30 346
Wijziging van de Ontgrondingenwet

nr. 6
VERSLAG

Vastgesteld 16 december 2005

De vaste commissie voor Verkeer en Waterstaat1, belast met het voorbereidend onderzoek, brengt als volgt verslag uit van haar bevindingen omtrent dit wetsvoorstel. Onder het voorbehoud dat de regering de in dit verslag opgenomen vragen en opmerkingen afdoende beantwoordt, acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

Inleiding

De leden van de CDA-fractie hebben kennis genomen van het wetsvoorstel Wijziging van de Ontgrondingenwet. Dit wetsvoorstel is gemaakt naar aanleiding van het beleidsvoornemen van de regering betreffende de afbouw van de regierol van het Rijk voor de winning van bouwgrondstoffen zoals metselzand, ophoogzand en industriezand. De regering kondigt tevens aan dat voor de langere termijn gewerkt wordt aan een nog verdere aanpassing van de wet in die zin dat er mogelijk sprake kan zijn van intrekking van de Ontgrondingenwet waarbij besluitvorming inzake ontgrondingen plaatsvindt in het kader van de Wet Ruimtelijke Ordening en de onlangs gewijzigde Natuurbeschermingswet 1998. De tweede mogelijkheid voor de langere termijn volgens de evaluatie is een herziening van de Ontgrondingenwet, waarbij de vergunning op basis van die wet het integrale kader vormt, onder terzijde stelling van andere vergunningsstelsels.

De leden van de CDA-fractie hebben vooralsnog twijfels bij het onderscheid tussen de voorliggende wetswijziging en de genoemde wijzigingen op langere termijn. Waarom kiest de regering niet meteen voor een volledige invulling van alle doelstellingen? De regering stelt zelf als antwoord op de kritiek van de Raad van State dat de Natuurbeschermingswet 1998 onlangs is verbeterd in relatie tot de habitattoets voor ontgrondingen. Nu de contouren van de Wet Ruimtelijke Ordening duidelijk zijn geworden is er weer meer reden om te overwegen om nu reeds te kiezen voor een volledige intrekking van de Ontgrondingenwet zodat de principekeuze van de regering voor de afbouw van de regierol volledig wordt doorgevoerd. Het is in dit verband ook te overwegen dat allerlei regulerende vigerende regelgeving die de marktwerking potentieel verstoort, sneller dan nu voorzien te schrappen.

Deze afweging is ook relevant daar de Raad van State kritische opmerkingen maakt over de delegatie en subdelegatie die zijn wettelijke grondslag krijgt in artikel D van het wetsvoorstel opgrond waarvan bij AMvB categorieën eenvoudige ontgrondingen aangewezen kunnen worden waarvoor geen vergunningsplicht geldt maar bij of krachtens die AMvB gegeven algemene regels. De verschillende ingangsdata voor inwerkingtreding van onderdelen van deze wet, namelijk per Koninklijk Besluit en per 1 januari 2009, zijn een extra grond voor twijfel voor de leden van de CDA-fractie ten aanzien van het door de regering gemaakte onderscheid tussen korte en lange termijn.

De leden van de PvdA-fractie hebben met instemming van de wetswijziging van de Ontgrondingenwet kennis genomen. Het is een goed streven het winnen van bouwdelfstoffen aan de markt over te laten en niet langer als Rijk de regierol te willen hebben. Enkele punten zijn voor deze leden nog onvoldoende duidelijk.

De leden van de PvdA-fractie hebben begrepen dat met ingang van de gewijzigde wet het de bedoeling is dat marktwerking zijn intrede doet. Daarbij willen deze leden van de regering weten wie de marktmeester is op deze markt, en wie de opbrengsten krijgt. Is dat de overheid die vergunt of is het de gemeente op wiens grondgebied de winning plaats vindt?

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of er niet op enig moment na inwerking treden, gekeken moet worden naar de wijze waarop deze markt werkt, mede in relatie tot het mogelijk ontstaan van een tekort aan bouwstoffen. Het komt de leden van de PvdA-fractie voor dat het verstandig is om dit in de wet te regelen. Graag hierover een toelichting van de regering.

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van het wetsvoorstel tot wijziging van de Ontgrondingenwet. Alvorens zij hun standpunt kunnen bepalen over deze wetswijziging, zien zij graag nog een antwoord op een aantal vragen.

De VVD-fractie steunt de ambitie van het kabinet om deze wetswijziging nu op korte termijn door te voeren. Hoewel er momenteel een studie plaats vindt naar de mogelijkheid om de Ontgrondingenwet geheel in te trekken en het beleidsveld onder te brengen binnen de nieuwe Wet op de Ruimtelijke Ordening erkennen de leden van de VVD-fractie dat het nog wel enige jaren kan duren voordat de nieuwe Wet Ruimtelijke Ordening in al zijn geledingen volledig geïmplementeerd en in werking zal zijn. De leden van de VVD-fractie vragen zich echter wel af wanneer een oplossing voor de lange termijn te verwachten is.

De leden van de VVD-fractie zijn voorstander van het tot stand brengen van meer marktwerking bij de realisatie van winlocaties. Het is in dit verband zeer belangrijk dat allerlei regulerende regelgeving uit het verleden die de marktwerking potentieel verstoort, snel geschrapt zal gaan worden. De bovengeschetste ontwikkelingen met betrekking tot de Wet Ruimtelijke Ordening zouden wat dit aangaat tot gevolg hebben dat een realistisch perspectief van marktwerking te lang op zich zou laten wachten.

