nr. 47
VERSLAG OVER HET BURGERINITIATIEF VAN CLEAN AIR NEDERLAND BETREFFENDE
EEN ROOKVRIJE HORECA
De commissie1,
overwegende,
dat Clean Air Nederland bij brief van 19 mei 2006 een burgerinitiatief
heeft ingediend, houdende het voorstel om ook voor werknemers in de horeca
het recht op een rookvrije werkplek wettelijk vast te leggen,
dat het burgerinitiatief voldoet aan de voorwaarden genoemd in artikel
9a van het reglement van de commissie, waaronder de voorwaarde dat ten minste
40 000 personen van hun steun aan dit burgerinitiatief hebben laten blijken
door overlegging van een handtekening en persoonsgegevens, daar de brief is
vergezeld van 62 679 handtekeningen met de vereiste persoonsgegevens,
dat door dit aantal steunbetuigingen zonder nader onderzoek kan worden
aangenomen dat ten minste 40 000 van de ondertekenaars gerechtigd zijn
deel te nemen aan de verkiezing van de leden van de Kamer, zodat is voldaan
aan de voorwaarde genoemd in artikel 10 van het reglement van de commissie,
dat geen van de bezwaren, genoemd in artikel 132a, tweede lid, van het
Reglement van Orde van de Kamer tegen het in behandeling nemen van dit burgerinitiatief
kan worden aangevoerd, met uitzondering van het bezwaar genoemd onder c, houdende
de bepaling dat het burgerinitiatief geen onderwerp kan betreffen waarover
de Kamer korter dan twee jaar voor de indiening van het burgerinitiatief een
besluit heeft genomen,
dat in de Tabakswet, zoals die thans luidt, de mogelijkheid is opgenomen
om bij Algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te maken op het in deze
wet neergelegde recht op een rookvrije werkplek, welke uitzonderingsmogelijkheid
overigens bij amendement tot stand is gekomen,
dat het voorontwerp van een amvb, waarin voor de horecasector een uitzondering
gemaakt wordt, op 18 juni 2003 onderwerp is geweest van een algemeen
overleg van de vaste commissie voor Volksgezondheid, Welzijn en Sport met
de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tijdens welk overleg ook
aan de orde zijn geweest de afspraken van de minister met de werkgeversorganisatie
Koninklijke Horeca Nederland inzake een zogenoemd stappenplan op weg naar
een rookvrije horeca,
dat het ontwerp van bedoelde amvb vervolgens op 19 november 2003
onderwerp is geweest van een algemeen overleg, gevolgd door een plenaire behandeling
van het verslag van dit algemeen overleg op 25 november 2003, tijdens
welke beraadslagingen een motie is ingediend (Kamerstuk 29 200 XVI nr.
57) die op 2 december 2003 is aanvaard, houdende het verzoek aan de regering
om pas na de evaluatie van het stappenplan te besluiten of en wanneer aan
de uitzonderingspositie van de horeca een einde komt,
dat het Besluit uitzonderingen rookvrije werkplek overigens op 1 januari
2004 in werking is getreden,
dat het genoemde stappenplan, dat de jaren 2005 tot en met 2008 beslaat,
in een algemeen overleg op 14 september 2004 is behandeld, tijdens welk
overleg de minister onder andere heeft medegedeeld dat hij de genoemde werkgeversorganisatie
te kennen had gegeven lopende het stappenplan niet over te zullen gaan tot
een algeheel rookverbod, een toezegging die de minister overigens kón
doen omdat de intrekking of wijziging van een amvb een bevoegdheid van de
regering is,
dat het stappenplan wederom onderwerp van een algemeen overleg is geweest
op 25 januari en 22 juni 2005,
dat de eerste evaluatie van het stappenplan overigens op korte termijn
bij de Kamer zal worden ingediend,
dat de Kamer geen gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid om na één
van de bovengenoemde algemeen overleggen een uitspraak te doen houdende afkeuring
van de uitzonderingspositie van de horeca en/of afkeuring of wijziging van
het stappenplan,
dat dit geheel van handelingen, daar de Kamer geen moties van instemming
pleegt te behandelen, moet worden beschouwd als instemming met de uitzonderingspositie
en het stappenplan, laatstelijk bevestigd in juni 2005, hetgeen kan worden
gelijkgesteld aan een besluit van de Kamer zoals bedoeld in artikel 132a,
tweede lid, onder c van het Reglement van Orde,
dat een andere conclusie immers zou betekenen dat de uitkomsten van commissie-overleggen
nimmer positief, dat wil zeggen als instemmingsbesluiten, kunnen worden beschouwd;
dat de regeling van het burgerinitiatief, blijkens de ontstaansgeschiedenis,
uitdrukkelijk niet is bedoeld om de Kamer te doen heroverwegen wat zij korter
dan twee jaar geleden heeft overwogen;
van oordeel,
a. dat het onderhavige burgerinitiatief niet voldoet aan alle door
de Kamer gestelde voorwaarden;
b. dat op de Kamer derhalve niet de plicht rust, zoals in de regeling
omtrent het burgerinitiatief in het vooruitzicht gesteld, om het voorstel van Clean Air Nederland te agenderen en daarover een standpunt in te
nemen;
c. dat het onderhavige burgerinitiatief desalniettemin de wens van
velen, te weten een rookvrije horeca, tot uiting brengt,
stelt de Kamer voor:
a. het onderhavige burgerinitiatief te behandelen als een brief,
en deze in handen te stellen van de vaste commissie voor Volksgezondheid,
Welzijn en Sport;
b. de commissie te verzoeken deze brief te betrekken bij de behandeling
van de op korte termijn door de Kamer te ontvangen evaluatie van het stappenplan;
c. de commissie in overweging te geven Clean Air Nederland te horen
vóórdat zij deze evaluatie met de minister bespreekt;
d. voor het overige over te gaan tot de orde van de dag.
De voorzitter van de commissie,
Mosterd
De griffier van de commissie,
Van Dijk