlandse handhavingsbeleid inzake de controle op de rechtmatigheid van uitkeringen die in het buitenland worden verstrekt.

Artikel 8 administratief akkoord

In dit artikel is een identificatieverplichting neergelegd voor de betrokkene in verband met de vaststelling van zijn uitkeringsrechten of de beoordeling van de rechtmatigheid van betalingen aan hem. Tevens is de procedure geregeld in verband met de identificatie.

Artikel 9 administratief akkoord

Dit artikel voorziet in bepalingen die de rechtsbasis vormen voor de verificatie van de voor de uitkeringen relevante gegevens en inzake het gegevensverkeer tussen de betrokken instanties.

Artikel 10 administratief akkoord

Dit artikel 10 bevat specifieke bepalingen over de medische controle van de uitkeringsgerechtigde of degene die een uitkering aanvraagt.

Het administratief akkoord betreft uitsluitend de uitvoering van het verdrag, zodat eventuele wijzigingen ervan op grond van artikel 7, onderdeel b, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring behoeven, behoudens het bepaalde in artikel 8 van die Rijkswet.

4. Koninkrijkspositie

Het verdrag en het administratief akkoord zullen voor wat Koninkrijk betreft alleen voor Nederland gelden.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

H. A. L. van Hoof

De Minister van Buitenlandse Zaken,

B. R. Bot


XNoot
1

Kamerstukken II 2002/2003, 17 050, nr. 236.

XNoot
1

Kamerstukken II 2002–2003, 17 050, nr. 236.

Naar boven