30 346
Wijziging van de Ontgrondingenwet

nr. 12
DERDE NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 6 juni 2006

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

I

Artikel I, onder B, onder 2, komt te luiden:

2. Het tweede lid komt te luiden:

2. Aan een vergunning kunnen voorschriften worden verbonden ter bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding, de herinrichting van de ontgronde onroerende zaken en de aanpassing van de omgeving van de ontgronde onroerende zaken.

II

In artikel I, onder D, onder 1, wordt «Bij algemene maatregel van bestuur» vervangen door: Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur.

III

In artikel I, onder I, wordt na onderdeel 3 een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

3a. In het vijfde lid (nieuw) wordt «alle in artikel 3» vervangen door: de in artikel 3.

Toelichting

Tijdens het debat met de Tweede Kamer op 4 april 2006 over de wijziging van de Ontgrondingenwet is toegezegd het amendement zoals dat is voorgesteld door de leden Koopmans en Lenards (kamerstukken II 2005/06, 30 346, nr. 11) nader te bezien. Dit amendement beoogt te voorkomen dat de vergunningverlener onnodige marktbelemmerende voorschriften kan opleggen. Daarnaast wil het amendement benadrukken dat de belangenafweging inzake de locatiekeuze voor ontgronding primair op gemeentelijk niveau (bestemmingsplan) ligt.

Naar aanleiding van deze toezegging is overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de FODI en het IPO. Dit overleg heeft geleid tot voorliggende wijziging van het voorstel van wet.

Een belangrijk doel van het voorstel van wet is het wegnemen van mogelijk marktbelemmerende bepalingen. De locatiekeuze vindt plaats op basis van de Wet op de Ruimtelijke Ordening of zijn beoogde opvolger de Wet ruimtelijke ordening. De voorschriften in de ontgrondingenvergunning richten zich op de uitvoering van de ontgronding, locatie-inrichting en locatiebeheer.

Gezien dit doel is het niet de bedoeling dat in geval van een concrete ontgrondingenvergunning onnodige marktbelemmerende voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Onderdeel I van deze nota van wijziging voorziet daarom in een wijziging van artikel 3, tweede lid, van de Ontgrondingenwet. De formulering wordt gewijzigd van «... bescherming van alle bij een ontgronding betrokken belangen ...» naar: ... bevordering en bescherming van belangen, betrokken bij de ontgronding .... Deze wijziging van de formulering maakt duidelijk dat de voorschriften uitsluitend gericht moeten zijn op de ontgronding zelf en het herinrichten van het terrein en de omgeving. Over belangen die reeds in andere wettelijke kaders zijn afgewogen en belangen die betrokken zijn bij een voor een ontgrondingsproject vastgesteld bestemmingsplan, of die het niveau van het project overstijgen, zoals de bevordering van alternatieve grondstoffen of de regionale marktsituatie, worden geen voorschriften opgenomen. Alle overige belangen die zijn betrokken bij de uitvoering van de ontgronding, waaronder ook de economische belangen van de ontgronder en zijn afnemers, blijven wel een rol spelen. Aldus kan worden voorkomen dat aan een vergunning onnodige voorschriften worden verbonden die de marktwerking verstoren.

Welke voorschriften marktbelemmerend zijn, is niet in algemene zin vast te stellen. Niet de aard van het voorschrift, maar de motivering ervan bepaalt of een voorschrift onnodig marktbelemmerend is. Van twee typen voorschriften kan wel in algemene zin gesteld worden dat deze de marktwerking onnodig belemmeren, omdat het directe doel slechts het reguleren van vraag en aanbod van bouwgrondstoffen kan zijn. Het betreft bepalingen dat de grondstoffen uitsluitend in een bepaalde regio afgezet mogen worden en bepalingen die zien op het wintempo. Wintempobepalingen zijn voorschriften die de productie- of afvoersnelheid van de grondstoffen aan een maximum binden. Genoemde twee typen voorschriften met als enig doel om vraag en aanbod te reguleren zijn niet meer mogelijk nadat voorliggende wijziging van de Ontgrondingenwet is doorgevoerd. Wel blijven voorschriften mogelijk die langs indirecte weg invloed hebben op het wintempo, zoals voorschriften die betrekking hebben op het beperken van bijvoorbeeld overlast of voorschriften omtrent de geldigheidsduur van de vergunning.

Onderdeel III van deze nota van wijziging betreft een technische wijziging van artikel 10 van de Ontgrondingenwet in verband met bovengenoemde wijziging van artikel 3, tweede lid.

Aangezien voorliggende derde nota van wijziging tegemoet komt aan de doelstelling van het eerder genoemde amendement van de leden Koopmans en Lenards en op draagvlak kan rekenen bij vertegenwoordigers van de FODI en het IPO ga ik er vanuit dat genoemd amendement kan worden ingetrokken.

Overigens is tijdens de voorbereiding van de wijziging van het Rijksreglement ontgrondingen gebleken dat de wettelijke grondslag voor het aanwijzen van categorieën ontgrondingen die kunnen worden vrijgesteld van de vergunningplicht, maar waarvoor wel regels kunnen gelden, te beperkt is. Onderdeel II van deze nota van wijziging maakt het mogelijk de aanwijzing van dergelijke categorieën ontgrondingen bij ministeriële regeling nader uit te werken. Hier kan behoefte aan bestaan, omdat de exacte afbakening van de categorie vrij technisch van aard is kan zijn.

De Staatssecretaris van Verkeer en Waterstaat,

M. H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

Naar boven