Hoofdlijnen van het wetsvoorstel

Ten aanzien van het voorliggende wetsvoorstel merken de leden van de fracties van CDA en VVD op dat in artikel 7e tot en met 7g de mogelijkheid wordt geschrapt om een winplaats op te nemen in het streekplan, gekoppeld aan een verplichte aanwijzingsfiguur indien een gemeente weigert mee te werken. Deze bepalingen worden niet meer in overeenstemming geacht met de nieuwe situatie van marktwerking.

De leden van deze fracties constateren echter dat op diverse plaatsen in dit wetsvoorstel met hetzelfde argument (marktwerking) eerst per 1 januari 2009 bepalingen worden geschrapt met het oog op het overgangsbeleid voor de landelijke zandwinning. Zie bijvoorbeeld het schrappen van artikel 8 lid 5 tot en met 8. Dit lijkt niet helemaal consistent. Met het oog op gewenste eenheid van wetgeving vragen de leden van de fracties van CDA en VVD of het mogelijk is om ook de winplaatsvaststelling ingevolge artikel 7c en verder eerst per 1 januari 2009 te schrappen.

Voorgesteld wordt om de plankosten- en compensatieheffing ingevolge artikel 21f lid 1 onder a en b te schrappen per 1 januari 2009. Nu echter het afbouwbeleid behoudens voor de landelijke zandwinning, waar nog een overgangsbeleid geldt, een feit is, geven de leden van de CDA-fractie de regering in overweging deze heffingen reeds nu te schrappen voor nieuwe ontgrondingen.

Het wetsvoorstel houdt tevens een bepaling in die het mogelijk maakt om uit de heffing met betrekking tot kosten van schadevergoedingen (artikel 21f lid 1 onder c) ook het onderzoek te gaan financieren ter zake van causaliteit en ter zake van de omvang van de schade. De leden van de fracties van CDA en VVD vragen waarom de regering voor deze oplossing kiest. De leden van de CDA-fractie vragen waarom er niet volledig wordt aangesloten bij het privaatrechterlijke spoor. Deze leden voegen daaraan toe dat, indien er sprake is van schade en er is causaliteit met een ontgronding, de ontgronder of de aansprakelijkheidsverzekering van de ontgronder zal moeten uitkeren.

De leden van de VVD-fractie vragen of het vigerende artikel 21f lid 1 c niet geschrapt kan worden. Kan, indien er sprake is van schade en causaliteit met een ontgronding, de aansprakelijkheidsverzekering van de ontgronder de veroorzaakte schade niet dekken? Deze leden vragen zich af in hoeverre wetgeving nodig en gewenst is op dit punt.

Vóór de wetswijziging van 1996 was het mogelijk dat een ontgrondingsvergunning kon worden verleend, ook indien het geldend bestemmingsplan zich hiertegen verzette. Weliswaar kon in dat geval van de vergunning (nog) geen gebruik worden gemaakt. Echter, zo’n vergunningverle- ning door de provincie kon wel een meer sturende werking hebben richting gemeentelijk bestemmingsplannen. De leden van de VVD-fractie vragen de regering aan te geven waarom er niet gekozen is om de situatie van voor 1996 te herstellen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of de overgangsbepalingen zoals geformuleerd in artikel II recht doen aan tot op heden opgelegde maar nog niet tot uitvoering gekomen projecten. Zo is het in het recente verleden voorgekomen dat provincies ruilden voor wat betreft hun taakstellende winningen. De leden van de PvdA-fractie vragen of deze oude afspraken die hun basis vinden in de huidige wet, nog steeds aan de orde zijn bij het ingaan van de voorgestelde wijzigingen. Worden de provincies ook na het wijzigen van de wet aan de «oude» opgelegde verplichtingen gehouden indien die nog niet tot concrete vergunning hebben geleid?

Zowel in het wetsvoorstel als in de memorie van toelichting wordt aandacht gegeven aan een aantal relevante wetten en regels, zoals de Vogelhabitat richtlijn, de Monumentenwet ten aanzien van archeologische opgravingen, etc. De leden van de PvdA-fractie vragen de regering aan te geven wie er handhaaft ten aanzien van de afgegeven vergunning. Is dat de vergunningverlenende overheid, of is hier een taak weg gelegd voor het Rijk? Welke afwegingen hebben gespeeld toen dit voorstel werd geformuleerd?

De voorzitter van de commissie,

Atsma

De griffier van de commissie,

Roovers


XNoot
1

Samenstelling: Leden: Duivesteijn (PvdA), Dijksma (PvdA), Hofstra (VVD), ondervoorzitter, Atsma (CDA), voorzitter, Van Gent (GL), Timmermans (PvdA), Van Bommel (SP), Van der Staaij (SGP), Depla (PvdA), Van As (LPF), Mastwijk (CDA), Duyvendak (GL), Koopmans (CDA), Gerkens (SP), Van Lith (CDA), Van der Ham (D66), Haverkamp (CDA), Boelhouwer (PvdA), De Krom (VVD), Verdaas (PvdA), Hermans (LPF), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Van Hijum (CDA), Roefs (PvdA), Van der Sande (VVD), Lenards (VVD) en Knops (CDA).

Plv. leden: Heemskerk (PvdA), Samsom (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Hessels (CDA), Vos (GL), Smeets (PvdA), vacature algemeen, Slob (CU), Waalkens (PvdA), Herben (LPF), Van Winsen (CDA), Halsema (GL), Jager (CDA), Vergeer (SP), Van Haersma Buma (CDA), Bakker (D66), De Pater-van der Meer (CDA), Van Dam (PvdA), Van Beek (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van den Brink (LPF), Luchtenveld (VVD), Buijs (CDA), Van Dijken (PvdA), Szabó (VVD), Aptroot (VVD) en Ten Hoopen (CDA).

Naar boven