30 339
Implementatie van het kaderbesluit nr. 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PbEU L 335)

nr. 5
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 23 september 2005 en het nader rapport d.d. 25 oktober 2005, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Justitie. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 22 juli 2005, no. 05.002746, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de Minister van Justitie, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende implementatie van het kaderbesluit nr. 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PbEU L 335), met memorie van toelichting.

Het wetsvoorstel strekt tot implementatie van kaderbesluit nr. 2004/757/JBZ van de Raad van de Europese Unie van 25 oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot straffen op het gebied van de illegale drugshandel (PbEU L 335) (hierna: kaderbesluit).

De Raad onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een tweetal opmerkingen dat aanvulling van de toelichting wenselijk maakt.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 22 juli 2005, no. 05.002746, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 23 september 2005, nr. W13.o50.362/III, bied ik U hierbij aan.

1. De Raad constateert dat in de toelichting geen informatie wordt gegeven over de implementatie van het kaderbesluit in de andere lidstaten van de Europese Unie. De Raad verzoekt dit alsnog te doen met name met betrekking tot de keuze van de maximumstraffen in die lidstaten.

1. Implementatie door andere lidstaten

Naar aanleiding van de suggestie van de Raad om in de memorie van toelichting informatie te verstrekken over de implementatie door andere lidstaten wordt opgemerkt dat zodanige gegevens niet zonder meer beschikbaar zijn. De regering zal zich daarvoor zelf tot de lidstaten moeten wenden met een expliciete vraag terzake. Zij zal zich inspannen om bedoelde informatie te vergaren, opdat deze tijdens de verdere behandeling van het wetsvoorstel beschikbaar komt. Nu kan in meer algemene zin worden aangegeven dat het bekend is dat in veel lidstaten de bestaande wetgeving voorziet in de vereiste strafbaarstellingen.

2. De gedraging uit artikel 2, eerste lid, onderdeel d) van het kaderbesluit, namelijk het vervaardigen, vervoeren of distribueren van precursoren in de wetenschap dat ze zullen worden gebruikt voor het illegaal produceren of vervaardigen van drugs, wordt geïmplementeerd in artikel 10a, eerste lid, onder 3, van de Opiumwet. In laatstgenoemd artikel gaat het over het voorhanden hebben van onder andere voorwerpen, vervoermiddelen en stoffen, waarvan diegene weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van het feit genoemd onder artikel 10, derde of vierde lid van de Opiumwet.

Volgens de Raad spreekt het niet voor zich dat onder de term «voorhanden hebben» in genoemd artikel van de Opiumwet ook de handeling van het vervaardigen, zoals bedoeld in genoemd artikel van het kaderbesluit, kan worden begrepen.

De Raad adviseert dit punt toe te lichten.

2. Precursoren

De opmerkingen van de Raad van State met betrekking tot de wijze van implementatie van artikel 2, eerste lid, onderdeel d, van het kaderbesluit drugshandel heeft aanleiding gegeven de implementatie van de kaderbesluitbepalingen met betrekking tot precursoren nog eens te bezien. Besloten is ook de strafbaarstellingen, voortvloeiend uit de Wet voorkoming misbruik chemicaliën, in de transponeringstabel op te nemen, waardoor alle in het kaderbesluit bedoelde handelingen met precursoren worden ondervangen.

3. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij het advies behorende bijlage.

3. Redactioneel

Ten slotte wordt opgemerkt dat de technische opmerking heeft geleid tot aanvulling van het wetsvoorstel met hetgeen in onderdeel C is opgenomen.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens mijn ambtgenoot van Justitie, verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

J. F. Hoogervorst

Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W13.05.0362/III met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.

– In de aanhef van artikel 10a van de Opiumwet de verwijzing naar artikel 10, derde en vierde lid, aanpassen aan het gewijzigde artikel 10.

Naar boven