nr. 9
AMENDEMENT VAN HET LID KALSBEEK
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
I
Na artikel IIa wordt een artikel ingevoegd, dat luidt:
ARTIKEL IIb
1. Degene die tussen 1 januari 2005 en de datum van inwerkingtreding
van deze wet aan het Rijk een bijdrage heeft betaald in de kosten van verblijf
in een justitiële jeugdinrichting van een jeugdige die met toepassing
van artikel 261, vijfde lid, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek aldaar
is geplaatst, kan die bijdrage niet wegens onverschuldigde betaling terugvorderen.
2. Bij ministeriële regeling kunnen regels worden gesteld over
verrekening van de bijdrage die betaald is in de in het eerste lid genoemde
periode met de na de inwerkingtreding van deze wet op grond van artikel 69,
eerste lid, van de Wet op de jeugdzorg verschuldigde bijdrage.
II
In artikel III wordt «onderdelen A, C,» vervangen door: onderdelen
A,.
Toelichting
Het vaststellen van belastende regels met terugwerkende kracht wordt als
ongewenst beschouwd; slechts in uitzonderlijke gevallen is dit toelaatbaar.
Of er sprake is van een uitzonderlijk geval indien abusievelijk pas ruim een
jaar na inwerkingtreding van de Wet op de jeugdzorg wordt voorzien in de wettelijke
grondslag van een bepaalde ouderbijdrage, is twijfelachtig. Voor de betrokkenen
werd de omissie pas met de indiening van dit wetsvoorstel kenbaar.
Dit amendement laat de terugwerkende kracht tot en met 1 januari
2005 vervallen voor de bepaling die de ouderbijdrage verplicht stelt bij minderjarigen
die met een machtiging uithuisplaatsing in een justitiële jeugdinrichting
zijn geplaatst. Om onzekerheid over de juridische geldigheid van reeds betaalde
bijdragen te voorkomen, is tevens bepaald dat de vanaf de inwerkingtreding
van de Wet op de jeugdzorg betaalde bijdragen niet beschouwd worden als onverschuldigde
betaling.
Het amendement bevat ook de mogelijkheid dat bij ministeriële regeling
wordt voorzien in verrekening. Dit zou b.v. kunnen in de vorm van een verminderde
bijdrage gedurende een bepaalde tijd.
Kalsbeek